Ga direct naar de content

Afrika: toenemende achterstand

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 23 1991

ECONOMIE

Afrika:
toenemende
achterstand
In de afgelopen tien jaren hebben
de ontwikkelingslanden het niet gemakkelijk gehad. Scherpe fluctuaties
van de olieprijs hadden in de voorafgaande jaren al veel schade gedaan,
zowel in import-afhankelijke als in
exporterende landen. Scherpe wisselingen van de beschikbaarheid van
internationaal kapitaal en dus van
de rente bracht een groeiend aantal
landen in problemen omdat ze niet
langer in staat waren rente en aflossingsverplichtingen ten voile te voldoen. Vooral voor landen die voor
him deviezeninkomsten afhankelijk
zijn van slechts enkele ruwe produkten hadden lage wereldmarktprijzen
en tegenvallende vraag een beduidend negatief resultaat. Hun economische groei werd geremd en veel
landen waren genoodzaakt tot bestedingsbeperking om de tering naar
de nering te zetten.
Deze problemen kunnen in bijna
alle ontwikkelingslanden worden geobserveerd, maar zeker niet overal
in dezelfde mate of dosering. Grote
landen als China en India hebben
hun groei kunnen handhaven of versnellen omdat ze grote interne markten hebben en relatief weinig afhankelijk zijn van de buitenwereld. De
meeste Oostaziatische landen die
een gevarieerd exportpakket op de
wereldmarkt aanbieden bleken zich
goed te kunnen handhaven. LatijnsAmerika gaat vooral gebukt onder
omvangrijke buitenlandse schulden
die een gezonde economische ontwikkeling blokkeren. Afrika ten zuiden van de Sahara, waar de volgende paragrafen over gaan, schijnt wel
van alle kwalen de grootste dosis te
hebben: 46 meest kleine landen die
getroffen werden door ruilvoetverliezen, zich veelal hebben opgezadeld
met grote schulden en die de zwakste economische prestaties leverden
van alle ontwikkelingslanden.
De zeer onbevredigende ontwikkeling van de afgelopen periode kan
niet uitsluitend worden toegeschreven aan invloeden van buitenaf. In-

