Bedrijfsmigratie in de regio Amsterdam
Aute ur(s ):
Bruijn, P.J.M., de (auteur)
De auteur is als stagiair werkzaam geweest bij de Stichting voor Economisch Onderzoek in Amsterdam. Met dank aan Chris van der Vegt, Walter
Manshanden en Jos Muskens.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4268, pagina 663, 1 september 2000 (datum)
Rubrie k :
Tre fw oord(e n):
bedrijfsvestiging
In het algemeen kent de stedelijke omgeving een hogere economische groei dan de stad zelf. In de regio Amsterdam is dat verschil
vooral toe te schrijven aan bedrijfsverplaatsingen.
Sinds regio’s in beleidskringen geacht worden het op eigen kracht af te kunnen 1, groeit de behoefte aan een dieper inzicht in de
regionaal-economische dynamiek. Zo ook in de regio Amsterdam, waar de gemiddelde economische groei van de stedelijke omgeving
sinds de jaren zeventig hoger is dan in Amsterdam zelf 2. Een interessante vraag is of er verband bestaat tussen bedrijfsverplaatsingen
en de regionaal-economische groei. In dit artikel wordt met name ingegaan op de invloed van bedrijfsverplaatsingen op het verschil in
werkgelegenheidsgroei tussen de gemeente Amsterdam en haar omgeving.
Relatief veel verhuizingen
In de regio Amsterdam wordt relatief veel verhuisd 3. Begin jaren negentig was jaarlijks zo’n vijf procent van de werkgelegenheid
betrokken bij een bedrijfsverplaatsing. Het overgrote deel betreft interne migratie, ofwel bedrijfsverplaatsingen binnen de gemeente
Amsterdam en binnen de omgeving van Amsterdam. Deze interne migratie vertoont een positieve samenhang met conjuncturele
ontwikkelingen: bij een hoge economische groei is er in het bedrijfsleven sprake van een grote verplaatsingsactiviteit. De externe
migratie, verplaatsingen vanuit en naar de twee afzonderlijke gebieden, vertoont daarentegen geen samenhang met de conjunctuur.
Kemper en Pellenbarg geven hiervoor als verklaring dat het prominente verhuismotief bij interne verplaatsingen vooral ruimtetekort is
(dat oploopt bij een hoge economische groei) terwijl bij externe migratie meer strategische lange-termijn- overwegingen een rol spelen 4.
Omdat in dit artikel de invloed van bedrijfsverplaatsingen op de regionaal-economische dynamiek centraal staat, zijn we met name
geïnteresseerd in externe migratie. Deze is grensoverschrijdend en heeft daardoor direct effect op de regionale werkgelegenheid. De
totale werkgelegenheidsgroei in een regio is immers een optelsom van werkgelegenheidsgroei als gevolg van oprichting, opheffing en
migratie van bedrijvigheid, plus de werkgelegenheidsgroei in bestaande vestigingen.
Anders dan in de meeste economisch-demografische studies, waarin de bedrijfsvestiging als eenheid van analyse geldt, wordt hier
uitgegaan van de werkgelegenheid. Deze benadering sluit beter aan op regionaal-economische beleidsdoelstellingen. Bijkomend
voordeel is dat een meer gedetailleerde uitsplitsing van economische dynamiek mogelijk is, omdat groei en krimp van werkgelegenheid in
de bestaande vestigingen in de analyse meegenomen kunnen worden.
Economische demografie
De werkgelegenheidsgroei in de periode 1990 tot en met 1997 bedroeg in de gemeente Amsterdam gemiddeld 1,8 procent, tegenover 2,3
procent in de omgeving van Amsterdam. Het verschil blijkt niet te worden veroorzaakt door verschillen in oprichting en opheffing. De
hiermee gepaard gaande werkgelegenheidsmutaties zijn voor de gemeente Amsterdam nagenoeg gelijk aan die van de omgeving. In
beide gebieden is de netto werkgelegenheidsgroei als gevolg van oprichting en opheffing vrijwel nihil. Ook de netto groei van
werkgelegenheid in de reeds bestaande vestigingen biedt geen verklaring voor het verschil. Deze groeicijfers liggen in de betreffende
periode in Amsterdam gemiddeld zelfs hoger dan in de omgeving (2,4 tegenover 1,9 procent).
De relatief lage economische groei in Amsterdam moet dus worden verklaard uit bedrijfsverplaatsingen. Amsterdam kent een iets sterkere
emigratie dan de omgeving van de stad, maar met name het verschil in werkgelegenheidsgroei als gevolg van Ãmmigratie blijkt groot: 0,3
procent in Amsterdam tegenover 1,1 procent in de omgeving. Met andere woorden: de belangrijkste oorzaak van de lagere economische
groei in de stad Amsterdam ten opzichte van haar omgeving is gelegen in het feit dat de stad relatief minder verplaatsende
werkgelegenheid aantrekt dan de omgeving (zie ook figuur 1).
Figuur 1. Gemiddelde jaarlijkse werkgelegenheidsgroei naar economisch-demografische component in Amsterdam en omgeving, 1990 1997
Werkgelegenheidsdaling door bedrijfsmigratie
De gemeente Amsterdam ziet per saldo werkgelegenheid verdwijnen als gevolg van bedrijfsmigratie terwijl de omgeving een netto
positief migratiesaldo kent. De gegevens lijken te duiden op een stroom verhuizende bedrijven van de stad naar haar omgeving, zodat er
wellicht sprake is van zogenaamde ‘urban overspill’, waarmee wordt gedoeld op een stroom van bedrijven die vanwege negatieve
agglomeratie-effecten de stad zelf verlaten, maar vanwege gebondenheid aan het stedelijke productiemilieu, niet de grootstedelijke regio
5.
Externe migratie
Het verschil in de netto werkgelegenheidsgroei als gevolg van bedrijfsverplaatsingen is echter maar voor een beperkt deel het gevolg
van bedrijfsverhuizingen bÃnnen de regio Amsterdam, zo blijkt uit nader onderzoek. Van de totale werkgelegenheidsmutaties als gevolg
van bedrijfsverplaatsingen beslaat het deel dat verbonden is met verplaatsingen binnen de regio, nooit meer dan vijftig procent. Bezien
we bijvoorbeeld de emigratie vanuit de stad Amsterdam, dan blijkt dat meer dan zestig procent van de vertrekkende werkgelegenheid een
bestemming buiten de regio vindt.
Het beeld per sector
Omdat het beeld dat tot nu toe geschetst is niet voor de hele regionale economie hetzelfde zal zijn, is het zinvol onderscheid te maken
naar bedrijfstakken. tabel 1 bevat voor zowel stad als omgeving de werkgelegenheidsgroei per bedrijfstak naar economischdemografische component.
Tabel 1. Gemiddelde jaarlijkse werkgelegenheidsgroei in Amsterdam en omgeving naar bedrijfstak en economischdemografische component, periode 1990-1997
industrie
groothandel
financiële en
commerciële diensten
en bouwnijverheid en transport zakelijke diensten aan consumenten
stad omgeving stad omgeving stad omgeving
stad omgeving
%
oprichting
opheffing
natuurlijke aanwas
immigratie
emigratie
migratiesaldo
nettogroei
bestaande
vestigingen
totale mutatie
1,5
-1,8
-0,3
0,3
-1,1
-0,8
1,1
-1,4
-0,3
1,2
-0,4
0,8
2,1
-2,5
-0,4
0,5
-1,3
-0,8
1,2
-1,4
-0,2
1,0
-0,9
0,2
1,7
-1,4
0,3
0,7
-2,2
-1,5
2,1
-1,8
0,3
2,8
-1,7
1,0
2,4
-2,6
-0,2
0,3
-0,5
-0,3
2,1
-1,9
0,2
0,5
-0,4
0,1
0,0
-2,1
2,2
2,4
5,3
5,7
2,3
3,1
-1,1
-1,6
1,0
2,4
4,1
7,0
1,8
3,4
Bron: Kamer van Koophandel Amsterdam, Bedrijvendynamiek 1995-1997, Amsterdam, 1999; Vereniging van Kamers van
Koophandel, Mutatiebalansen (selecties voor O+S, het Amsterdamse Bureau voor Onderzoek en Statistiek, 1996 en 1999 en
Regiobase, 1999; SEO, Databank AEV, 1999.
