De uitvoeringskosten van pensioenregelingen lopen op naarmate er meer maatwerk dan wel keuzevrijheid wordt geboden.
Afbakening ESB
afbakening
Keuzevrijheid en
maatwerk in pensioenen
Keuzevrijheid en maatwerk kunnen in verschillende combinaties toegepast worden op pensioenregelingen. Meer
keuzevrijheid biedt de mogelijkheid pensioenen af te stemmen op individuele preferenties, maar gaat ten koste van efficiëntie van de pensioenuitvoering. Door meer maatwerk
kunnen pensioenen beter aansluiten bij de kenmerken van
de deelnemers, maar kan de solidariteit tussen deelnemers
worden ondergraven.
Fieke
van der Lecq
Hoogleraar aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam
en kroonlid van de
Sociaal-Economische Raad (SER)
Jurre de Haan
Senior beleidsmedewerker bij APG
en gedetacheerd als
senior beleidsmedewerker bij de SER
I
n het huidige pensioendebat worden de begrippen keuzevrijheid en maatwerk vaak in één
adem genoemd. Dat geldt ook voor andere begrippenparen, zoals collectiviteit en solidariteit
(Van der Lecq en Steenbeek, 2006). Keuzevrijheid en
maatwerk dienen afzonderlijk en in samenhang geanalyseerd te worden, zodat het pensioendebat tot beter
doordachte resultaten leidt. Bij keuzevrijheid gaat het
om de mogelijkheid om te kiezen uit meerdere varianten binnen de pensioenregeling. Maatwerk betreft het
aansluiten van de pensioenregeling op de behoefte van
de (toekomstige) pensioenontvanger.
Keuzevrijheid
Binnen het nationale debat over de toekomst van het
pensioenstelsel is keuzevrijheid een belangrijk thema
(Ministerie SZW, 2014). Voorstanders van meer keu-
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
zevrijheid stellen dat deze bijdraagt aan het beter afstemmen van de pensioenopbouw op de preferenties
van het individu. Daarmee wordt het begrip keuzevrijheid beperkt tot keuzes tussen en binnen pensioenregelingen. De hoogte en de mate van risico van de gewenste pensioenopbouw is afhankelijk van tal van factoren,
zoals de pensioenopbouw van een eventuele partner,
andere vermogensopbouw en risicobereidheid. De
huidige collectieve pensioencontracten kennen echter
voornamelijk een one size fits all-benadering met een
beperkte keuzevrijheid. Een eerste reden voor deze
beperking komt voort uit een vorm van paternalisme.
Diverse empirische onderzoeken leren namelijk dat de
combinatie keuzevrijheid en pensioen allerminst een
garantie is voor succes (Munnell en Sundén, 2004). Individuen maken veelal irrationele keuzes wanneer het
om pensioen gaat: zij stellen hun pensioenbesparingen
uit en sparen te weinig voor hun pensioen. Individuen
nemen daarbij vaak ook beleggingsbeslissingen die niet
optimaal bijdragen aan het pensioen dat zij nastreven.
Bovendien heeft de deelnemer vaak niet eens de ambitie om zich uitgebreid in de opbouw van pensioenen te
verdiepen (Van Els et al., 2006).
Een slimme keuzearchitectuur kan deze tekortkomingen grotendeels mitigeren (Kooreman en Prast,
2007). Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan automatische deelname aan een pensioenregeling met uitstapmogelijkheid (opt-out) en verstandige standaardkeuzes waar het gaat om de beleggingsmix (defaults).
De NEST-regeling in het Verenigd Koninkrijk kent
bijvoorbeeld een opt-out-systeem. Deelnemers kunnen
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
13
ESB Dossier Keuzevrijheid en pensioenen
daarbij kiezen om de pensioenregeling te verlaten, maar
slechts minder dan tien procent ziet bewust af van deelname aan de regeling (DWP, 2014). Ook op het gebied
van beleggingsbeslissingen blijkt dat een overgrote
meerderheid automatisch een standaardbeleggingsmix
zal volgen. Een voorbeeld daarvan zien we in Australië:
daar neemt negentig procent van de mensen deel aan de
aangeboden standaardbeleggingsmix (Vilgan, 2014).
