Ga direct naar de content

Eindtoets en IQ geen goed ijkpunt voor niveau leerlingen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 26 2016

Enkele weken geleden bracht de onderwijsinspectie het onderwijsverslag uit met daarin het nieuws dat de sociale ongelijkheid in het onderwijs de afgelopen jaren is gestegen. Figuur 1 is een belangrijke illustratie van deze trend. De figuur laat zien hoe het advies dat leerlingen in het basisonderwijs krijgen en hun feitelijke vervolgopleiding, afwijkt van wat men op basis van de eindtoets basisonderwijs zou verwachten. De zwarte lijn laat de ontwikkelingen tussen 2009-2014 zien voor kinderen met hoogopgeleide ouders. De witte lijn toont de ontwikkelingen voor kinderen van laagopgeleide ouders. Bij kinderen van laagopgeleide ouders daalt het advies en de plaatsing ten opzichte van de eindtoets. Deze daling vindt vooral plaats in het laatste jaar. Bij kinderen van hoogopgeleide ouders is het advies vrij constant en stijgt de plaatsing in vergelijking met de eindtoets. De daling van het schooladvies van kinderen van laagopgeleide ouders is zo’n 10%, wat betekent dat 10% van de leerlingen één niveau lager wordt geadviseerd of geplaatst (bijvoorbeeld havo in plaats van vwo, of vmbo kader in plaats van vmbo tl). 

Figuur 1

De inspectie gebruikt de uitslag van de eindtoets basisonderwijs als een ijkpunt om leerlingen met hoog- of laagopgeleide ouders te vergelijken. In andere analyses gebruiken ze ook een IQ-test als vergelijkingsmaatstaf. Impliciete veronderstelling is dat de toets de beste reflectie is van de capaciteiten van de leerlingen en dat adviezen van de leerlingen en de plaatsingsbeslissingen van vo-scholen die hiervan afwijken niet juist zijn. Toetsen zijn echter een minder goed ijkpunt dan impliciet wordt verondersteld.

Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de verandering in de eindtoets basisonderwijs in het afgelopen jaar. Tot aan het schooljaar 2013-2014 werd de eindtoets afgenomen in februari en was het een belangrijke input bij het vaststellen van het advies van de basisschool. Sinds schooljaar 2014-2015 krijgt iedere leerling in groep 8 een advies van de basisschool in maart en wordt de toets pas in april afgenomen. Als de toets hoger uitvalt dan het aanvankelijke advies kan dit advies worden bijgesteld. Verlagen van het advies kan niet. De consequentie hiervan is dat voor de leerlingen die tevreden zijn over het advies, de eindtoets aanzienlijk in belang heeft afgenomen. Voor leerlingen die ontevreden zijn over het advies is de eindtoets juist een laatste redmiddel geworden om de school alsnog van hun capaciteiten te overtuigen. 

Het is ons niet duidelijk hoe de eindtoets van 2014/15 vergelijkbaar is gemaakt met de eindtoets van eerdere jaren, maar waarschijnlijk zijn de scores, door het verminderde belang van de toets, gedaald en hebben de Commissie van Toetsen en Examens en cito de score opgehoogd om de cijfers weer vergelijkbaar met het niveau van eerdere jaren te maken. Een artikel van Borghans en Prevoo laat zien dat deze verandering heeft geleidt tot een toename van de score van meisjes en een afname van de scores van jongens. De voor-de-hand-liggende reden hiervoor is dat jongens sterker dan meisjes zijn beïnvloed door de verandering in het belang van de toets.

Met de verschillen tussen kinderen van hoog- en laagopgeleide ouders lijkt iets vergelijkbaars aan de hand te zijn. In de achtergronddocumentatie laat de inspectie ook de ontwikkeling van de adviezen zien zonder daarbij voor de toetsscore te controleren. Deze lijnen zijn veel vlakker. De schommelingen in bovenstaande grafiek zeggen dus weinig over veranderingen in de adviezen maar worden veroorzaakt door toevallige verschillen in hoe de eindtoets uitpakt voor de verschillende groepen. Op basis van data over de toetsscores in Zuid-Limburg blijkt dit inderdaad te kloppen. Kinderen van laagopgeleide ouders zijn het beter gaan doen, terwijl de kinderen van hoogopgeleide ouders juist een score op de eindtoets hebben die lager is dan vorig jaar. In eerdere toetsen die deze leerlingen op de basisschool hebben gemaakt zijn deze verschuivingen niet terug te vinden.

De reden voor dit verschil zou kunnen zijn dat kinderen van hoogopgeleide ouders vaker al een advies hebben waar ze tevreden over zijn. Ze hebben dus minder reden om nog te pieken bij de eindtoets. Ook in de eerdere jaren blijkt de eindtoets meer te varieren tussen de sociaal-economsche groeps dan het advies. De resultaten van de inspectie wijzen er dus op dat de toets geen goed ijkpunt is en dat ze het afgelopen jaar, door veranderingen in de eindtoets, juist beter en niet slechter zijn gaan scoren.

Ook IQ als maat vormt geen goed ijkpunt om kinderen van laag- en hoogopgeleide ouders te vergelijken. Elke IQ-toets kent aanzienlijke toevalligheden in de scores die kinderen halen. Figuur 2 laat de verdeling van het IQ zien van kinderen met ouders met HBO- of WO-opleiding en kinderen met ouders die beide geen MBO hebben gehaald. Gemiddeld genomen is het IQ van de kinderen van lager opgeleide ouders lager. De consequentie hiervan is dat als leerlingen met een gelijk IQ, bijvoorbeeld rond de waarde 0, worden vergeleken, de kinderen van laagopgeleide ouders vaker een toevallige hoge score hadden terwijl de kinderen van hoger opgeleide ouders juist vaker een negatieve uitbijter zijn. Als na enkele weken nogmaals een IQ-test zou worden afgenomen, zou je zien dat beide groepen die op grond van de eerste toets vergelijkbaar IQ lijken te hebben bij de tweede toets toch anders scoren.

Figuur 2

Er zullen ook werkelijke verschillen zijn tussen leerlingen met eenzelfde gemeten IQ maar een andere ouderlijk milieu, maar deels zijn deze verschillen dus ook het gevolg van de meetfout. Een interessante implicatie hiervan is dat als je kinderen met eenzelfde IQ vergelijkt, de kinderen met hoger opgeleide ouders een hoger advies zullen krijgen, maar omgekeerd kan ook gelden dat bij eenzelfde advies de kinderen van de hoger opgeleide ouders een hoger IQ hebben. Dit blijkt het geval te zijn. Tabel 1 laat twee regressies zien. Kinderen van hoogopgeleide ouders krijgen een hoger advies dan kinderen van laagopgeleide ouders, als in de regressie wordt gecontroleerd voor IQ, maar zij hebben ook een hoger IQ als gecontroleerd wordt voor advies. 

Regressie van advies en IQ op SES met controle voor respectievelijk IQ en advies

  Advies IQ
Hoge SES 0,74 (0,02) 0,05 (0,02)
IQ 0,46 (0,01)  
Advies   0,36 (0,01)

Auteur

Categorieën