Belgie-Holland
In de jaren vijftig woonde ik in Antwerpen in de
buurt van ‘De Bosuil’, beter bekend als de ‘Hel van
Deurne”, een voetbalstadion waar in die jaren op zondagmiddag de nationale belangen over het veld rolden. Ik was toen niet in voetbal gei’nteresseerd, wel,
sinds ik Sneeuwwitje had gezien, in film. Ik ging op
zondagmiddag naar de bioscoop. Dat deden de Hollandse voetbalsupporters na de wedstrijd ook.
Onder invloed van het wufte Frankrijk had Antwerpen in de jaren vijftig een bioscoop, verboden voor
jongentjes onder de achttien en gespecialiseerd in
tuinfilms van nudistenverenigingen, waarin, afgaande op de foto’s, veel werd gevolleybald in hoog
struikgewas. Nederland heeft nooit een Franse slag
gehad en verder ontbrak het in die jaren aan andere
essentiele voorzieningen want op die voetbalzondagen stonden lange rijen Hollanders voor de kassa
van ‘Cinema Royale’. Dat is nadien totaal anders geworden. De bioscoopnamen in Antwerpen zijn nu
allemaal vernederlandst.
Wedstrijden tussen Nederland en Belgie gaan nooit
ongemerkt voorbij. Het buurland is de maatstaf voor
de eigen prestaties en voetbalscores en de hoogte
van het struikgewas in sexfilms zijn slechts voorbeelden van een eindeloos uit te breiden reeks bilaterale vergelijkingen.
Een aantal weken geleden berichtte NRC Handelsblad dat het IMF kritiek had op het niet te stelpen
loonmatigingsbeleid. Nederland zou daardoor afglijden naar een lage-lonenland, maar dan zonder
palmbomen ter compensatie van de ingezakte welvaart. In een aansluitend redactioneel stelde de NRC
dat uit publikaties van het SCP was gebleken dat Nederland qua inkomen per hoofd achterbleef op de
buurlanden. Dus ook ten opzichte van Belgie?
De vraag waar het om gaat is: wie is beter af, de Belg
of de Nederlander? Een antwoord hierop is misschien
bij benadering te geven met behulp van ruwe maatstaven als produkt of inkomen per hoofd. Met veel goede wil kan men die zien als de hoeveelheid middelen
waarover elke inwoner gemiddeld beschikt om zichzelf gelukkig te maken en als de burger van meer middelen niet gelukkiger wordt, heeft hij pech gehad.
In het Sociaal en Cultured Rapport 1990 publiceert
het SCP op basis van OESO-cijfers een tabel (op biz.
408) waarin het bruto binnenlands produkt per
hoofd van de bevolking in 1987 voor vijftien industrielanden vergeleken wordt. Daaruit blijkt dat Belgie en Nederland even hoog scoren (0-0). Ze zijn beter dan Spanje en Portugal en slechter dan Duitsland
en Zweden. Dit is allemaal erg statisch, we moeten
dieper spelen, het verleden in.
In het Memorandum kwartaire sector 1983-1993 van
het SCP staat een tabel met de gemiddelde jaarlijkse
groeipercentages over de periode 1970-1987 van het
bbp per capita voor een aantal landen. Belgie zit internationaal vrij hoog met 2% per jaar en overtreft Nederland met zijn magere 1,4%. De stand Belgie-Holland
wordt daarmee 1-0. Indien we echter op basis van de
OESO Historical statistics dezelfde maatstaf over een
langere periode bekijken, met de gouden jaren zestig
erbij, dan gaat Nederland Belgie voorbij: 3,5% versus
3,0% en brengt daarmee de stand weer gelijk (1-1).
Het zal duidelijk zijn dat ook de jaren vijftig erbij moeten. Dat was niet zo gauw in de officiele (OESO) sta-
ESB 8-5-1991
tistieken te vinden. Het werd dus behelpen en wel als volgt. Ik begon
met tijdreeksen van het nationaal inkomen per hoofd, zo ver mogelijk terug. In Belgie kan dat slechts tot
1953. Dat werd het beginpunt. Het
eindpunt houd ik op 1987. Deze
reeksen zijn in lopende prijzen en in
lokale guldens en franken. Wat ik
echter wil vergelijken is koopkracht
tussen buren over de jaren heen.
Een poos geleden bedacht The Economist de hamburgerindex om de
koopkrachtpariteit tussen verschillende landen vast te stellen. Echter,
hamburger is een epidemic die in
de jaren vijftig nog niet buiten Amerika woekerde. Wat wel ver genoeg
terug gaat en over de jaren heen
vergelijkbaar blijft, is een kwaliteitskrant.
JJM. Tbeeuwes
De Volkskrantbi] voorbeeld kostte 13 cent in 1953
en dezelfde krant was precies een gulden in 1987.
Een vergelijkbare kwaliteitskrant in Belgie is de
Standaard. Die ging van 1,75 Bfr in 1953 tot 20 Bfr
in 1987. Door de nationale inkomenscijfers te delen
door de losse verkoopprijs van deze kranten kon ik
over de jaren heen de koopkracht van de gemiddelde Belg en Nederlander meten in vergelijkbare aantallen kwaliteitskranten.
Volgens deze maatstaf begon de Nederlander met
een achterstand in 1953- Hij kon ‘slechts’ 16 duizend
kranten kopen en de Belg wel 22 duizend. Rond
I960 kwamen ze gelijk en nadien begon de Nederlander voor te lopen. Beiden piekten in 1973 vlak
voor de oliecrisis. De Nederlander stond toen op 33
duizend Volkskranten en de Belg op 30 duizend
Standaarden. Door de oliecrisis kunnen beide volkeren steeds minder kranten kopen maar eind jaren zeventig komen ze uit het dal. Nederland iets beter
dan Belgie (32 duizend versus 25 duizend in 1978).
Dan slaat de tweede oliecrisis toe en in de naweeen
ervan verliezen beide landen weer terrein. Op de
hier getrokken eindstreep in 1987 staat Nederland
op 26 duizend en Belgie op 22 duizend. Ten opzichte van 1953 is Nederland fors gestegen en Belgie
merkwaardigerwijze precies gelijk gebleven. Nederland krijgt een puntje erbij en de stand is 1-2. De
scheids kijkt op zijn klok. We zitten in blessuretijd.
Echte neo-klassieke economen vinden deze welvaartsbenaderingen maar niets. Welvaart is niet direct
te meten, ook niet bij benadering. Wel valt iets af te
leiden over de relatieve welvaart door te kijken naar
het gedrag van de burgers. Door Voting with their
feet’ onthullen burgers hun kennelijke voorkeur tussen beide landen. Uit voorlopige cijfers voor 1990 van
het CBS blijkt dat er krap 800 Belgen in Nederland
netto bijkwamen. Wat in het niets verzinkt vergeleken
met de ruim 2700 extra Nederlanders die per saldo
Belgie verkozen. Mooi in de kruising: 2-2.
Het ziet er naar uit dat deze wedstrijd met penalty’s
beslist moet worden.
Met dank aan Floor van Herwaarden voor de SCP-cijfers en
aan Michael Berkenbosch voor het opduiken van de krantenprijzen.