Door middel van een slimme keuzearchitectuur kan
worden voorkomen dat een grote groep te weinig pensioen opbouwt en verkeerde beleggingskeuzes maakt,
maar kan er toch meer keuzevrijheid worden geboden.
Een tweede reden waarom de keuzevrijheid is beperkt, is niet terug te voeren op paternalistische gronden, maar op efficiëntie. Pensioenuitvoerders kunnen
een langetermijnbeleggingsbeleid hebben, doordat
deelnemers niet de keuze hebben hun pensioengeld
eerder op te nemen, door het pensioenvermogen op
een andere manier te beleggen of door hun pensioenvermogen opeens over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder. Hierdoor kunnen pensioenuitvoerders
een gedeelte van hun portefeuille beleggen in illiquide
beleggingscategorieën, zoals infrastructuur en private
equity. Deze dragen bij aan een gunstiger risico-rendementsverhouding van de totale beleggingsportefeuille
(Kuiper et al., 2013). Wanneer deelnemers de keuze
zouden hebben om hun beleggingsmix aan te passen,
dan zouden pensioenuitvoerders niet alleen worden
geconfronteerd met hogere transactiekosten, maar
ook rekening moeten houden met liquiditeitsrestricties. Dit gaat ten koste van de efficiëntie van het pensioen. Daarnaast worden de huidige pensioenregelingen
gekenmerkt door een grote mate van risicodeling, wat
tot efficiëntere pensioenuitkomsten leidt. Keuzevrijheid kan echter haaks staan op collectieve risicodeling
als gevolg van moreel risico en averechtse selectie. Zo
zullen deelnemers die meer bijdragen aan de risicodeling dan andere deelnemers, ervoor kiezen om niet
meer mee te doen aan de risicodeling. Efficiënte risicodeling vraagt daarom om restricties aan de mate van
keuzevrijheid. Een voorbeeld is terug te zien bij de mogelijkheid om risico’s te kunnen delen met toekomstige
generaties door middel van een collectieve buffer. Toekomstige deelnemers zouden immers wel geneigd zijn
in te stappen bij een pensioenfonds met een overschot,
maar niet wanneer het pensioenfonds een tekort heeft.
Zonder verplichtstelling zou deze risicodeling met
toekomstige generaties niet mogelijk zijn (Boender et
al., 2006), wat tot een slechtere pensioenuitkomst leidt
14
(Boelaars et al., 2014). Wanneer men wil vasthouden
aan de voordelen van deze risicodeling, dan lijken meer
keuzes op het gebied van de regeling niet snel voor de
hand te liggen. Ditzelfde selectie-effect begrenst tevens
de keuzevrijheid voor de mate van pensioenopbouw:
bij een tekort is er een prikkel voor werknemers om in
mindere mate (of niet) pensioen op te bouwen, wat ten
koste kan gaan van de mogelijkheden van risicodeling.
Samengevat zijn er twee kanttekeningen te plaatsen bij keuzevrijheid. Ten eerste is het bepaald niet
zeker of deelnemers in hun eigen belang kiezen. Het
structureren van keuzes (keuzearchitectuur) kan een
oplossing bieden, maar beperkt tegelijk de keuzevrijheid. Ten tweede beperkt keuzevrijheid de efficiëntie
van de uitvoering. Dan staat de vraag open of het benutten van keuzevrijheid kan worden beprijsd op individueel niveau of alleen op collectief niveau.
Maatwerk
Collectiviteit is erg belangrijk in pensioenen, omdat de
schaalvoordelen in de pensioenuitvoering substantieel
zijn. De minimaal efficiënte schaal neemt bovendien
toe (Bikker, 2013). Een veelgehoord misverstand is
dat de voordelen van collectiviteit alleen met standaardpensioenen kunnen worden benut. Collectiviteit
verhoogt de efficiëntie, terwijl maatwerk leidt tot effectiviteit. Maatwerk zorgt voor het accommoderen van
verschillen tussen deelnemers, waardoor hun pensioen
aansluit bij hun behoeften. Dat kan ook binnen collectieve regelingen. Daarbij gaat het niet alleen om actieve
deelnemers, maar ook om slapers en pensioenontvangers. Waar keuzevrijheid soms op gespannen voet staat
met risicodeling, hoeft dit voor maatwerk niet het geval
te zijn. Een voorbeeld hiervan is het naar leeftijd gedifferentieerd toekennen van risico, waarbij de indexatie
van jongere deelnemers in grotere mate afhankelijk is
van het behaalde rendement dan die van oudere deelnemers. Daarbij blijft de intergenerationele risicodeling
intact en zou een betere risico-allocatie tussen jong en
oud kunnen worden gerealiseerd (Ponds, 2008). Ook
degressieve pensioenopbouw kan worden gezien als
een vorm van maatwerk (Boeijen et al., 2006).
