Geld- en kapiiaalmarki
&0
Bankieren complexer
DRS. E. G. SCHOLTEN*
Inleiding
houden, en waarom de functie van het
bankwezen ingewikkelder is geworden.
In de afgelopen dertig jaar is de
balansopbouw van het bankwezen opvallend gewijzigd. Deze wijziging, zeer
geprononceerd bij de groep algemene
banken, is een weerspiegeling van de
verbreding van de hoofdactiviteit van
het bankwezen. De hoofdactiviteit van
het bankwezen, het aantrekken van gelden en het weer uitzetten daarvan in de
vorm van kredieten, is sedert de jaren
vijftig niet alleen verbreed, maar ook
complexer geworden, met name bij de
algemene banken, een tendens, die zich
de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid zal voortzetten. In het navolgende zal, toegespitst op de algemene banken, worden nagegaan welke factoren
hierbij een rol spelen. Eerst zal echter
worden toegelicht wat de verbreding van
de hoofdactiviteit van het bankwezen
voor de algemene banken heeft inge-
Balansopbouw
Om een beeld te vormen van de veranderende balansstructuur van de algemene banken in de loop der tijd, is een
label samengesteld waarvoor gebruik gemaakt is van de balansopstellingen welke De Nederlandsche Bank over deze
groep verstrekt (zie label 1). Deze
balansopstellingen zijn ingedeeld volgens de z.g. sociaal-economische opstelling. Een vorm van rangschikking van
balansgegevens die De Nederlandsche
Bank in staal stelt om de oorzaken van
de veranderingen in de liquiditeitenmassa te analyseren.
Een belangrijk verschil met bedrijfseconomische balansopstellingen is dat
de vorderingen en verplichtingen van de
Tabel 1. Balansopbouw algemene banken (monetaire analyse) in % van het balanstotaal (per ultimo van het jaar)
1965
1970
26,23
4.22
4.21
38,56
3,67
2.8
67
4,06
33,38
5 59
1.10
6,57
1,22
1.38
1979
Activa
2,59
2.59
04
,7
1,59
22.19
100
1,95
3,00
25,41
2,37
0,77
1 44
06
.0
3,41
7.28
3 98
1 68
3,28
25,75
2.31
1.91
0,65
100
1950
I960
1965
1970
1975
12,82
3,22
48 08
10,97
2.29
32,28
26,58
21,24
2,76
2,2
56
2 82
14,59
2,47
100
5.30
15,09
2,03
1.50
1 04
1979
Passiva
2,54
13,02
0,00
00
,0
0,76
11,55
0,25
00
.0
2,24
9,57
1 54
2,69
7 44
8 94
45
,0
100
Bran: JaarvcrsUgen van DC Nederlandsche Bank NV.
ESB 7-1-1981
? 78
0 Q-i
00
.0
2,90
48 568
3,07
2,22
4,05
100
20.203
1,02
SRI
2,11
7,61
12,23
1,66
banken eerst worden onderverdeeld in
vorderingen op en verplichtingen aan
ingezetenen en niet-ingezetenen. Vervolgens worden de vorderingen op en verplichtingen aan ingezetenen sectorgewijs
gesplitst en nader verdeeld naar looptijd.
In label 1 zijn de voornaamste aclief- en
passiefposlen van de algemene banken,
uilgedrukl als percenlage van hel balanslolaal, over een aanlal jaren weergegeven.
Uil een dergelijke opstelling koml
duidelijk naar voren op welke wijze de
hoofdactiviteit van de algemene banken
zich heeft verbreed. De verbreding komt
namelijk tol uiling in de volgende
balansposten.
• De vorderingen op, en de verplichtingen aan het buitenland. Maaklen in
1950 deze posien resp. ca. 10% en ca.
13% van hel balanslotaal uit, ultimo
1979 waren deze aandelen gestegen tol
ruim 41% van hel balanstotaal. De belangrijksle oorzaak achler deze onlwikkeling is de opkomsl van de eurovalulamarkl en de deelname daaraan van de
Nederlandse algemene banken. De eurovalulamarkl zou gelypeerd kunnen worden als een internationale markt waarop
banken tegoeden, in de vorm van deposilo’s, aanlrekken en kredielen verslrekken met als kenmerk dat dil gebeurl in
andere valula’s dan de valula’s van de
landen waarin de banken zijn gevesligd.
Dal de Nederlandse algemene banken
mel aanzienlijke bedragen in deze markl
participeren wordt duidelijk, wanneer
de balanspercentages worden leruggerekend naar werkelijke bedragen.