Anders dan in de overige sectoren ontwikkelde de werkgelegenheid zich in de sector industrie en bouwnijverheid gunstiger in
Amsterdam dan in de omgeving in de jaren 1990-1997. De oorzaak is gelegen in de netto werkgelegenheidsgroei binnen de bestaande
vestigingen. Deze cijfers vormen echter voor een groot deel de weerslag van de neergang van een groot industrieel bedrijvencomplex in
de regio, namelijk de vliegtuigindustrie. Laten we dit min of meer incidentele effect buiten beschouwing door de sector industrie en bouw
niet in de analyses op te nemen, dan blijkt de gemiddelde werkgelegenheidsgroei in de reeds aanwezige vestigingen in de stad ongeveer
even groot als in de omgeving (2,8 tegenover 2,9 procent).
In iedere sector verliest de stad per saldo werkgelegenheid als gevolg van bedrijfsmigratie en blijkt de omgeving een netto-ontvanger
van zich verplaatsende werkgelegenheid. De omvang van de invloed die bedrijfsmigratie voor de economische dynamiek heeft verschilt
echter per sector. Voor de commerciële dienstverlening aan consumenten is de invloed van bedrijfsverplaatsingen op de totale
werkgelegenheidsgroei geringer dan voor de overige sectoren. In deze sector wordt de economische dynamiek namelijk voor een groot
deel bepaald door de netto werkgelegenheidsgroei in bestaande vestigingen.
Zakelijke dienstverlening trekt de regio in
Met uitzondering van de financiële en zakelijke dienstverlening is de gemiddelde werkgelegenheidsgroei als gevolg van oprichtingen
hoger in Amsterdam dan in de omgeving. Deze groei gaat in alle sectoren echter samen met een vergelijkbaar verlies aan
werkgelegenheid als gevolg van opheffingen, zowel in Amsterdam als daarbuiten. Zodoende draagt in geen van de onderscheiden
sectoren de natuurlijke aanwas in sterke mate bij aan de totale werkgelegenheidsgroei, noch in Amsterdam, noch in de omgeving.
De grootste kloof in werkgelegenheidsgroei tussen de stad en omgeving deed zich in de periode 1990-1997 voor in de financiële en
zakelijke dienstverlening. Dit heeft waarschijnlijk te maken met een proces van economische herstructurering tussen stad en ommeland.
In de jaren vijftig en zestig vond met name in de industrie een verschuiving plaats van economische activiteiten van stad naar omgeving,
in de jaren zestig en zeventig voornamelijk in de groothandel, en in de jaren tachtig en negentig was de zakelijke dienstverlening in dit
opzicht dominant.
Bestemming buiten de regio
We hebben reeds geconstateerd dat meer dan zestig procent van de werkgelegenheid die Amsterdam verlaat een bestemming buiten de
regio vindt. Ook deze percentages verschillen per sector. Voor zowel industrie en bouwnijverheid als groothandel en transport vormt de
omgeving van Amsterdam blijkbaar een relatief weinig aantrekkelijk vestigingsmilieu: 70 Ã 75 procent van de vertrekkende
werkgelegenheid uit Amsterdam komt buiten de regio terecht. Voor de financiële en zakelijke dienstverlening en de commerciële
dienstverlening aan consumenten zijn deze percentages 55 Ã 60 procent.
Stedelijk verval?
Mensen met een wat pessimistische kijk op de stedelijke economie zien de lagere economische groei in de steden ten opzichte van hun
omgeving als indicator van stedelijk verval. Niet alleen groeit de stedelijke economie minder hard dan de economie in de omgeving, ook
het negatieve migratiesaldo kan een indicatie zijn van een minder rooskleurig economisch toekomstperspectief. Bedrijfsemigratie kan
namelijk worden opgevat als een signaal van lage economische groei in de toekomst omdat zij de vestigingsvoorkeuren van bedrijven
aangeeft. Voorkeuren die misschien door meer bedrijven verwezenlijkt zouden worden als zij niet door vroegere investeringen waren
gebonden aan hun oude vestigingslocatie 6.