terne problemen, zowel tussen als
een gemiddelde groei van 2,8 probinnen landen, spelen een minstens
cent per jaar. Elf van de achtenveereven grote rol. Gewelddadige contig landen hadden een groei van
flicten in Soedan, Ethiopie, Somalie,
meer dan drie procent, waarbij KeAngola, Mozambique, Liberia en Roe- nia (3,6) en Ivoorkust (4,0) de kroon
anda maken in grote delen van Afrispanden. Bij een dergelijke bevolka zelfs de gedachte aan economikingsontwikkeling mag het een wonsche ontwikkeling illusoir.
der heten dat over de gehele perioGenoemde landen vormen het grootde de voedselvoorziening vrijwel
ste deel van de bestemmingen van
stabiel is geweest. Gemeten naar cade inzameling die hier en elders
loriegemiddelde stagneerde de voorvoor hongerbestrijding in Afrika
ziening rond de 2.000 Real per perwerd gehouden.
soon per dag. Een iets gunstiger
Minder gewelddadig maar niet mingemiddelde van bijna 2.100 Kcal
der schadelijk voor de economieen
werd zelfs genoteerd in de jaren
van vele Afrikaanse landen was het
1976-1982, maar bleek niet houdgevoerde beleid in deze landen zelf.
baar. Ook wanneer afzonderlijk
Een al te grote nadruk op overheidswordt gekeken naar west, ceninvesteringen en marktinterventies,
.traal/oost of zuidelijk Afrika dan blijdirecte controles en sterke bevoordeken ongeveer dezelfde trends in elk
daarvan te gelden. De gemiddelden
ling van de urbane moderne sectoren hebben tot grote distorsies gevertellen weinig over de mate waarleid. Deze beleidsorientatie is een
in honger en ondervoeding voorkodirecte belemmering voor economimen, maar het feit dat de gemiddelsche groei, maar veel ernstiger zijn
den permanent beneden een
de lange-termijngevolgen. De econoredelijk minimum van voedselvoormische structuur die daarmee wordt
ziening lagen, duidt op ernstige tegeschapen sluit slecht aan bij de wekorten die een groot deel van de bereldmarkt, leidt tot excessieve subsivolking treffen.
dielasten voor de overheid en creDe eigen voedselproduktie van Afrieert elites die financieel belang
ka is in die zelfde periode naar schathebben bij de handhaving van allerting met 1,3 procent per jaar toegelei vergunningenstelsels, marktregunomen. Dat is weinig in vergelijking
leringen en invoerquoteringen. Ook
met de meeste andere delen van de
die karaktertrekken van de meeste
wereld, en misschien ook beneden
Afrikaanse economieen hebben grohet in Afrika haalbare. In dat laatste
telijks bijgedragen aan de zwakte
opzicht is nuancering nodig omdat
van het ontwikkelingsproces in dat
enkele landen nog zeer ruime mogedeel van de wereld. Ze laten zich
lijkheden hebben door gunstige naniet snel en eenvoudig corrigeren en
tuurlijke omstandigheden. Andere
dragen daarmee bij aan de somberdaarentegen worden geconfronteerd
heid die visies op de toekomst kenmet grenzen aan de produktiecapacimerken.
teit, leidend tot toenemende milieuAfrika is het meest zorgwekkende
schade en/of migratie van de bevolcontinent, maar het zou niet juist zijn
king.
De voedselvoorziening van Afrika is
om alle Afrikaanse landen over een
kam te scheren. In het kader van een
op peil gehouden door steeds grotekorte benadering is het evenwel niet
re invoer. Tot ongeveer 1970 hield
mogelijk om voldoende differentiatie
de eigen produktie de bevolkingsaan te brengen. Dit overzicht maakt
groei nog bij maar daarna niet meer,
gebruik van een groot aantal analyses
waardoor de invoer sneller moest
en aanbevelingen die in de afgelopen
gaan groeien.
jaren over Afrika zijn gepubliceerd,
met name door de Wereldbank, de Organisatie van Afrikaanse Staten, de
1. De voornaamste zijn: Wereldbank, SubAfrikaanse Ontwikkelingsbank en orSaharan Africa, from crisis to sustainaganen van de Verenigde Naties . Voor
ble growth, a long-term study, Washingmeer specifieke analyses van landen
ton DC, 1989; Wereldbank, World developen problemen moge daarheen worment report 1990, Washington DC, 1990;
den verwezen.
Economic Commission for Africa (EGA),
African alternative framework to structural adjustment programmes for socio-ecoVoedsel, bevolking, landbouw
nomic recovery and transformation, VerTussen 1965 en 1990, dus in 25 jaar
enigde Naties, New York, 1989; Nationale
is de bevolking van de ontwikkeAdviesraad voor Ontwikkelingssamenlingslanden in Afrika ten zuiden van
werking (NAR), Advies bestuurs- en made Sahara meer dan verdubbeld, van
nagementcapaciteit in Sub-Sahara Afri237 miljoen naar 488 miljoen. Dat is
ka, publikatie 95, Den Haag, 1989.

DEZE WEEK

Pessimisme over Afrika vindt gegron-

de argumenten bij de drie problemen die hier samenkomen: een snelle bevolkingsgroei die niet op korte
termijn kan worden afgeremd; de
enorme problemen die er zijn, fysiek
en beleidsmatig, bij het versnellen

van de groei van de landbouwproduktie en ten slotte het gat dat de invoerafhankelijkheid slaat in de

schaarse deviezenontvangsten. Daarmee is een groot deel van de langetermijnproblematiek eigenlijk in een
notedop geschetst.

Structured aanpassingsbeleid
Afrikaans ontwikkelingsbeleid heeft
de nadruk gelegd op modernisering

door de overheid. De middelen daarvoor werden in belangrijke mate verkregen door monopolisering van de

handel en de export van agrarische
produkten, lage prijzen aan boeren
en hoge tarieven op ingevoerde nietagrarische produkten. Dat leidde tot

een relatief groot (en vaak hoog betaald) overheidsapparaat, grote ver-

schillen tussen urbane en rurale inkomens, overheidinvesteringen die

voornamelijk stedelijk waren georienteerd en een grote trek van het

platteland naar de stad.
Zowel de verwaarlozing van het
platteland als de uittocht van
schaarse arbeid hebben de landbouwproduktie belemmerd, en
daarmee bijgedragen aan de stagnatie van de uitvoer en aan het te grote beroep op buitenlands kapitaal
om de invoer te financieren. Kapitaalinvoer leek bovendien het enige middel om het peil van de investeringen (toch al gering, en
stagnerend rond de 15 procent van
het bnp) te handhaven, terwijl de
overheidsbesparingen afnamen of
zelfs in ontsparingen ontaardden.
Structurele aanpassingsprogramma’s moeten de overheidsfinancien
op orde brengen, vooral door bezuinigingen. Liberalisatie en wissel-

koersaanpassingen worden doorgevoerd om de landbouw te
stimuleren en de betalingsbalans

recht te trekken.
Ook hier kan met de beste wil niet
worden verwacht dat er spectaculaire resultaten zichtbaar worden. De
maatregelen leggen de lasten vooral
op de stedelijke bevolking die politick een vuist kan maken, waaronder met name ambtenaren, militairen en politic. Ook degenen die tot
nu toe profiteerden van winsten die
gemaakt werden dank zij het verkrijgen van invoervergunningen, zullen
zich verzetten. Het leidt tot veel aar-

ESB 23-1-1991

zeling en soms tot het terugdraaien
van eerder genomen beslissingen als
die tot onrust in de steden leiden.