• Onderhandse leningenaan de private sector en hypothecate leningen. In
1950 maakten deze acliefposien nog een
le verwaarlozen gedeelle van hel balanstotaal uit, in 1979 omvatlen zij ca. 20%
van hel balanstotaal. De algemene banken verleenden lol hel begin van de jaren
zeslig nauwelijks langlopende leningen
aan de privale seclor. Nadien ireedl hierin een kenlering op. Hel bankwezen gaal
(middel)lange leningen verslrekken aan
hel bedrijfsleven in de vorm van (middel)lang krediel en hypolhecaire leningen. Een onlwikkeling die in de jaren
zevenlig verslerkl wordl voortgezei. De
algemene banken gaan voor de seclor
bedrijven meer en meer fungeren als
leveranciers van kapitaalmarktmiddelen. Een funclie die in hel verleden grotendeels door de kapitaalmarkl werd
vervuld. De verslechlerende vermogensposilie van vele bedrijven maakl hel echler sleeds moeilijker om mel s-cces
kapitaalmarktmidelen op de kapiiaalmarki aan le irekken. In hel begin van
de jaren zevenlig begonnen de algemene
banken ook de hypothecair-kredielverlening aan de seclor gezinnen le onlwik-
10,90
2,78
2,97
100
1 16.472
3,53
100
237.231
*De auteur is medewerker van het Economisch Bureau van de Amro Bank te Amsterdam. Het artikel is geschreven a litre
personnel.
19
kelen. De hausse in de huizenmarkt inde
periode 1975-1978, zorgde er mede voor
dat het aandeel van de hypothecaire
lening in het balanstotaal verder steeg.
• Korte vorderingen op de private
sector. Hoewel de korte-kredietverlening
vrager op: banken, overheden, overheidsbedrijven en zeer grote particuliere
ondernemingen. Naast de normale balansbeoordeling die aan een kredietvraag van ondernemingen vooraf gaat,
aan, het buitenland gelijke — korte —
looptijden hebben. Vervolgens zijn de
gegroepeerde actiefposten verminderd
met de overeenkomstige gegroepeerde
passiefposten.
speelt de beoordeling van de krediet-
Uit label 2 blijkt dal, afgezien van de
aan de private sector als percentage van
waardigheid van het land waardepoten-
het balanstotaal eigenlijk een redelijk
stabiel beeld vertoont, treedt ook hier,
en met name in het laatste decennium
een verbreding op. De consumptief-
tie’le debiteur is gevestigd, een belangrijke rol. Het door een land bevriezen
beginjaren vijftig, tot 1979 de buitenlandse vorderingen de buitenlandse verplichtingen overtroffen. Dit z.g. netto
kredietverlening aan de sector gezinnen
wordt op grote schaal uitgebreid. De
kredietverlening aan de bedrijven blijft
echter de belangrijkste component van
de korte kredietverlening.
• Obligaties en onderhandse lenin-
van de aflossingen van haar buitenlandse
buitenlands actief is terug te voeren op
verplichtingen b.v., kan voor de buitenlandse crediteuren van dat land een niet
verwachte en daarom vaak dure looptijdverlenging van zijn vorderingen met zich
brengen. De normale balansbeoordeling
de in het verleden opgetreden betalingsbalansoverschotten. Deze zijn niet alleen
dient vaak met meer dan gebruikelijke
zorgvuldigheid te geschieden, ook al be-
gen. De algemene banken doen in toenemende mate een beroep op de kapi-
treft het hier uitsluitend de meest kredietwaardige debiteuren. Alleen al de be-
taalmarkt. Met name na 1977 wordt deze
post als onderdeel van het balanstotaal
dragen waarom het hier gaat rechtvaardigen dit.
belangrijker. De toename van de (middel)lange-kredietverlening is hier na-
Bij het verlenen van krediet aan ingezetenen,is in de loop der tijd een aantal
tuurlijk niet vreemd aan, maar ook het
gevoerde kredietrestrictiebeleid van De
Nederlandsche Bank vanaf 1977 is een
zaken gaan spelen die in de jaren vijftig
niet of nauwelijks actueel waren.
Genoemd kunnen worden: de voort-
belangrijke oorzaak van het stijgende
durend verslechterende vermogensver-
aandeel van deze post in het balanstotaal. Dit beleid staat het namelijk toe
houdingen van het bedrijfsleven in het
algemeen; het als gevolg van de zich
dat lange middelen buiten de restrictie
om kunnen worden aangewend voor de
kredietverlening.
• Eigenlijk spaargeld en spaarbewij-
wijzigende (inter)nationale economische
situatie in moeilijkheden komen van
bedrijven of soms gehele bedrijfstakken;
zen aan toonder. In de jaren vijftig is
het spaargeld voor de algemene banken
nauwelijks een financieringsbron van betekenis. In de jaren zestig begint de opkomst van het spaarbedrijf van de algemene banken en tegenwoordig is het een
niet weg te denken financieringsbron
voor de (middel)lange-kredietverlening.
