Ga direct naar de content

Herverdeling in het laboratorium

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 19 2014

Laboratoriumexperimenten suggereren dat het geloof in de mogelijkheid om op eigen verdienste hogerop te komen, een belangrijke rol speelt in de keuze van mensen voor inkomensherverdeling.

Gedrag ESB

gedrag

Herverdeling
in het laboratorium
Vrijwel alle democratieën nivelleren inkomens door herverdeling.
Een laboratoriumexperiment ontleedt de vraag naar inkomensnivellering in een aantal componenten, waarbij rechtvaardigheidsprincipes vooral belangrijk blijken wanneer toeval een bepalende
rol speelt in de totstandkoming van bruto-inkomens.

joël
van der weele
Postdoctoraal
onderzoeker aan
de Universiteit van
Amsterdam

V

rijwel alle democratieën nivelleren inkomens
door middel van belastingen en uitkeringen.
Op basis van inkomenscijfers uit de jaren
tachtig en negentig laat Milanovic (2000)
zien dat in zeventien westerse landen het
besteedbare inkomen van de armste helft van de bevolking
gemiddeld meer dan twaalf procentpunten hoger ligt na herverdeling. Cijfers uit de European Social Situation Monitor
2011 laten een vergelijkbaar patroon zien (figuur 1). Beide
studies tonen overigens ook aan dat de Nederlandse herverdeling laag is ten opzichte van andere landen, omdat de brutoinkomensverdeling relatief egalitair is.
Er zijn verschillende mogelijke redenen waarom mensen
een politiek van herverdeling kunnen steunen. Om te beginnen verhoogt herverdeling het inkomen van de armen. De
theoretische literatuur in politieke economie is vrijwel uitsluitend gebaseerd op dit idee. Zo stelt bijvoorbeeld het bekende
median voter-model dat de belastingvoet bepaald wordt
door de hoeveelheid mensen die profiteren van herverdeling
(Meltzer en Richard, 1981).
Deze literatuur negeert daarmee andere motieven voor
herverdeling. Eén daarvan is een verzekeringsmotief. Sommige mensen verdienen misschien vandaag goed maar zijn bang
voor toekomstig inkomensverlies, bijvoorbeeld door werkloosheid. Een aversie tegen zulke risico’s kan een reden zijn om
te stemmen voor een uitgebreide welvaartstaat.
In de politicologie is er bovendien veel aandacht voor de
invloed van ideologische en morele argumenten voor herverdeling. Met name de rol van toeval in de bepaling van inkomen is een ethisch argument voor het compenseren van de armen (Dworkin, 2001). De achterliggende gedachte is dat het

rechtvaardig is om mensen te helpen als ze buiten hun schuld
om in armoede geraken.
Als deze ideologische motivaties een drijvende kracht
vormen achter de vraag naar inkomensnivellering is dat zowel
wetenschappelijk als beleidsmatig relevant. Het zou betekenen dat nivellering extra welzijn oplevert, omdat mensen nut
ontlenen aan het leven in een rechtvaardiger maatschappij.
Wetenschappers zouden deze motieven kunnen opnemen in
politiek-economische modellen die op hun beurt als basis dienen voor beleidsadvies.
Politieke economie in het laboratorium

Een aantal studies proberen de verschillende drijfveren achter
de vraag van mensen naar herverdeling te achterhalen door
gebruik te maken van enquêtegegevens, zoals de World Value Survey, of the Generalized Social Survey in the Verenigde
Staten. De aanpak in deze studies is om de houding van respondenten ten opzichte van herverdeling te correleren met
het antwoord op andere enquêtevragen, zoals het opleidingsniveau en het inkomen van de persoon (Alesina en Giuliano,
2010; Luttmer en Singhal, 2011).
Deze strategie levert interessante resultaten op, maar
heeft ook een aantal nadelen. Ten eerste zijn de enquêtevragen
tamelijk abstract en is het aantrekkelijk om sociaal wenselijke
antwoorden te geven. Daarnaast komen de bovengenoemde
redenen voor herverdeling in enquêtes niet of nauwelijks aan
de orde. Zo blijft de houding ten opzichte van de efficiëntie
en moraliteit van herverdeling meestal buiten beschouwing.
Experimenten kunnen aan deze tekortkomingen tegemoetkomen door herverdelingssituaties te simuleren in het
laboratorium. Daar kunnen preferenties voor herverdeling
worden gemeten op een manier zoals economen dat graag
zien, namelijk door mensen te confronteren met financiële
afwegingen. Bovendien kan de onderzoeker in het lab verschillende aspecten van de ‘economie’ zo variëren dat alle genoemde motieven kunnen worden getoetst.
Durante et al. (2014) rapporteren een laboratoriumexperiment waarin ze op die manier de vraag naar herverdeling onderzoeken. Deelnemers nemen beslissingen over
h
­ erverdeling in zestien verschillende, anonieme groepen van
21 proef­ ersonen. Proefpersonen kunnen maximaal 100 euro
p

