Faculteiten economie en bedrijfskunde willen maatschappelijk meer betekenen. Maar hoe dan? Dat was de inzet van een boeiend ‘Impact Forum’ in Circl op de Zuidas op 26 oktober.
Hoe confronterend de maatschappelijke bemoeienis van de economische wetenschap kan zijn, bleek tijdens een onverwachte discussie die zich ontspon in de parallelsessie over de zorg. In deze sector is het belang van de economische wetenschap evident, gezien de oplopende kosten van vergrijzing en dreigende onbetaalbaarheid van de alsmaar uitdijende zorgvraag.
Hans van Kippersluis, gezondheidseconoom van de Erasmus School of Economics, hield een onderbouwd pleidooi voor het belang van toepassing van economische principes in de hele zorgketen. Hij deed dat samen met Arthur Hayen, wetenschapscoördinator van verzekeraar Menzis en gepromoveerd op zorgkostendekking.
In het kort
Dit verslag is mogelijk gemaakt door financiële steun van het Disciplineoverleg Economie en Bedrijfskunde. Eerste foto door Wilfred Mijnhardt, tweede, derde en vierde door Frank Zwetsloot.
Hayen kreeg kritiek van Huib Cense, chirurg en ook hoogleraar Health System Innovation aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de RUG: “Je hebt me op het hart getrapt met deze uiting van enorm wantrouwen richting zorgprofessionals. De nadruk op volume als dominante perverse prikkel geeft een verkeerd beeld van de intrinsieke motivatie van dokters. We werken als medisch specialisten al vele jaren massaal aan de juiste zorg op de juiste plek, verstandige keuzes en doelmatigheid.”
Cense is het eens met de noodzaak van een economische en bedrijfskundige onderzoeksagenda voor de uitvoering van de zorg. “Maar niet met bevooroordeelde beelden die bezijden de waarheid zijn. Er is vooral met lokale onderhandelingen weinig of geen interesse in kwaliteit bij de verzekeraars, die dan enkel keihard onderhandelen op kosten. We moeten juist samenwerken met dokters om de zorg voor patiënten te optimaliseren.”
Zulke harde kritiek, bevestigde Hayen na afloop van de sessie, had hij als wetenschapper nog nimmer voor de kiezen gehad. De mannen legden het onderling bij, en kwamen tot de slotsom dat ze elkaars werk zouden blijven volgen en dat het niet zo puur negatief is. Cense: “Landelijk tonen verzekeraars wel oprechte interesse in kwaliteit door bijvoorbeeld kwaliteitsregistraties te financieren.”
Hayen en Kippersluis lieten juist zien dat hun onderzoek naar de zorgeconomie ook gangbare economische opvattingen tart. Zo uitten ze twijfel aan de zinnigheid van het eigen risico bij zorgverzekeringen. Die leidt ook tot suboptimale keuzes door een onjuiste vermijding van zorg die later veel geld kost voor herstel.
Harde economie versus zachte politiek
De praktijk van multidisciplinair onderzoeken vanuit economie/bedrijfskunde bracht Peter van der Voort over het voetlicht. Hij combineert de functie van arts (intensivist UMC Groningen) met die van hoogleraar gezondheidszorg aan TIAS en de Rijksuniversiteit Groningen, en is lid van de Eerste Kamer voor D66 en deelnemer aan praatprogramma’s op televisie over bijvoorbeeld corona.
Vanuit zijn economische benadering grossiert Van der Voort in ongemakkelijke boodschappen voor de zorg, zoals de onhaalbaarheid van het creëren van overcapaciteit voor eventuele toekomstige covid-zorg: “Een brandweerfunctie die meestentijds verspilling betekent.”
Maar Van der Voort weet vanuit de politieke praktijk tegelijkertijd hoe moeilijk die boodschap te verkopen is aan beleidsmakers, van wie het volk verwacht “dat voor gezondheid alles kan, alles beschikbaar moet zijn en ook alles gebeurt. Voor welke andere sector is dat eigenlijk gewoon?”
