.
Boeken ESB
93Jaargang 99 (4678) 7 februari 2014
Z
elfbesturende auto’s, 3D-
printers, diagnosticerende
com puters, quizkampioenen
en industriële robots: het zijn maar
voorbeelden uit een lange reeks van
innovaties uit the second machine age
– het tijdperk van radicale technische
vernieuwing waarin we leven en te –
vens de titel van een nieuw boek waar –
naar velen lang hebben uitgekeken.
Een eigentijds gevoel voor dramatiek
kun je Erik Brynjolfsson en Andrew
McAfee, twee gelouterde MIT-we –
tenschappers, niet ontzeggen. Gevoel
voor grote vraagstukken evenmin:
welke vooruitgang gaat ICT ons nog
brengen, wat zijn de economische ge –
volgen hiervan en wat staat burgers en
beleidsmakers te doen?
Het zijn deze drie vragen waarlangs
het boek zich uitspant. Het eerste
deel beschrijft de aard en kracht van
technologische vooruitgang die ICT teweegbrengt. De reken –
kracht van computers neemt exponentieel toe. Tot voor kort
meenden experts dat auto’s zichzelf nooit zouden kunnen be –
sturen door hun gebrek aan vermogen om de omgeving goed
in kaart te brengen, maar “science fiction keeps becoming reality”.
Ook zelf rijden is makkelijker nu we overal toegang hebben tot
lokale GPS-informatie (routebeschrijving ) en sociale gebrui-
kersinformatie (goedkoop tanken, omleidingen, snelheidscon –
trole). Binnen open communities en clouds ten slotte komt de
denkkracht van computers en mensen effectief samen in het
combineren van bestaande ideeën tot nieuwe, waardoor in –
novatie eindeloos door kan gaan. De vooruitgang zal ook veel
groter zijn dan tijdens de first machine age: “Unlike the steam
engine or electricity, second machine age technologies continue
to improve at a remarkably rapid exponential pace, replicating
their power with digital perfection and creating even more op-
portunities for combinatorial innovation.”
Het tweede deel beschrijft de economische consequenties van
de technische vooruitgang en bevat de kern van het boek: de
krachten die ICT losmaakt leiden tot ongekende bounty, maar
ook tot spread – welvaart én ongelijkheid. Zo delen we jaar –
lijks gratis miljarden foto’s via Facebook, dat aan zo’n 5000
mensen werk verschaft en de eigenaren in korte tijd tot mul –
timiljardairs heeft gemaakt. Maar intussen is Kodak failliet
en staan 150.000 mensen op straat. De bounty is evident, de
spreiding is die van arbeid en inkomen. Het leeuwendeel van
de inkomsten van Facebook gaan naar enkele ondernemende
supersterren. De vraag is of de ontslagen werknemers van Ko –
dak ooit weer ergens terechtkunnen.
Een achterliggende vraag is of technologische werkloosheid
een blijvend verschijnsel is. Gangbare theorie en gegevens
over tweehonderd jaar economische ontwikkeling doen ver -moeden van niet: vaardigheden en
organisaties pasten zich tot op heden
altijd aan technische verandering aan,
waardoor mensen nieuwe banen kun
–
nen innemen die complementair zijn
aan de nieuwe technieken. Tot eind
twintigste eeuw bewoog werkgele –
genheid (in de VS) steeds mee met
productiviteitsgroei. De auteurs vre –
zen dat technologische werkloosheid
ditmaal wel blijvend van aard is: het
aantal taken dat techniek overneemt
zou sneller groeien dan vaardigheden
en lonen zich kunnen aanpassen. Ze
zien zich gesteund door het feit dat
banengroei al vijftien jaar achterblijft
op productiviteitsgroei. Hier spreekt
het onbegrensde vertrouwen van de
auteurs in de kracht en snelheid van
technische vooruitgang , alsmede
angst dat machines menselijke ar –
beid overbodig maken. Hoe die zich
doorzet en met welke invloed – dat is nog afwachten, maar
een gewaarschuwd lezer telt voor twee en gaat gauw door naar
de beleidsaanbevelingen in het derde deel. De voorstellen rich –
ten zich op welvaartswinst waarin iedereen kan delen. Dit deel
is niet het meest lezenswaardige van het boek. De aanbevelin –
gen liggen nogal voor de hand maar zijn ook zonder robots die
ons werk afpakken zinvol: betere salariëring van leraren, stimu –
leren van (beginnend) ondernemerschap, kennisimmigratie,
verstandig belasten van inelastisch aanbod van bijvoorbeeld
topinkomens, enzovoort. Specifieker zijn de voorgestelde in –
novatiecompetities waarbij ieder die het wil kans maakt op een
prijs voor de beste oplossing van een (technisch) probleem, en
skills databases die gevraagde vaardigheden koppelen aan op –
leidingen en trainingen die deze bieden. Ludiek zijn wildere
ideeën zoals de ‘made by humans’ labeling movement, analoog
aan de huidige praktijk om biologische of fairtrade-producten
als zodanig van een keurmerk te voorzien.
Aan kenners van de economie van technologische ontwikke –
ling zal het boek weinig originele inzichten bieden. De nuch –
tere lezer kan zich af vragen of de auteurs niet te hard van stapel
lopen: zal het echt zo’n vaart lopen met de productiviteit? Is
er wel vraag naar al die denkbare nieuwe producten en dien –
sten? Liep werkgelegenheidsontwikkeling niet altijd een tijdje
achter op die van technologie? Niettemin is het boek een aan –
rader, deels juist omdat het deze vragen open gooit. Daarnaast
leest het boek als een groot avontuur in een digitale wereld
van onbegrensde technische en economische mogelijkheden,
die wij economen nog niet goed op het netvlies hebben. De
auteurs zijn daarbij ervaren, creatieve gidsen. Dat er meer be –
leidsaandacht moet zijn voor de gevolgen van ICT op werk –
gelegenheid en ongelijkheid kan bovendien niet sterk genoeg
worden benadrukt.
Boeken
Auteur Erik Brynjolfsson en Andrew McAfee
Titel The second machine age. Work, progress,
and prosperity in a time of brilliant technologies Uitgever W.W. Norton
GElijN WErNEr
Eindredacteur ESB