Daarnaast is maatwerk binnen pensioencontracten mogelijk door in te spelen op de verschillen tussen
deelnemers met betrekking tot hun bestaande pensioenopbouw, loopbaanpad, levensfase, beleggingshorizon en mate van risicoaversie. Hiervoor zijn reeds enkele mogelijkheden uitgewerkt (Nijman en Oerlemans,
2008). Nadere beschouwing leert dat er twee soorten
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
Afbakening ESB
verschillen tussen deelnemers zijn, namelijk exogene en
endogene verschillen (Van der Lecq, 2008).
Exogene verschillen betreffen de situaties waarin
deelnemers verkeren, zoals bijvoorbeeld hun huwelijkse
staat, werkrelatie(s) en woonhistorie. Deze verschillen
zullen veelal blijken uit de pensioenadministratie, waardoor er maatwerk kan worden geboden zonder keuzes
voor te leggen: het automatisch adequate maatwerkpensioen (AAM). Dit kan ook worden afgestemd op
de resterende loopbaan, bijvoorbeeld in geval van een
pensioengat of risicoarm menselijk kapitaal (Nijman
en Oerlemans, 2008). Een zeer verstrekkende vorm van
maatwerk is om het AAM te bepalen aan de hand van
individuele analyses van de mogelijke ontwikkelingen
van de pensioenopbouw, waarbij verschillende vermogenscomponenten worden meegenomen (individuele
ALM-studies). Hoe meer persoonlijke kenmerken in
het AAM worden betrokken, hoe vaker de discussie
over zowel solidariteit als privacy zal worden gevoerd. Te
denken valt aan factoren die de levensverwachting beïnvloeden, zoals opleidingsniveau en (on)gezond leven.
Genoemde voorbeelden van exogene verschillen doen
vermoeden dat hiervan op populatieniveau geen grote
schokken zijn te verwachten.
Endogene verschillen betreffen de preferenties
van deelnemers, bijvoorbeeld ten aanzien van een
decumulatiepatroon, het al dan niet nalaten van een
erfenis, de risicobereidheid en de uittreedleeftijd. Om
dergelijke verschillen te accommoderen, moeten de
preferenties worden achterhaald. Dit vergt interactie
tussen de pensioenuitvoerder en de deelnemer, hetgeen om vele redenen bewerkelijk is. Een tussenvorm
kan wellicht worden gevonden in de ‘digitale adviseur’:
een expertsysteem dat op basis van invoer van persoonlijke voorkeuren tot een passend pensioenvoorstel
komt (Nijman en Oerlemans, 2008). Hiermee kan ook
de zorgplicht beter worden ingevuld dan het geval is
wanneer de deelnemer zelf uit regelingen moet kiezen.
Waar maatwerk als voordeel lijkt te hebben dat
het pensioen meeverandert met de situatie van de deelnemer, is de keerzijde dat het pensioenresultaat tussen
deelnemers kan verschillen, ook al is hun inleg gelijk.
Dit heeft implicaties voor de solidariteitsbeleving binnen de collectieve regeling. Bovendien bestaat er een
uitruil tussen de voordelen van maatwerkoplossingen en
het nadeel van de hogere prijs die deze met zich meebrengen. Daarbij zal het accommoderen van exogene
verschillen tot enige verhoging van de uitvoeringskosten
leiden, terwijl het achterhalen en accommoderen van
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015
endogene verschillen tot substantiële kostenverhoging
kan leiden.
De pensioenregeling
Rechtsonder in tabel 1 staat de collectieve pensioenregeling zoals velen die kennen. Het is een regeling die er
voor alle deelnemers gelijk uitziet. Er is sprake van een
uniforme premie, een uniform opbouwpercentage en
een uniform beleid van het toekennen van indexaties.