Juist de economische wetenschap moet volgens Van der Voort nauw samenwerken met de zorg om te voorkomen dat de vergrijzing onbetaalbaar wordt. Het volk moet leren beseffen dat keuzes onontkoombaar zijn: “Hoe geven we vorm aan deze keuzes, en hoe gaan we om met publieke verontwaardiging als de keuze een gezicht krijgt in de vorm van een patiënt die niet geholpen gaat worden? Dat kan alleen als schaarste geaccepteerd is (…).”
Met andere woorden: niet enkel de harde wetten van economische exercities gelden hier, maar ook het maken van beleid en reële ‘voorspiegelingen’ door politici. Vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines moeten ze methoden en houdingen krijgen aangereikt om nieuwe doelen en methoden acceptabel te maken voor hun veeleisende kiezers.
De tijd is er nog niet naar, zei Van der Voort na afloop, dat dit soort opvattingen in verkiezingsprogramma’s van D66 of andere partijen komen, laat staan in een regeerakkoord. Wel kan hij zich vinden in het recente zorgakkoord, waarin minister Ernst Kuipers de beperking van groei van medisch personeel heeft voorzien.
Van der Voort somde een reeks uitdagingen op voor economen in de zorg: “Waar ligt in de zorg de balans tussen overheid, markt en individu? De drie zorgmarkten zijn niet vrij, maar gereguleerd om ongelijkheid in toegang tot zorg te voorkomen. Hoever moet de overheidsregulering gaan? Welke onderdelen zouden zich richting een publiek stelsel moeten bewegen, en welke meer in de richting van een vrije markt? Dat zijn niet alleen politieke keuzes, maar ook economische.”
Uit de ivoren toren komen
De veertien faculteiten willen samen, naast het traditionele maximaliseren van bedrijfswinsten en het optimaliseren van nationale welvaart, veel zwaarder inzetten op maatschappelijke uitdagingen. Het decanenberaad formuleert vijf terreinen om ‘narratieven’ voor zo’n toekomst te ontwikkelen: behalve welzijn en gezondheidszorg, ook toekomstige markten en instituten, gelijkheid en welvaart, leiderschap in duurzaamheid, en uiteraard digitale transformatie.
‘Impact Forum’ heette hun bijeenkomst op 26 oktober 2022, georganiseerd door ScienceWorks, intermediair tussen samenleving en wetenschap. Die ochtend stelden de decanen Janneke Plantenga van de Universiteit van Utrecht (UU) en Peter Verhoef van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG), nu voorzitter van het decanenberaad economie en bedrijfskunde (DEB), de kaders in een vraaggesprek in het FD. Hun veertien faculteiten moeten “op de snijtafel (…) uit de ivoren toren (…) verbinding maken met maatschappelijke uitdagingen als duurzaamheid, ongelijkheid, technologie.”
Het Forum draagt bij aan een op te stellen Impactagenda en Sectorplan, ook gericht op het innen van een deel van 70 miljoen euro voor Sectorplannen. Economie/bedrijfskunde valt binnen Social Sciences and Humanities (SSH), dat al vanaf 2019 in de weer is met een breder Sectorplan voor de alfa- en gammawetenschappen. Maar economie/bedrijfskunde blijft achter.
Dus woog het oordeel van Bas van Bavel, voorzitter van de SSH-raad en economisch historicus, zwaar tijdens dit forum. Van Bavel: “Ik ben enorm positief over wat er vandaag is ingezet. Ga hier dus mee door, laat het indalen op de werkvloer en neem bestuurlijke verantwoordelijkheid voor dit proces. Ik heb daarin een groot vertrouwen.”
En Van Bavel voegt er een advies aan toe voor als de gezamenlijke faculteiten maatschappelijke opgaven als uitgangspunt nemen: “Vanaf het begin moet de vraag luiden: hoe verhoud je je tot andere disciplines? Want het behelst enorme vraagstukken die geen enkele discipline op zichzelf kan beantwoorden. Economen moeten hun veld openstellen voor andere disciplines, en daarmee samen hun Impactagenda vormgeven. Dat is een hele belangrijke sleutel om te komen tot impact.”
