Het Nederlandse pensioenstelsel staat bekend om de sterke risicodeling tussen verschillende generaties. Deze biedt een groter risicodraagvlak voor het totaal aan pensioenvermogen. Hierdoor leiden beleggingstegenvallers minder gauw tot een korting op een uitkering van ouderen omdat jongeren delen in het beleggingsrisico, terwijl loontegenvallers minder gauw leiden tot rechtenkortingen voor jongeren omdat ouderen delen in het loonrisico.
Maar de solidariteitsafspraken staan onder druk. Arbeidsmobiliteit, de opkomst van zzp’ers en een grotere dynamiek van sectoren tot een grotere kans op krimpende en verdwijnende pensioenfondsen. Dit risico kan ertoe leiden dat (toekomstige) jongeren gaan twijfelen of ze willen blijven deelnemen in een pensioenfonds waarin ze delen in de risico’s van ouderen.
Aanvullend op het algemene advies om de risicodeling tussen generaties te behouden, doen Beetsma en Romp diverse voorstellen.
Ten eerste, moet de pensioneringsleeftijd stijgen met de levensverwachting. Dan bieden collectieve aanvullende pensioenen minstens het niveau van individuele beschikbare premieregelingen, omdat jongeren geen nadeel meer ondervinden van het risico dat ouderen langer leven dan voorzien en dus meer pensioen uitgekeerd krijgen. Zodoende hebben pensioendeelnemers geen prikkel om voor een individuele regeling te kiezen, terwijl ze daarnaast profiteren van de mindere onzekerheid door andere soorten van risicodeling (beleggingsrisico en loonrisico).
Ten tweede, moet leegloop van pensioenfondsen worden vermeden. De auteurs stellen een vormgeving voor van de eventuele waardeoverdracht tussen de pensioenregelingen van verschillende fondsen die de prikkel tot verandering van baan niet beïnvloedt. Dit voorkomt een zelfversterkend proces waarin een verzwakkend pensioenfonds en vertrekkende jongeren elkaar voortdurend opvolgen totdat het fonds leeg is. Ook adviseren ze de consolidatie van kleine pensioenfondsen, waardoor grotere fondsen ontstaan met een stabielere vermogensopbouw. En ze adviseren tot afstemming per generatie van verwacht indexatie op gelopen risico.
Ten derde. Er wordt geregeld gepleit voor één groot nationaal pensioenfonds, immers het grootst denkbare collectief. Niettemin stellen de auteurs pensioenregelingen bij private organisaties te laten. Dit voorkomt dat pensioenrechten een speelbal worden van politieke besluitvorming, en dus dat deelnemers nog minder idee hebben van waar ze met hun pensioenregeling aan toe zijn.
Ten vierde, onderstrepen Beetsma en Romp het belang van een homogene samenstelling van de deelnemers van de fondsen. Organisatie hiervan langs bijvoorbeeld beroepsgroepen minimaliseert herverdeling tussen de verschillende deelnemers en vergt minder solidariteit. De toedeling van risico’s aan de verschillende generaties moet vervolgens expliciet en transparant worden gemaakt. Wanneer het dan toch nodig wordt gevondenom bepaalde groepen minder risico toe te delen (bijvoorbeeld ouderen), moeten groepen die meer risico lopen (vaak jongeren) beloond worden met een naar verwachting hogere indexatie.
Het vierde voorstel staat wel op gespannen voet met de eerdere aanbeveling tot de vorming van grotere collectiviteiten. De auteurs stellen dat onderzoek naar de manier waarop zzp’ers kunnen blijven deelnemen aan pensioenfondsen van bedrijfstakken gewenst is. Mogelijk dat zzp’ers langer kunnen blijven deelnemen in fondsen waar ze het laatst in loondienst werkzaam waren.
Met deze voorstellen achten Beetsma en Romp de risicodeling tussen jong en oud beter houdbaar.
Het originele en meer uitvoerige preadvies is vanaf vrijdag beschikbaar op de website van de KVS. Deze blogpost is het laatste onderdeel van een blogserie deze week waarin de KVS preadviezen over de toekomst voor aanvullende pensioenen worden uitgelicht, die vrijdag a.s. worden besproken in Amsterdam. Roel Beetsma en Ward Romp zijn beiden verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en Netspar.
Auteur
Categorieën