De uniforme regeling is voor iedereen gelijk, ongeacht
de individuele situatie of preferenties. Deze regeling
laat zich efficiënt uitvoeren en zorgt voor mogelijkheden waar markten niet in voorzien, met betrekking
tot het herverdelen van risico en rendement. Dit leidt
tot een stabieler pensioenresultaat. Voor het behoud
van draagvlak onder de deelnemers is een goede organisatorische inrichting van de uitvoerders van belang.
Deelnemers moeten immers kunnen vertrouwen op de
instituties die voor hen het uniforme beleid opstellen
en uitvoeren. De recent ingevoerde Wet versterking
bestuur pensioenfondsen draagt hieraan bij.
Linksonder in de tabel staat een onwenselijke situatie. Als de deelnemer keuzevrijheid krijgt, maar zijn
keuzes op zo’n manier maakt dat het pensioenresultaat
niet bij zijn situatie past, ontstaat er geen maatwerk.
We expliciteren deze situatie, omdat vaak wordt verondersteld dat het individu zal kiezen wat goed voor
hem is. Inmiddels is er veel empirisch onderzoek beschikbaar waaruit het tegendeel blijkt: deelnemers zijn
namelijk vaak financieel beperkt onderlegd (Van Els
et al., 2006). De gemaakte keuzes reflecteren dan niet
de werkelijke voorkeur van de deelnemer en resulteren
daardoor niet in maatwerk.
Wanneer de pensioenuitvoerder streeft naar
maatwerk zonder dat de deelnemer keuzevrijheid
krijgt, ontstaat het AAM. Dit is zo goed mogelijk afgestemd op de behoefte aan pensioen voor iemand met
de betreffende sociaal-economische kenmerken, voor
Combinaties van maatwerk en keuzevrijheid
Tabel 1
Keuzevrijheid
Wel
Maatwerk
Niet
Wel
i-Pensioen
Automatisch adequaat
maatwerkpensioen (AAM)
Niet
Verkeerd gemaakte keuzes
Uniforme
pensioenregeling
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
15
ESB Dossier Keuzevrijheid en pensioenen
zover die bekend zijn bij de pensioenuitvoerder. Een
belangrijke implicatie is dat mensen met dezelfde pensioengrondslag en leeftijd, een herverdeling in de pensioenopbouw ervaren. De solidariteit wordt afgewogen bij het overeenkomen van de regeling. Maatwerk
kan op gespannen voet staan met risicodeling, maar
dit hoeft niet. Daarbij bestaat er een uitruil tussen de
Literatuur
Bikker, J.A. (2013) De optimale schaal van pensioenfondsen. ESB, 98(4662),
378–381.
Boeijen, T.A.H., C. Jansen, C.E. Kortleve en J.H. Tamerus (2006) Leeftijdssolidariteit in de doorsneepremie. In: Lecq, S.G. van der, en O.W. Steenbeek, Kosten en
baten van collectieve pensioensystemen. Deventer: Kluwer, 147–165.
Boelaars, I., L. Bovenberg, J. de Haan et al. (2014) De toegevoegde waarde van risicodeling met toekomstige generaties. Notitie op www.netspar.nl, oktober.
Boender, C.G.E., A.L. Bovenberg, S. van Hoogdalem en T.E. Nijman (2006) Optimale risicodeling in individuele en collectieve pensioencontracten. In: Lecq,
S.G. van der, en O.W. Steenbeek, Kosten en baten van collectieve pensioensystemen.
Deventer: Kluwer, 97–118.
Bonenkamp, J., A.C. Meijdam, E.H.M. Ponds en E. Westerhout (2011) Het pensi-
voordelen van een pensioen op maat enerzijds, en de
nadelen van een minder gepercipieerde solidariteit en
hogere uitvoeringskosten anderzijds.