Geconcludeerd mag worden dat de algemene banken hun hoofdactiviteit, het
aantrekken en uitzetten van gelden, met
betrekking tot de private sector in het
binnenland en het buitenland aanzienlijk hebben uitgebreid. Ten aanzien van
de binnenlandse overheidssector deed
zich eigenlijk een tegengestelde beweging
voor. Dit blijkt uit de ontwikkeling van
de omvang van de gevraagde kredieten.
Deze factoren vergen van de bankiers
een juist inschatten van de toekomstige
ontwikkelingen, naast de beoordeling
van de kredietwaardigheid van de kre-
dietvragers op dit moment.
Het ,,matchen ” van de balansposten
De taak van het bankwezen zou ook
kunnen worden omschreven als het
transformeren van looptijden van geld.
De banken trekken gelden van verschil-
lende looptijden aan en zetten deze weer
met diverse looptijden uit. De banken
zullen trachten actief- en passiefposten
met gelijke looptijd op elkaar af te stemmen, of wel te ,,matchen”.
Dat is een niet eenvoudige opgave
de posten vorderingen op het rijk en de
omdat
lagere overheid in de afgelopen dertig
jaar.
,,matchen”. Om een indruk te krijgen
van de problematiek die hierbij speelt
Bankieren complexer
passiefposten uit label 1 gegroepeerd
naar looptijd. Er is van uitgegaan dat de
vorderingen op, en de verplichtingen
De hierboven geschetste ontwikkelingen hebben tot gevolg dat het bankieren
complexer is geworden. Dit kan worden
toegelicht aan de hand van twee in het
oog springende activiteiten: het lenen
looptijden
zelden
zullen
zijn in label 2 de verschillende actief- en
neergeslagen in de vorm van netto buitenlands actief, maar hebben ook geleid
tot een toename van de goud-endeviezenvoorraad van De Nederlandsche Bank.
Tegenover een gedeelte van de kortlopende buitenlandse vorderingen staan
dus geen kortlopende verplichtingen.
Dit gedeelte zal derhalve op andere wijze
gefinancierd dienen te worden. De sedert
1977 optredende tekorten op de betalingsbalans doen in 1979 het netto buitenlands actief omslaan in een netto
buitenlands passief, en is er per saldo een
overschot aan buitenlandse verplichtingen.
De kortlopende binnenlandse kredieten, zoals blijkt uit label 2, hebben in
het algemeen de kort aangetrokken (binnenlandse) middelen overtroffen. Het
gevolg hiervan is dat de kort-kredietverlening gedeeltelijk met lange middelen is gefinancierd (waaronder kapitaal
en reserves). De algemene banken hebben dan ook meer (middel)lange middelen moeten aantrekken dan ze nodig
hebben voor hun (middel)lang-kredietverlening.
Uit label 2 wordt duidelijk dat een op
elkaar afstemmen van acliva en passiva
mel gelijke looplijd nooil exacl lukl.
Hoewel label 2, door haar afleiding uit
de sociaal-economische opstelling, wellichl een geslileerde indruk van de
,,malching”-problemaliek geefl — helgeen bovendien wordl verslerkl door een
vrij ruwe groepering van de verschillende
balansposlen — zal ook bij een opslelling van cijfers afgeleid uil bedrijfseconomisch opgeslelde balansen een
beeld van onvolledige ,,malching” le
voorschijn komen.
Hel ,,malching”-probleem is in de
praklijk nog ingewikkelder doordal de
renle-onlvangslen op de verschillende
acliva en de le belalen renle op de
diverse passiva len dele niet simultaan
Tabel 2. Balans algemene banken: verschil tussen gegroepeerde actief- en passiefposten in procenten (per ultimo van het jaar) a)
van krediet en het ,,matchen” van de ver-
1950
I960
1965
1970
1975
1979
schillende balansposten.
De kredietverlening
Bij de kredietverlening kan, zoals vermeld, onderscheid worden gemaakt lussen de buitenlandse en binnenlandse
kredietverlening. Bij de kredietverlening
aan niet-ingezetenen treden als krediel20
Buitenlands bedrijf
(1)-(12) …………………………..
Kort bedrijf
(2) + (3) + (4) + ( 5 ) – ( l 3 ) – ( l 4 ) – ( 1 5 ) – ( l 6 ) – ( I 7 )
Lang bedrijf
(6) + (7) + (8) + (9) + (IO)-(l8)-(l9)-(20)-(2l)
-(22) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Diversen
(111-123) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
5,31
19,68
a) De nummers in de label corresponderen met de poslen uit label I.