Vanuit de zaal beaamde een bestuurder van een energiebedrijf de noodzaak om buiten het eigen terrein te exploreren: “Economen moeten vaardigheden ontwikkelen. Opleidingen zijn gericht op zo snel mogelijk zo veel mogelijk kennis vergaren, maar er is behoefte aan competenties; vooral interdisciplinair, want jonge economen missen ook de vaardigheden om verbindingen tussen disciplines te leggen.”
Mariëlle Heijltjes, decaan van de School of Business and Economics van de Universiteit Maastricht, beaamde volmondig een zekere ‘wereldvreemdheid’ onder opgeleide economen: “Gedurende onze cyclus leiderschapsontwikkeling bleek hoe moeilijk studenten een open mind ontwikkelen, luisteren zonder oordeel. Ze worden zich moeilijk bewust van eigen aannames en de noodzaak van meer perspectieven. We moeten dit ook zelf als wetenschappers veel sterker ontwikkelen zodat we in staat zijn om deze houding en vaardigheden aan te bieden.”
Ondernemen op de campus
Het decanenberaad kan als adviezen meenemen om meer interdisciplinair te werken en meer vaardigheden te ontwikkelen. En een derde, hiermee samenhangend punt: probeer de kloof te dichten tussen theorie en praktijk: studenten zijn te eenzijdig theoretisch in de weer, en moeten meer de praktijk krijgen aangereikt in hun studie.
CBS-econoom Peter Hein van Mulligen: “Verliezen we ons niet te veel in modelletjes? Vaak hoef je enkel het trucje te kennen: A erin en B eruit, zonder dat er zicht is op de realiteit. Dat is misschien het probleem met economische opleidingen, te veel doorgeschoten naar theorievorming in plaats van op grond van dataverzameling de realiteit te analyseren en met voorstellen te komen. Dus wat meer Piketty en wat minder Hayek.”
Henk de Jong, als CEO van Philips Domestic Applicances de belangrijkste stem uit het bedrijfsleven deze middag, sloot daarop aan met het voorstel om juist studenten vroeger klaar te stomen voor hun werkzame leven, omdat de overstap naar het bedrijfsleven te groot is. Zo kunnen faculteiten op hun campus studenten bedrijfjes laten opzetten teneinde ondernemerschap in praktijk te brengen. Zijn Philips-vestiging in Drachten en de Rijksuniversiteit Groningen spreken daarover.
“Ik begon in 1983 bij Philips, met als hoogtepunt dat ik na drie maanden een faxbericht mocht versturen. Nu ben ik CEO. Als ik in m’n loopbaan niet voortdurend leer, raak ik achter. We hebben in huis studenten nodig om fris te blijven, om ons uit te dagen.”
Concreet noemde De Jong het toepassen van Lean Sigma, data-analyse en duurzaamheid als vereisten. Dat laatste graag op mondiaal niveau. “Duurzaamheid, dat speelt overal op een andere manier. Bijvoorbeeld in India is de gemiddelde levensduur van een blender 22 jaar. Wij repareren nog producten van twintig jaar oud. Dat dwingt tot nadenken.”
Het geldt overigens ook andersom. Economen die twintig jaar of meer in het bedrijfsleven werken, ontberen nieuwe inzichten, bijvoorbeeld over duurzaamheid en digitale innovatie. Om digitaal bij te blijven is facilitering van levenslang leren, dus bijscholen, volgens Alexandra Jankovich hard nodig. Met haar adviesbedrijf SparkOptimus stuit ze bij ondernemingen voortdurend op kennisgebrek in de hogere geledingen.
Marcel Timmer, hoogleraar in Groningen en directielid bij het Centraal Planbureau, sloot er later bij aan met: “Fris blijven is heel belangrijk, maar nieuwe inzichten zijn vaak niet geland bij leiders in het bedrijfsleven van veertig, vijftig en zestig jaar oud. We kampen dan met, volgens Keynes, defunct economists. Je kunt denken aan het inrichten van opleidingen om periodiek bij te scholen.”
Dichter op het beleid
Na meer interdisciplinair werken, meer vaardigheden oefenen, meer praktijk voor studenten en onderzoekers, en levenslang leren voor economen, distilleren we als vijfde punt van deze middag, ook ermee samenhangend: de kloof tussen wetenschap en beleid dichten.
Want de kloof tussen enerzijds de theorie van de economische wetenschap en anderzijds de praktijk van Haags beleid maken is te groot, zo ervaart ook Suzanne Kok, hoofdeconoom bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat: “Recent nodigden we aio’s uit – ze hadden geen idee wat we deden op het ministerie. Dus dat was vruchtbaar, maar ook bedroevend dat ze voor de eerste keer een departement van binnen zagen. Als faculteiten verbinding zoeken, moeten ze openstaan voor onze werkwijzen. Hoe kunnen wetenschappers hun kennis toepassen en waarde toevoegen? Ga niet op de stoel zitten van de beleidsmakers, maar zoek naar een plek voor toevoegde waarde door zaadjes te planten voor nieuwe ideeën.”
Kok sloot daarmee in het panel aan op de hartenkreten tijdens de eerder sprekende Laura van Geest, directeur van de AFM. Ze vindt dat economen moeten onderzoeken hoe een beleidsmaker een programma ontwikkelt dat draagvlak krijgt in de samenleving: “Hoe krijgen ze mensen over de streep voor langetermijndoelen? We zijn allemaal dol op het verzinnen van de perfecte oplossingen, maar uitvoeringsorganisaties struikelen vervolgens over opstapelende problemen. Menig briljant idee sneuvelt daardoor.”
Zo gaan economen volgens Van Geest vaak voetstoots uit van de burger als ‘homo economicus’, die echter in de praktijk de minderheid vormt: “Zoek beleidsmakers op om te leren waarop ze stuiten in de praktijk. Doe ook aan uitwisseling van kennis en stap eens over. In Amerika werkten wetenschappers soms een tijdje voor bijvoorbeeld de ‘Obama-administration’. Dat zien we in Nederland nauwelijks. ”
Timmer heeft daartoe een heel concreet voorstel om met de Nederlandse instellingen als De Nederlandsche Bank, AFM, ACM en het Centraal Planbureau een gezamenlijk promovendi-netwerk op te richten: “Dat mensen niet enkel promoveren aan de universiteit, maar gedeeltelijk meelopen in een instelling. Misschien moeten daarvoor wat regels worden aangepast, maar dit model functioneert ook in andere landen – zoals Engeland – met veel succes.”
Witte mannen en gelijkhebbers
Een zesde ‘take-away’ van deze middag is: economen moeten hun houding aanpassen. Ze zijn niet zelden zelfgenoegzaam in de weer om op hun eigen vierkante meter uitentreuren hun stokpaardjes te berijden, gespitst als ze zijn op publicaties in tijdschriften van naam. Er is te veel vrijblijvend debat tussen economen onderling, die er te weinig van uitgaan dat de ander het bij het rechte eind heeft. Ook deze middag in het Circl-gebouw aan de Amsterdamse Zuidas, kende behalve concrete, nuttige ideeën ook de nodige vrijblijvende adviezen en stokpaardjes, losjes gebaseerd op boeken die in de afgelopen vakantie waren gelezen.
Laura van Geest was op dit punt een harde heelmeester: “Hoe krijg je impact? Economen moeten leren dat ‘gelijk hebben’ van een andere orde is dan ‘gelijk krijgen’. Oefen je dus een beetje in mildheid en bescheidenheid. De gemiddelde econoom blinkt daar niet in uit. Dat maakt de boodschap voor de ontvanger vaak niet makkelijker te accepteren.”
Kortom, blijf zo scherp in de analyse, maar wordt eens mild en minder beslist in de toonzetting. Verandering van opstelling en toon zijn nodig om beleid te beïnvloeden, vindt Van Geest. Ze kreeg steun van Arjen van Witteloostuijn, die met zijn werk voor het mkb, Ondernemingsraden en politieke partijen zelf dicht bij de praktijk staat: “We moeten er morgen mee gaan beginnen.”