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4698) 20 november 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

729

ESB Gedrag

Inkomensongelijkheid per land in 2011

figuur 1

o,6

Gini-coëfficiënt

0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
0

Bel Zwe Den Tsj Slw Slv Fin Ned Lux Oos Hon Dui Ier Fra Cyp Mlt Est Ita Pol Est Gri VK Por Rom Bul Let Lit
Bruto-inkomen

Bruto-inkomen plus overheidspensioen (vergelijk AOW in Nederland)

Beschikbaar inkomen

¹ Landen gerangschikd naar hun waarde van de Gini-coëfficiënt van beschikbaar inkomen. In de berekening van de Gini-coëfficiënten is negatief inkomen vervangen door nul.

Bron: EUROMOD versie G1.5

verdienen, wat een flinke hoeveelheid geld is voor een doorsneestudent aan Brown University, waar het experiment werd
uitgevoerd.

Het ontwerp van het experiment

In het experiment wordt deelnemers uitgelegd dat elke persoon een bruto-inkomen toegewezen krijgt. De inkomensverhoudingen tussen de 21 personen reflecteren de daadwerkelijke Amerikaanse inkomensverdeling in het jaar 2000. De
rijkste proefpersoon in het experiment krijgt een bruto-inkomen van 100 dollar, de een-na-rijkste 46 dollar, de twee-narijkste 33 dollar en zovoort, tot de armste persoon, die 11 cent
krijgt. De deelnemers wordt vervolgens gevraagd om in verschillende keuzesituaties een belastingvoet te kiezen in stappen van tien procentpunten (0, 10, 20 procent, enzovoort).
Aan het eind van het experiment wordt voor elke groep
één toevallig bepaalde deelnemer en één keuzesituatie gekozen. De gekozen belastingvoet van die persoon in die situatie
wordt voor de hele groep geïmplementeerd. Die belastingvoet wordt op het bruto-inkomen toegepast, en de opbreng-

Gemiddelde belastingvoet en 95-procentsinterval figuur 2
per inkomensmethode en deel van het experiment
65
53,3 52,6

Gemiddelde belastingvoet in procenten

54,6
55

55,8
52,0

49,3
45,1

45,1

45

39,9

37,7 37,3

36,8

35

25
Buitenstaander
Willekeurig

Groepslid met onzeker
inkomen
Herkomst

Groepslid met zeker
inkomen
Tetris

Quiz

Bron: Durante et al., 2014

730

sten worden gelijk over iedereen verdeeld. Bij een belastingvoet van 100 procent verdient iedereen dus evenveel. Door
die procedure heeft iedere deelnemer een prikkel om zijn
daadwerkelijk geprefereerde mate van herverdeling te kiezen.
Het interessante van het experiment zit hem in het grote
aantal keuzesituaties, dat zowel binnen als tussen groepen
varieert. Tabel 1 geeft een overzicht van de verschillende variabelen. De auteurs laten elke deelnemer kiezen in de rol van
buitenstaander die de belasting voor anderen bepaalt (deel 1
van het experiment) en als groepslid die zelf aan de gekozen
belasting onderhevig is. Bij die laatste keuze wordt onderscheid gemaakt tussen een keuze met onzekerheid over het
eigen bruto-inkomen (deel 2 van het experiment) of volledige
zekerheid (deel 3). Daarnaast variëren tussen verschillende
groepen de kosten van belastingheffing, de efficiëntieverliezen
van herverdeling (een proxy voor een incompetente overheid)
en de rol van toeval in de totstandkoming van inkomens (een
proxy voor het meritocratisch gehalte van de maatschappij).
Resultaten