0,44
3,71
3.42
– 1.96
– 2.46
– 2.38
5,68
evident. Bepaalde sectoren in het bedrijfsleven vallen duidelijk terug of dreigen zelfs geheel te verdwijnen. Een gedeelte van de kredietvraag vanuit de bedrijven valt hierdoor weg. Bovendien
komt in toenemende mate een deel van
de bestaande kredietverlening in een
hogere risicoklasse. Dit laatste is mede
het gevolg van een reeds lang aanwezige,
lijker problemen wordt gesteld is een voor
de hand liggende constatering.
• Het ,,matchen”. Het op juiste wijze
op elkaar afstemmen van activa en passiva naar looptijd en rentestructuur is voor
de banken een problematiek die in de
komende jaren eerder ingewikkelder dan
eenvoudiger zal worden. Hierbij kan
alleen al worden geduid op de toe-
maar verergerende, uitholling van de
eigen-vermogenspositie van het bedrjfs-
komstige rente-ontwikkelingen waarbij
de rekening-courantkredieten direct af-
nemen; de rentelasten van de termijndeposito’s waarmee deze kredietverle-
leven. Of deze ontwikkelingen ten goede
zullen worden gekeerd hangt enerzijds
fluctueren. Zo is de rente op kortlopende
kredieten — met name de rekeningcourantkredieten — aan de private sector over het algemeen gekoppeld aan
het promessedisconto van De Nederlandsche Bank, dat zich grosso modo
analoog beweegt aan de geldmarktrente,
zeg b.v. de rente op driemaands termijndeposito’s. Wanneer deze rente b.v. omlaag gaat, zullen de rente-inkomsten van
sterke fluctuaties van de geld- en kapitaalmarktrente niet uitgesloten mogen
worden.
ning o.a. gefmancierd is, zullen daaren-
af van de Internationale economische
tegen vertraagd afnemen. Bij de (middel)lange-kredietverlening staan de renteontvangsten over het algemeen voor een
aantal jaren vast. Bij een gedeelte van
ontwikkeling alsmede van de veerkracht
van de Nederlandse economic, maar anderzijds ook vande vraag of op nationaal
niveau prioriteit wordt gegeven aan ren-
Het is al met al te verwachten dat
in de komende jaren de complexiteit van
het bedrijf van de algemene banken op
grond van de ontwikkelingen van de
de lang aangetrokken middelen staan de
dementsherstel voor het bedrijfsleven.
hierboven vermelde factoren, zal toe-
rentebetalingen eveneens vast. Rente-
Dat het bankwezen ten aanzien van de
binnenlandse kredietverlening voor moei-
nemen.
ontvangsten en -vergoedingen hebben
E. G. Scholten
bij het afsluiten van de leenovereenkomsten een niveau dat in de buurt ligt van
de dan geldende kapitaalmarktrente.
Voor een gedeelte van de lange middelen — de spaargelden — fluctueren de
vergoedingen met de kapitaalmarktrente. Ondanks dat de (middel)lang uitgezette middelen qua looptijden
,,matchen” met de lang aangetrokken
middelen, is dus een gedeelte van de
rente-ontvangsten en -vergoedingen qua
rentestructuur niet op elkaar afgestemd.
Bovendien is een stuk lange financiering
met bijbehorende rentestructuur nodig
voor een gedeelte van de kortlopende
uitzettingen die een totaal andere rentestructuur hebben.
Deze ,,matching”-problematiek is in
de beschouwde periode niet eenvoudiger
geworden’doordat het bankwezen, zoals
vermeld, verschillende kredietvprmen is
gaan aanbieden en passiva met diverse
looptijden is gaan aantrekken. Een factor die het geheel nog ingewikkelder
maakt is het verloop van de geldmarktrente en de kapitaalmarktrente. Bewoog
zich in het verleden de geldmarktrente
vrijwel altijd beneden de kapitaalmarktrente, in het laatste decennium fluctueerde de geldmarktrente heftig rond
de kapitaalmarktrente.
De komende jaren
Hoe zullen zich nu de komende jaren
deze verschillende aspecten ontwikkelen?
• De buitenlandse kredietverlening.
Het beoordelen en inschatten van de kredietwaardigheid van toekomstige debiteuren en/ of debiteurenlanden zal beslist
niet gemakkelijker worden. De verslech-
terende Internationale economische ontwikkeling, monetair tot uiting komend
in oplopende schuldenposities van een
groot aantal debiteuren en debiteurenlanden, zal van de banken veel aandacht
vragen om potentiele risico’s op hun
juiste waarde te schatten.
• De binnenlandse kredietverlening.
Dat het de laatste tijd met de Nederlandse economic bergafwaarts gaat is
ESB 7-1-1981
21