Echter, Erwin Bulte, decaan van Wageningen, kwam uit de sessie over ‘gelijkheid en welvaart’ met de meest gedurfde, vergaande conclusie na een debat over diversiteit: “Zijn wij, traditioneel ingestelde blanke mannen, wel de mensen om die verandering te bewerkstellingen?”
Immers, de faculteiten staan behalve voor een inhoudelijke en maatschappelijke heroriëntatie ook voor een cultuuromslag richting diversiteit, met de noodzaak tot behoud van de opgebouwde kennis en bewezen methoden. Bulte benadrukte hoe fundamenteel die verandering zou kunnen uitpakken voor economie/bedrijfskunde, dus niet enkel wat de poppetjes en hun geslacht en leeftijd betreft.
Echter, idem dito voor een doorslaggevend facet als taal: multidisciplinair werken vereist het leren omgaan met andere begrippenkaders, terwijl economen en vooral bedrijfskundigen zich vaak op de wetten en maatstaven van hun metier baseren.
Ester-Mirjam Sent ervaart al jaren in haar werk als econoom dat er een samenhang is tussen genoemde aspecten als gebrek aan diversiteit, hechten aan eigen gelijk en het negeren van de grote maatschappelijke vraagstukken: “We etaleren een houding van: ‘Kijk ons eens met de prachtige inzichten, wat jammer dat er weinig mee wordt gedaan en niet naar ons wordt geluisterd.’ Ik wil de oproep doen om vraag-gestuurd te denken. Bij wie moet je zijn op welk moment? Zoek het juiste gehoor terwijl je weet wat er speelt, om ook echt verschil te kunnen maken.”
Blijf wel meten
Echter, economen en bedrijfskundigen hoeven niet compleet van hun geloof te vallen, zo blijkt uit distillatie van een zevende categorie van adviezen gedurende dit Impact Forum. Onderzoekers bepleitten de noodzaak van het stellen en onderbouwen van meetbare beleidsdoelen, juist waar het gaat om maatschappelijke invloed. Economen kunnen als geen ander de vaak wat vage nieuwe doelen concretiseren.
Volgens Jan-Peter Balkenende – nog zo herkenbaar aan zijn ‘vlugspraak’ uit zijn premierstijd – moeten langetermijnindicatoren, zoals van de Sustainable Development Goals leidend worden bij het bruggen bouwen. Als voorzitter van de Dutch Sustainable Growth Coalition wil hij dat faculteiten meetinstrumenten ontwikkelen om de voortgang te bewaken. Zo komen de nieuwe doelstellingen en traditionele kracht van de economische wetenschappen bijeen.
Hij zag immers als commissaris bij ING dat banken hun zakelijke cliënten pogen te bewegen om in lijn met de klimaatafspraken van Parijs te acteren, en bij hypotheken voor consumenten de duurzaamheid van woningen beoordelen. “Maar per kwartaal wordt de bank louter afgerekend op omzet, kostenbesparing en winst – dus financiële variabelen. Er bestaat een ‘mismatch’ tussen maatschappelijke oriëntatie en afrekening op kwartaalcijfers.”
Lange weg te gaan
Als we afgaan op deze middag staan de faculteiten voor een enorme opgave. Al is het maar om hun intern zo gerichte onderscheid tussen economie en bedrijfskunde te laten varen in de contacten met de buitenwereld. Zoals Arnoud Boot opmerkt: “We zijn allemaal economen, het onderscheid is maar lastig.”
Soms lijken alle heilige huisjes ineens omver te moeten: de doelstellingen van onderzoek en onderwijs, verhouding intern en extern, tegenover andere disciplines, de samenstelling van de leiding van faculteiten, de eigen houding en het taalgebruik.
Er is, zo beaamde Peter Verhoef in zijn conclusie, een lange, intensieve weg te gaan voor de veertien decanen en hun faculteiten. Hiervoor zijn leiderschap, durf en samenwerking noodzakelijk.
Auteur
Categorieën