Ga direct naar de content

Achterstallig onderhoud

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 10 1987

Achterstallig onderhoud
V66r je het beseft is het dan zover.
Je wordt als ‘oudere’ beschouwd. In
maart jl. mocht ik mijn 55e verjaardag
beleven en tussen een paar felicitaties
door kwam daar opeens de vraag op
me af: ,,hoe lang moet jij nu nog?” Nu
had ik een dergelijke vraag al menigmaal aan anderen horen steiten en me
daarbij steeds afgevraagd wat ik zou
zeggen als het, in een heel verre toekomst, mijn beurt zou zijn. Om het vervolgens weer te vergeten omdat het
voorlopig zover nog niet was. Maar dat
zag mijn vragensteller blijkbaar anders. Een beetje overrompeld probeerde ik eerst nog op een ander onderwerp over te gaan. Het was tenslotte
mijn verjaardag en mag ik dan zelf uitmaken over wie of wat het gesprek zal
gaan? Maar nee, dat mocht niet. Anderen bemoeiden zich ermee en stelden
de vraag nog wat duidelijker: ,,wanneer stop je met werken?”. Waarop ik
een beetje nijdig reageerde met: “Ik
weet wel wanneer mijn pensioen ingaat. Waarschijnlijk stop ik dan niet
met werken maar begin ik met iets
nieuws en, nee, ik weet nog niet wat
dat dan zal zijn, maar als het zover is
laat ik het wel weten”.
Zo’n antwoord is tout, weet ik nu. Het
maakte geen einde aan het gesprek,
integendeel, nu werd het pas echt menens. Een kleine bloemlezing van de
reacties: 1. het leven bestaat loch niet
uit werken alleen? 2. is het niet beter
om te stoppen voor je versleten bent?
3. ouderen moeten jongeren niet in de
weg staan en 4. ouderen veranderen
niet zo gemakkelijk, ze staan vernieuwing in de weg.
Mijn opponenten brachten hun zienswijze beter onder woorden dan ik ze
hier samenvat. En ze aanvaardden
minzaam de subjectiviteit van mijn bijdrage aan de discussie. Maar het was
maar al te zeer duidelijk dat mij eigenlijk niets werd gevraagd. Er werd me
iets medegedeeld, nl. wat ik zou horen
te doen als lid van de teeftijdsgroep
waarbij ze me zojuist hadden ingedeeld. Het was niet interessant hoeveel stoom ik nog had, maar hoeveel
volgens hen mijn leeftijdsgroep nog
kon opbrengen. Aan deze discussie
moest ik terugdenken toen een dezer
dagen het 10-jarig bestaan werd herdacht van de VUT-regeling in de metaalindustrie. Die regeling kwam tot
stand kort nadat de havenbedrijven het
spits hadden afgebeten. Al snel daarna breidde de VUT zich uit over de hele
marktsector. Tot dan toe verliep de vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voornamelijk via de WAO en had
vooral betrekking op mensen die gedu-

PJ. Vos

rende langere tijd zware lichamelijke
arbeid hadden verricht. De totstandkoming van de VUT moet in samenhang
worden gezien met de behoefte van
vakbonden en werkgevers om in het
geval van bedrijfsreorganisatie aan
oudere werknemers een beter alternatief te bieden dan de destijds bestaande werkloosheidsregelingen. Maar in
de meeste gevallen konden de werknemers die aan de leeftijdseis voldeden individueel en zonder reorganisatie van de regeling gebruik maken. Het
deelnemingspercentage bedroeg in de
beginjaren van de VUT zo’n 60% van
de in aanmerking komende werknemers. Ook al zou de doorsnee VUT-ter
niet in aanmerking zijn gekomen voor
de WAO, hij onderscheidde zich dikwijls wel van degenen die bleven werken. Reorganisatie was voor de VUTters riskanter omdat hun opleiding en
arbeidservaring veelal niet aansloten
bij de nieuwe eisen in het eigen bedrijf
terwijl hun plaatsingsmogelijkheden
bij andere bedrijven ook minimaal
moesten worden geacht. De WAO was
er voor de gevallen van evidente slijtage, de VUT verschafte uitkomst in het
geval van relatieve veroudering. In beide gevallen mag men spreken van een
aangetast arbeidsvermogen. De laatste jaren evenwel is er iets veranderd
in de aanleiding tot vervroegde uittreding. De fraaiste manier om de verandering te karakteriseren is dat preventieve uittreding in de plaats is gekomen
van uittreding na een feitelijke aantasting van het arbeidsvermogen.
Maar duidelijker is het om te zeggen
dat uittreding hoe langer hoe meer
plaatsvindt op grond van leeftijdsdiscriminatie. Het deelnemingspercentage is inmiddels opgelopen tot 90%.

Het verband met bedrijfsreorganisatie
is uiterst zwak geworden.
,,Mensen zijn zo oud als ze zich zelf
voelen”, pleegt mijn hoogbejaarde
moeder te zeggen. Maar dat heeft ze
mis voor de vijftigers en zestigers van
deze tijd. Die moeten zich oud voelen
op gezag van een omgeving die ‘ontgrijzing’ van de beroepsbevolking
nastreeft, terwijl de samenleving als
geheel op het punt van vergrijzen
staat. De oudere werknemers hoort
men daarover doorgaans niet klagen,
want de vrijheid lonkt naar iedereen en
telt geen jaren. De wetenschap dat er
geen eisen meer aan je worden gesteld
verschaft een alibi om die vrijheid te
omarmen. Die zelfde wetenschap is
voor het arbeidsvermogen even fnuikend als fysieke slijtage of een opleidingstekort.
In het licht van de bevolkingstatistiek
lijkt het verstandig om de leeftijdsnorm
voor uittreding uit het arbeidsproces
weer terug te brengen naar 65 jaar.
Maar het is de vraag of dat nog mogelijk is. Met een systeem van flexibele
pensionering zou men in elk geval kunnen prpberen te voorkomen dat de
norm zich vastzet rondom de leeftijd
van 57 jaar. Afgezien van de vraag
waar precies die norm komt te liggen,
hangt het individuele vermogen om de
rit vol te maken af van het opleidingsniveau, het inkomen en de kwaliteit
van de arbeidsorgan’isatie. De omvang
van arbeidsongeschiktheid en vervroegde uittreding roept de vraag op of
in het verleden het machinepark niet
beter werd onderhouden dan de mensen die er werkten. Voor de grijsaards
van vandaag ligt dat arbeidsverleden
al helemaal vast, maar voor die van
morgen moet het nog worden gevormd. Fysieke en psychische slijtage
kan met de inzichten van vandaag
doeltreffender worden bestreden dan
in het verleden. De relatieve veroudering kan worden tegengegaan door
een intensivering van om-, her- en bijscholing. Voorkoming van achterstallig onderhoud aan het arbeidsvermogen en ombouw van de VUT tot een
stelsel van flexibele pensionering kunnen er vandaag voor zorgen dat de grijsaards van morgen minder zorg behoeven. De vergrijzing van morgen
een probleem? M’n laars! Het gaat om
het achterstallig onderhoud en de leeftijdsdiscriminatie van vandaag.

847

Auteur