Institutionele zwakte
Veel gebrek aan doelmatigheid van
Afrikaans beleid en overheidsinvesteringen wordt geweten aan de zwakte in professionele zin van het overheidsapparaat. Aanvankelijk werd

dit door de Wereldbank als bijkomend argument gebruikt om liberalisatie te rechtvaardigen, naast de gebruikelijke redenen van een beter

functioneren van markten als middel
tot economisch herstel. Recent is
hierin wat nuancering gekomen: het
gaat niet om een terugtredende overheid als zodanig, maar om het beter
definieren van geeigende overheidstaken.
Onlangs is door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties

(UNDP) in samenwerking met de
Wereldbank en de Afrikaanse Ontwikkelingsbank een initiatief genomen, getiteld het African Capacity
Building Initiative (ACBD dat technische hulp op lange termijn wil verstrekken voor ppbouw en versterking van organisaties die
ontwikkelingstaken voorbereiden en
uitvoeren. Hiermee wordt de vinger
gelegd op een van ernstigste en

moeilijkst op te lossen vraagstukken.
Institutionele zwakte bij het voorbereiden van beleid en bij de uitvoering van projecten en programma’s
is niet alleen een groot probleem
maar is ook moeilijk van buitenaf op
te lossen. Het is te gemakkelijk om,

ke hervormingen, met daarnaast gro-

tere aandacht voor het investeren in
mensen en in de rurale sector.

Per hodfd van de bevolking is de
hulp aan Afrikanen nu al een veelvoud van die aan het eveneens zeer
arme Zuid-Azie. Meer is evenwel no-

dig, allereerst om de lasten die uit
het verleden worden meegedragen
in de vorm van onbetaalde schulden, te compenseren. Maar de behoefte aan geld mag niet de aandacht afleiden van de institutionele
problemen die de grootste aandacht
verdienen. Vooral de rurale ontwikkeling zal in dat opzicht hoge eisen
stellen, samen met versterking van
organisaties, in de publieke sector

en daarbuiten, die onderwijs, gezondheidszorg, drinkwatervoorziening en andere economische en so-

ciale diensten efficient bij de
bevolking kunnen brengen.

Behoeften
De problemen van Afrika vragen stabiel beleid dat op langere termijn
vruchten oplevert. Stabiliteit is niet
alleen nodig binnen de Afrikaanse

landen zelf, maar ook in het donorbeleid. Dat vereist een flinke dosis
geduld en afhoudendheid om de slogans van de dag te volgen. Daarnaast zal het telkens opnieuw nodig
blijken om op korte termijn ernstige
noden zo goed mogelijk te lenigen.
Ook daar is voorlopig hulp en vrijgevigheid voor nodig, vooral zolang

gewelddadige conflicten het continent blijven bezoeken en mensen in
nood brengen.

als prof. F. van Dam onlangs ver-

klaarde2, te stellen dat er veel capabele Afrikanen werkloos zijn die taken van buitenlandse deskundigen
kunnen overnemen. Er is juist een
groot tekort dat van buitenaf dient te
worden aangevuld, zelfs wanneer
alle professionele Afrikanen aan het
werk worden gezet. Een probleem is
financiering van stafuitbreiding. Juist
via een programma als het ACBI dat
organisaties in Afrika wil versterken
kunnen additionele financiele middelen beschikbaar komen om geschoolde Afrikanen zinvol aan het werk te
krijgen, waar nodig met steun van
buitenlandse experts.

Wouter Tims
De auteur is verbonden aan de Stichting
Onderzoek Wereldvoedselvoorziening
van de Vrije Universiteit

Buitenlandse steun
Dit leidt direct tot de vraag, welke
steun aan lange-termijnherstel en

groei in Afrika geboden is. Zoals
ook in de recente nota over het Ne-

derlandse ontwikkelingsbeleid
werd gesteld, gaat het in de eerste
plaats om interne politiek-bestuurlij-

2. F. van Dam, interview door W. Jansen
en L. Meyer, Trouiv, 11 januari 1991, biz.
15.
3. Een wereld van verschil, nieuwe kaders voor ontwikkelingssamenwerking in
dejaren negentig, Staatsdrukkerij, Den
Haag, September 1990.

111

Auteur