Linksboven staat het i-Pensioen, dat zowel maatwerk als keuzevrijheid bevat. Te denken valt aan een
AAM als standaardoptie, met daaraan toegevoegd enkele onderdelen of varianten die het individu zelf kan
kiezen. Het is niet evident dat keuzevrijheid een beter
resultaat biedt dan het AAM, maar de keuzevrijheid
als zodanig kan ook van belang zijn voor de beleving
van de pensioenregeling. Doordat keuzes binnen deze
variant mogelijk zullen zijn op het gebied van de mate
van pensioeninleg of het gewenste beleggingsbeleid,
gaat het i-Pensioen niet samen met risicodeling met
andere generaties.
De uitvoeringskosten zullen grofweg oplopen naar
de bovenstaande volgorde van varianten. Hoe minder
standaardisatie en hoe meer zorgplicht bij de keuzevrijheid, hoe bewerkelijker de administratie, het vermogensbeheer en de communicatie worden. De zorgplicht
zal pregnanter worden als deelnemers keuzes maken
waarvan ze op latere leeftijd spijt krijgen. Het is dan ook
niet zeker dat keuzevrijheid tot betere resultaten leidt
dan het AAM of een uniforme regeling en vice versa.
oenfonds van de toekomst: Risicodeling en keuzevrijheid. NEA-paper, 44.
DWP (2014) Employers’ pension provision 2013. Londen: Department for Work and
Conclusie
Pensions.
Zowel maatwerk als keuzevrijheid is denkbaar binnen
collectieve regelingen. Er is een uitruil met schaalvoordelen, waardoor de uitvoeringskosten oplopen
naarmate er meer maatwerk dan wel keuzevrijheid
wordt geboden. Ook zal de zorgplicht oplopen met
de mate van keuzevrijheid. Keuzevrijheid leidt alleen
tot maatwerk als de gemaakte keuzes de voorkeuren
van de deelnemer reflecteren. Keuzevrijheid heeft als
belangrijk nadeel dat het ten koste kan gaan van de efficiëntie van de pensioenuitvoering. Voor maatwerk
hoeft dit niet het geval te zijn. Bij maatwerk kan een
automatisch adequaat maatwerkpensioen worden aangeboden, dat aansluit op de kenmerken van de deelnemer die bij de uitvoerder bekend zijn. Daarbij bestaat
er een uitruil tussen de voordelen van een pensioen op
maat enerzijds, en de nadelen van minder gepercipieerde solidariteit en hogere uitvoeringskosten anderzijds.
Automatisering kan bijdragen aan het laag houden van
de uitvoeringskosten, wat mogelijkheden kan creëren
voor verdere pensioeninnovatie. De snelle technologische ontwikkelingen in het gebruik van deelnemersdata kunnen hieraan bijdragen.
Els, P.J.A. van, M.C.J. van Rooij en M.E.J. Schuit (2006) Nut en noodzaak van verplicht pensioensparen. In: Lecq, S.G. van der, en O.W. Steenbeek, Kosten en baten
van collectieve pensioensystemen. Deventer: Kluwer, 191–220.
Kooreman, P. en H. Prast (2007) Policy implications of behavioural economics.
Netspar panel paper, 2.
Kuiper, I., J.B. Molenkamp en R. Salomons (2013) Illiquide beleggingen verdienen
een plaats in de portefeuille. VBA journaal, 29.
Lecq, S.G. van der (2008) Maatwerk op maat. PensioenAdvies, 2008(6), 34–35.
Lecq, S.G. van der, en O.W. Steenbeek (red.) (2006) Kosten en baten van collectieve
pensioensystemen. Deventer: Kluwer.
Ministerie SZW (2014) Kamerbrief Voortgangsrapportage De Nationale Pensioendialoog, 2014(0000098393).
Munnell, A.H. en A. Sundén (2004) Coming up short; The challenge of 401(k) plans.
Washington: The Brookings Institution Press.
Nijman, Th. en A.G. Oerlemans (2008) Maatwerk in Nederlandse pensioenproducten. NEA-paper, 8.
Ponds, E.H.M. (2008) Naar meer jong en oud in collectieve pensioenen. Oratie aan de
Universiteit van Tilburg, 11 april.
Vilgan, R. (2014) Lessons from Australia. Accumulation default investment strategy.
Presentatie tijdens Netspar-conferentie ‘Naar een nieuw pensioenstelsel in Nederland’, 5 juni.
16
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
Jaargang 100 (4703S) 12 februari 2015