Toch dient deze notie van stedelijk verval enigszins te worden gerelativeerd. We hebben immers gezien dat de gemiddelde
werkgelegenheidsgroei van de in de stad achterblijvende bedrijvigheid vrijwel even groot is als de groei van de werkgelegenheid in de
bestaande vestigingen in de rest van het stadsgewest. Deze werkgelegenheidsgroei in vestigingen die niet zijn opgericht, opgeheven of
verhuisd blijkt een zeer belangrijke component binnen de totale regionaal-economische dynamiek. Schommelingen in de totale
werkgelegenheidsgroei in de regio Amsterdam zijn namelijk voor een groot deel toe te wijzen aan schommelingen in de netto
werkgelegenheidsgroei in bestaande vestigingen. Verrassend is dat niet. Ondernemers zullen zich in eerste instantie aan de steeds
veranderende bedrijfsomgeving trachten aan te passen door middel van wijzigingen in het personeelsbestand binnen de bestaande
productie-organisatie. Slechts wanneer dit niet mogelijk blijkt zal men ingrijpender maatregelen als een verplaatsing of opheffing
overwegen. Een negatief bedrijfsmigratiesaldo hoeft dus helemaal niet te wijzen op een ongunstig vestigingsklimaat. Het kan ook een
uiting zijn van hoge werkgelegenheidsgroei van succesvolle bedrijven die in de relatief ‘volle’ stad hun expansie niet kwijt kunnen en
zodoende genoodzaakt zijn uit te wijken naar meer ‘lege’ gebieden.
Rusk heeft in dit verband gepleit om het voor ‘volle’ steden makkelijker te maken hun ‘lege’ ommeland te annexeren 7. Alhoewel de auteur
zijn analyses baseert op bevolkingsaantallen, kan een zelfde redenering worden toegepast op economisch-demografische eenheden als
aantallen banen. Annexatie van het stedelijk ommeland staat dan gelijk aan annexatie van economische groei, waardoor het verschil in
economische groei tussen stad en ommeland gelijk wordt getrokken. Hoe ogenschijnlijk simpel deze oplossing ook klinkt, in Nederland is
de politieke haalbaarheid van dergelijke oplossingen zeer gering, getuige de ervaringen met het instellen van stadsprovincies
1 Ministerie van Economische Zaken, Ruimte voor regio’s, het ruimtelijk economisch beleid tot 2000, TK 1994/1995 24060 nr. 1.
2 C. van der Vegt, W. Manshanden en J. Muskens, Amsterdamse Economische Verkenningen, de lange termijn 1970 – 2020:
Ontwikkelingen in de regio Amsterdam, Stichting voor Economisch Onderzoek, Amsterdam, 1998.
3 P.H. Pellenbarg, De actuele structuur en ontwikkeling van bedrijfsmigratieprocessen in Nederland, Faculteit Ruimtelijke
Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen, Groningen, 1994.
4 J. Kemper en P.H. Pellenbarg, De Randstad een hogedrukpan, ESB, 25 juni 1997, blz. 508-512.
5 P.H. Pellenbarg, Bedrijfsverhuizingen als teken van dynamiek in het bedrijfsleven, in: W. van der Velden en E. Wever (red.), Nederland
is meer dan de Randstad: De economische emancipatie van overig Nederland, Van Gorcum, Assen, 1995.
6 Pellenbarg, P.H., Bedrijfsverhuizingen als teken van ruimtelijke dynamiek in het bedrijfsleven, in: W. van der Velden en E. Wever (red.),
Nederland is meer dan de Randstad. De economische emancipatie van overig Nederland, Van Gorcum, Assen, 1995.
7 Rusk, D., Cities Without Suburbs, 2nd Edition, The Woodrow Wilson Center Press, Baltimore, 1995.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)