De rechterkolom van de tabel geeft een samenvatting van de
resultaten, waarvan enkele een gedetailleerder beschrijving
verdienen. Een eerste belangrijk resultaat is dat veel deelnemers bereid zijn te betalen voor een gelijkere inkomensverdeling, ook als ze daar zelf niet beter van worden. Dat blijkt
als de deelnemers gevraagd wordt om als buitenstaander een
herverdelingsniveau te kiezen voor de overige groepsleden.
Hun eigen inkomen wordt daarbij niet direct belast, maar ze
betalen wel een klein bedrag voor elke marginale toename van
de belastingvoet. Hoewel het ze dus geld kost, kiest driekwart
van de deelnemers voor een positieve belastingvoet. Gemiddeld geven de deelnemers ongeveer tien procent van hun eigen inkomen uit aan dit soort herverdeling.
Daarnaast blijkt de procedure die de inkomensrang van
de deelnemers bepaalt van groot belang te zijn. De relevante
variatie is tussen de ‘verdiende ongelijkheid’ en de ‘onverdiende
ongelijkheid’. In het eerste geval bepaalt de score op een behendigheidsspel (Tetris) of een kennisquiz het inkomen, in het
tweede geval gebeurt dat op basis van puur toeval, of op basis
van het gemiddeld inkomen in het gebied van herkomst van de
proefpersoon.
Figuur 2 laat de gemiddelde gekozen belastingvoet zien
voor elke inkomensprocedure in elk deel van het experiment.
Zowel in het eerste deel (buitenstaander) als in het tweede
deel (onzeker inkomen) is de gemiddelde belastingvoet meer
dan tien procentpunten hoger wanneer het inkomen louter
op toeval berust in plaats van op een verrichte prestatie. Alleen in het laatste deel, waarin het inkomen volledig zeker is,
speelt dit verschil geen rol.
Deze resultaten komen ook naar voren in een statistische
schatting van de motieven die de deelnemers hebben bij hun
belastingkeuze. Het model onderscheidt preferenties voor
vier verschillende aspecten van de netto-inkomensdistributie:
het eigen verwachte inkomen, de variantie van het inkomen,
het inkomen van de armste persoon in de groep (als benadering voor rechtvaardigheidsprincipes), en het totale inkomen
in de groep (als benadering voor efficiëntie).
Als de inkomensverdeling op merite berust, blijken de
deelnemers vooral gemotiveerd door hun eigen verwachte netto-inkomen, dat een gewicht van 81 procent in de

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

Jaargang 99 (4698) 20 november 2014

Gedrag ESB

Ontwerp-variaties in het experiment

tabel 1

Gevarieerde
variabele

Beschrijving
variabele

Waardes van Variabele

Variatiebron

Belangrijkste resultaat

Kosten van de
belasting

Deelnemers betalen een
klein bedrag om een hogere
belasting te implementeren

0, 25, 50 dollarcent of 1 dollar
per 10 procentpunten extra
belasting

Gevarieerd tussen
verschillende groepen

Kosten boven 0,50 dollarcent leiden tot lagere
belastingen. Veel mensen zijn bereid te betalen,
ook als ze niet aan de herverdeling verdienen

Efficiëntie­verlies

Een deel van de
belastingopbrengsten gaat
verloren en wordt niet
herverdeeld

0, 12,5 of 25 procent van de
belastingopbrengsten gaat
verloren

Gevarieerd tussen
verschillende groepen

Hogere inefficiëntie leidt tot lagere belastingen, het
effect van een verlies van 12,5 procent is klein

Rol van toeval
in inkomensverdeling

De procedure die het brutoinkomen van deelnemers
bepaalt

Puur toeval, inkomen
postcodegebied, score op
een spelletje Tetris, score op
kennisquiz

Alle variaties gemeten
voor elke deelnemer

Belastingen zijn lager als de inkomens procedure
gebaseerd is op handigheid/kennis in plaats va op
toeval of herkomst

Inkomensonzekerheid

Kennis die een deelnemer
heeft van zijn/haar inkomen
op het moment dat ze de
belasting kiest

`Sluier van onwetendheid’:
onbekend bruto-inkomen,
‘Transparantie’: bekend
bruto-inkomen

Alle variaties gemeten
voor elke deelnemer

Sterkere invloed van eigen inkomen onder
transparantie, risicoaversie belangrijk onder
onwetendheid

Eigen inkomen
onderhevig aan
belastingen?

