Ga direct naar de content

Als de rook is verdwenen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 19 1997

Als de rook is verdwenen
Aute ur(s ):
Linschoten, R.L.O. (auteur)
Oud-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en thans verb onden aan Interpolis.
Ve rs che ne n in:
ESB, 82e jaargang, nr. 4133, pagina 959, 17 december 1997 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
sociale, zekerheid

Halverwege de huidige zittingsperiode zou het kabinet zijn visie presenteren op het stelsel voor sociale zekerheid. Het is er niet van
gekomen. Mijn stelling is dat er ook geen heroïsch plan meer nodig is. De marktkrachten die inmiddels in het stelsel op gang zijn
gekomen doen hun werk. De politiek kan deze volstrekt nieuwe ervaring nu benutten om er van te leren.
De kern van de nieuwe ontwikkeling is dat de verantwoordelijkheden nu beter zijn verdeeld. Dat was aanvankelijk wel anders. Hoewel
Nederland van oudsher uitstekende sociale wetgeving kende, ontbrak een goed mechanisme om het beroep daarop te beheersen. De
rechten van mensen zonder werk waren goed geregeld, de verantwoordelijkheden van de betrokkenen waren echter onduidelijk. De
uitvoering van de sociale zekerheid was versnipperd en niet gericht op het beheersen van het aantal uitkeringen. Bedrijfsverenigingen
leefden in hun eigen wereld zonder veel afstemming met elkaar of met andere instanties. De sociale partners, die de bedrijfsverenigingen
bestuurden, vonden dat de overheid zich er niet mee moest bemoeien. En het introduceren van prijsprikkels, om het beroep op sociale
voorzieningen te beheersen, was taboe. Het gevolg was een onbeheersbare schadelast. De WAO-crisis van 1991 maakte duidelijk dat het
zo niet verder kon. De commissie-Buurmeijer legde de vinger op de zere plek: de verantwoordelijkheden waren niet goed geregeld en de
prikkels werkten averechts.
Het beleid is er nu op gericht om verantwoordelijkheden beter toe te delen. De werkgever draagt meer risico. Hij verkeert immers het beste
in de positie om ziekte en arbeidsongeschiktheid te voorkomen. Verzekering blijft nodig, maar kan prima op de markt worden aangeschaft.
Ook verzekeraars hebben er belang bij om werknemers actief te houden. Dat houdt de premies laag. In lijn met deze ontwikkeling is de
infrastructuur van de sociale zekerheid ingrijpend hervormd. De bedrijfsverenigingen, zoals het GAK en het Sociaal Fonds
Bouwnijverheid, zijn opgegaan in uitvoeringsinstellingen (UVI’s) die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de WAO en WW. Zij
kunnen niet langer hun gang gaan maar staan onder de regie van het Landelijk instituut voor sociale voorzieningen (Lisv, met Buurmeijer
aan het roer), die de contracten tussen bedrijven en UVI’s arrangeert. Daarnaast is er onafhankelijk toezicht van het College van Toezicht
Sociale Verzekeringen (CTSV). De sociale partners hebben zodoende een belangrijk stuk van het veld moeten ruimen.
Daarnaast is ook het taboe op het verkleinen van de schadelast via introductie van prijsprikkels doorbroken. Een voorbeeld is de
invoering van premiedifferentiatie in de arbeidsongeschiktheidsverzekering, met als doel het beroep op de WAO te beperken. Met name
deze premiedifferentiatie heeft de markt ontketend. Verzekeraars hebben allianties afgesloten met UVI’s. Zij kunnen straks elkaar
aanvullende private en publieke producten aanbieden. Privaat zijn bijvoorbeeld afspraken over ziektekostenverzekering en betere
arbeidsomstandigheden, om het beroep op ziekteverzekering en WAO te reduceren en de premie laag te houden. De WAO is een
publieke regeling waarbij de overheid de polis- en garantievoorwaarden bepaalt. Daarnaast ziet de overheid toe op de rechtmatigheid van
een beroep op een uitkering. Dat zijn publieke verantwoordelijkheden. De uitvoering van de WAO-verzekering kan echter beter aan de
markt worden overgelaten omdat dat de effectiefste weg is om de kosten laag te houden.
De publieke sector moet zich concentreren op de werkloosheid. Maar ook hier zijn meer marktelementen gewenst. In de WW is het
moeilijk om premiedifferentiatie aan te brengen. De reden is niet alleen dat premiedifferentiatie in tijden van recessie de neergang
verergert, belangrijker is dat werkgevers de uitstoot van arbeid niet altijd kunnen voorkomen. De prikkel die van premiedifferentiatie
uitgaat heeft dan geen effect. Wellicht is er wel een mogelijkheid om per sector een groter belang te creëren bijvoorbeeld via
wachtgeldfondsen op sectorniveau.
De bestuurlijke aansturing van de reïntegratie van werklozen is momenteel een van de grootste problemen in de sociale zekerheid. De
betrokken partijen – UVI’s, Arbeidsvoorziening en de Gemeenten – eisen alle de regie over een centraal loket. Mijn voorstel zou zijn om de
UVI’s de verantwoordelijkheid te geven voor de reïntegratie van degenen met een werkloosheidsuitkering. Voor degenen die een beroep
doen op de bijstand blijven de gemeenten verantwoordelijk. Deze groep wijkt door zijn aard sterk af van degenen die kortdurend
werkloos zijn. De verplichte winkelnering bij Arbeidsvoorziening moet echter worden afgeschaft. Arbeidsvoorziening moet laten zien dat
zij zich kan meten met concurrenten in de markt.
De introductie van meer marktwerking in de WAO is met veel vuurwerk gepaard gegaan. Als straks de rook is verdwenen, zal blijken dat
de doorbreking van taboes in de sociale zekerheid uiteindelijk tot een sociaal stelsel heeft geleid dat gericht is op werk in plaats van
uitkeren. De ervaringen die nu met marktwerking bij ziektewet en WAO worden opgedaan kunnen goed gebruikt worden voor
verdergaand beleid. Daarbij is de overheid allereerst weer zelf aan zet: zij moet haar eigen rol van spel-bepaler en toezichthouder opnieuw
afbakenen. Een heldere rolverdeling tussen publiek en privaat bevordert de transparantie van de markt.

Copyright © 1997 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur