Aanval op de werkloosheid
Is Jacques Delors de Hansje Brinker van Europa, die
met zijn Witboek de Europese werkloosheidsvloed
zal keren? Helaas, de 100 miljard ecu die Delors in de
komende vijf jaar voor extra investeringen in infrastructuur- en telecommunicatieprojecten wil uittrekken, zullen het lek niet dichten. Het wordt sappelen
en zandzakken sjouwen om de verwaarloosde Europese afweer tegen oplopende werkloosheid te herstellen. Gelukkig is de Europese Commissie niet gezwicht voor ‘noodmaatregelen’ als het sluiten van de
grenzen voor oprukkende concurrenten, geforceerde
verlaging van de rente en gedwongen verkorting van
de arbeidstijd. Zij blijft echter aarzelen om het probleem in de kern aan te pakken: de te hoge kosten
per eenheid produkt en het slechte functioneren van
de arbeidsmarkt, waardoor aan de ene kant bestaande arbeidsplaatsen te snel verdwijnen en er aan de
andere kant te weinig nieuwe banen ontstaan om het
arbeidsaanbod op te vangen.
Belangrijk is dat het Witboek niet voor een puur
defensieve benadering kiest. Nog geen jaar geleden
wierp Delors zich nog op als beschermheer van de
Franse boeren, maar nu heeft hij zijn landgenoten
(en de rest van Europa) opgeroepen zich niet achter
een moderne Maginot-linie te verschansen. Een keuze voor protectionisme zou, pal voor de finale van
de Uruguay-ronde van de GATT, desastreus zijn. Het
zou de Europese Unie splijten in een noordelijk blok
van vrijhandelsgezinde landen en een protectionistisch blok in het zuiden. Het zou, op langere termijn,
ook bijdragen aan de relatieve verarming van WestEuropa, omdat de efficiency- en specialisatievoordelen van internationale handel uit zouden blijven.
Ook de geforceerde verlaging van de rente is van
de baan. In plaats daarvan pleit de Commissie nu
voor verdere vermindering van de begrotingstekorten dan in Maastricht is afgesproken. Op die manier
kan het beroep van overheden op de kapitaalmarkt
afnemen ten gunste van produktieve investeringen.
Gelukkig heeft de Commissie ook afgezien van
het plan om de werkloosheid te bestrijden door gedwongen verkorting van de arbeidstijd. Hoe bekoorlijk dit idee ook lijkt, het miskent dat er grote produktiviteitsverschillen bestaan en dat de werkloosheid
zich concentreert bij degenen met de laagste produktiviteit. Onder die omstandigheden leidt een algemene arbeidstijdverkorting slechts tot verlies van produktiecapaciteit en hogere kosten per eenheid produkt. Het is trouwens moeilijk in te zien hoe lange
werktijden de oorzaak van de hoge werkloosheid in
Europa kunnen zijn, als het aantal gewerkte uren in
de Verenigde Staten en Japan aanmerkelijk hoger ligt.
In plaats daarvan kiest de Europese Commissie
voor een meer offensieve aanpak waarbij de economische groei wordt aangejaagd door middel van forse investeringen in Europese infrastructuurprojecten
en bundeling van inspanningen op het terrein van onderzoek en technologic. Tegelijkertijd moet de con-
ESB 8-12-1993
currentiepositie worden verbeterd door loonmatiging
en verhoging van het opleidingsniveau, niet alleen
aan het begin van de loopbaan maar permanent. Het
is verstandig dat de Europese Commissie niet alle
troeven zet op loonmatiging. Daarmee kan de concurrentie met de lage-lonenlanden nooit worden gewonnen. Toch mogen de arbeidskosten niet worden
verwaarloosd. In hun deze week verschenen rapport
wijzen de Europese top-ondernemers verenigd in de
Europese Ronde Tafel (ERT) er op dat de niet-loonkosten in de EG inmiddels 44% van de totale arbeidskosten bedragen tegen 24% in Japan en 28% in de
VS. Met hun stelsel van collectieve voorzieningen leggen de Europese landen dus impliciet een belasting
op arbeid, die de banenvernietiging bevordert en de
banengroei remt. Het Witboek weigert daaraan evenwel consequenties te verbinden voor de inrichting
van de Europese welvaartsstaat.
Evenzo moeten bij de verbetering van de infrastructuur in Europa de voordelen daarvan worden
afgewogen tegen de nadelen van extra begrotingstekorten of onttrekking van belastingmiddelen aan
de particuliere sector. Helaas geeft de Commissie
geen inzicht in hoe die afweging uitvalt. Om die reden verzetten onder meer Duitsland, Engeland en
Nederland zich tegen de plannen. Zij vrezen een
nieuwe Europese ‘pot’, waarvan de politick mooi
weer speelt zonder dat de economic ermee gebaat is.
In de derde plaats verdient het streven van de
Commissie om de kennisintensiteit van de Europese
economic en de technologische samenwerking te bevorderen, alle steun. Onlangs nog wees de Duitse
econoom Seitz er op dat Europa in sectoren met een
hoog gehalte aan nieuwe technologic de slag mist.
Hoewel bevordering van de technologische vooruitgang onmisbaar is voor versterking van de concurrentiepositie, biedt het geen garantie voor het ontstaan
van voldoende nieuwe banen. De ERT heeft crop gewezen dat van de grote internationale ondernemingen geen bijdrage aan de werkgelegenheid meer te
verwachten valt. Er ontstaat een nieuwe industriele
structuur waarin grote bedrijven een netwerk van toeleveranciers en dienstverleners om zich heen verzamelen. Daar ontstaat de nieuwe werkgelegenheid.
Om de banencreatie te bevorderen, moeten wel de
hoogste eisen worden gesteld aan de flexibiliteit van
de arbeidsmarkt. Op dit terrein valt in de meeste lidstaten nog veel te verbeteren.
Terecht kiest de Europese Commissie voor een
offensieve aanpak van de werkloosheid. De werkelijke slag moet echter op de arbeidsmarkt worden
geleverd. Banen worden immers niet gecreeerd in
Europese burelen, maar moeten op lokaal niveau ontstaan doordat er voldoende prikkels zijn voor ondernemerschap, goede afzetverwachtingen en zo min
mogelijk belemmeringen op de arbeidsmarkt.
L. van der Geest