Inkomen deelnemers al dan
niet onderhevig aan gekozen
belasting

`Buiten­staander’: inkomen
niet belast, ‘Deelnemer’:
inkomen wel belast

Alle variaties gemeten
voor elke deelnemer

Hogere belastingen wanneer eigen inkomen wordt
belast.
Bron: Durante et al., 2014

belasting­ euze heeft. De variantie van het netto-inkomen
k
heeft een gewicht van 15 procent, en de rechtvaardigheidsen efficiëntiecriteria samen slechts een gewicht van 4 procent.
Zodra de inkomensverdeling op toeval berust, neemt het
g
­ ewicht op het eigen verwachte inkomen af tot 73 procent,
en stijgt het gewicht van het inkomen van de armste persoon
tot 10 procent. Ideologische motieven spelen in dit geval dus
een belangrijke rol, die bovendien groter is voor vrouwen en
voor mensen met een linkse politieke oriëntatie.
Relevantie buiten het laboratorium

Laboratoriumstudies zoals deze hebben hun eigen nadelen.
De laboratoriumeconomie is sterk gestileerd, dus het is onzeker hoeveel zeggingskracht de keuzes hebben buiten het lab.
Daarnaast zijn de groepen waarin herverdeling plaatsvindt
noodgedwongen klein ten opzichte van de samenleving,
bestaan de proefpersonen vaak uit studenten en gaat het
om relatief kleine bedragen. Er is dus nog veel werk te doen
voordat duidelijk is hoe zwaar de metingen in het laboratorium moeten worden gewogen voor politieke theorieën. Maar
omdat dit ook geldt voor andere meetmethoden, moeten de
laboratoriumresultaten ten minste als complementair worden
beschouwd met enquêtes.
Een voorzichtige extrapolatie van de resultaten naar de
wereld buiten het lab ondersteunt de aanname achter traditioneel politiek-economische modellen dat mensen voornamelijk met hun portemonnee kiezen. Tegelijkertijd maakt het
experiment ook duidelijk dat ideologische motieven een niet
te verwaarlozen rol spelen, vooral als toeval belangrijk is in
het bepalen van bruto-inkomens (Krawczyk 2010). De resultaten suggereren daarmee dat een geloof in de mogelijkheid
door eigen verdienste hogerop te komen een belangrijke rol
speelt in de keuze voor herverdeling. Dat klopt met het feit
dat Amerikanen in vergelijking met Europeanen zowel lagere belastingen hebben als een sterker geloof in het feit dat
rijkdom een eigen verdienste is (Alesina en Angeletos, 2005;
­Bénabou en Tirole, 2006).
Het is daarom interessant dat er nu vergelijkbare studies

worden uitgevoerd in Europa en China. De Europese studie
laat zien dat Europeanen meer herverdelen dan Amerikanen,
maar er zijn grote verschillen tussen Europese landen onderling, ook als het gaat om de rol van merite (Farina en Grimalda, 2011).
Deze internationale verschillen maken een directe extrapolatie naar Nederland gevaarlijk. Echter, de bereidheid om te
betalen voor een rechtvaardige inkomensverdeling is een internationaal consistent resultaat. Het is dus aannemelijk dat dat
ook in Nederland het geval is, een gegeven dat politici zowel
ter linker als ter rechterzijde ter harte zouden moeten nemen.

Literatuur
Alesina, A. en G.-M. Angeletos (2005) Fairness and redistribution. American Economic Review, 95(4), 960–980.
Alesina, A. en P. Giuliano (2010) Preferences for redistribution. In: Bisin, A. en J. Benhabib
(red.) Handbook of Social Economics, Vol. 1. Amsterdam: North-Holland, 93–131.
Bénabou, R. en J. Tirole (2006) Belief in a just world and redistributive politics. Quarterly
Journal of Economics, 121(2), 699–746.
Durante, R., L. Putterman en J. van der Weele (2014) Preferences for redistribution and perception of fairness: and experimental study. Journal of the European Economic Association,
12(4), 1059-1086.
Dworkin, R. (2002) Sovereign virtue: the theory and practice of equality. Harvard: Harvard University Press.
Farina, F. en G. Grimalda (2011) A cross-country experimental comparison of preferences for redistribution. DEPFID Working Paper aan de Università di Siena.
Krawczyk, M. (2010) A glimpse through the veil of ignorance: equality of opportunity and
support for redistribution. Journal of Public Economics, 94(1-2), 131–141.
Luttmer, E. en M. Singhal (2011) Culture, context, and the taste for redistribution. American
Economic Journal: Economic Policy, 3(1), 157–179.
Meltzer, A. en S. Richard (1981) A rational theory of the size of the government. Journal of
Political Economy, 89(5), 914–927.
Milanovic, B. (2000) The median-voter hypothesis, income inequality, and income redistribution: an empirical test with the required data. European Journal of Political Economy, 16(3),
367–410.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
Jaargang 99 (4698) 20 november 2014
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

731

Auteur