.
Gezondheidszorg ESB
Reactie op: Complementair werkende
huisartsen en de kosten van zorg
P
eter Kooreman, hoogleraar gezondheidseconomie, en Erik
Baars, lector antroposofische gezondheidszorg, beweren dat
alternatieve dokters kunnen bijdragen aan uitgavenbeheersing
in de zorg (ESB, 4678). Kooreman en Baars schrijven in de intro van
hun artikel: “Een klein aantal Nederlandse huisartsen heeft zich, naast
het voltooien van de reguliere huisartsenopleiding, aanvullend geschoold
in complementaire behandelwijzen. De zorgkosten van de patiënten van
deze complementaire huisartsen die gedekt worden door de basisverzekering zijn substantieel lager dan die van sociaal-economisch vergelijkbare
patiënten met een reguliere huisarts, met name in het laatste levensjaar.†(p.
90). Deze conclusie volgt niet uit hun analyse omdat niet is gecorrigeerd
voor allerlei vormen van heterogeniteit, zoals opleidingsniveau en verschillen in leefstijl. Het woordje ‘vergelijkbare’ in bovenstaand citaat zet
de lezer dus op het verkeerde been. De auteurs geven dit zelf bijna ook
met zoveel woorden toe, waar zij schrijven: “Een andere mogelijke verklaring zijn niet-waargenomen verschillen tussen de patiënten van de twee
typen huisartsen. Zo is het denkbaar dat mensen die zo weinig mogelijk
medische ingrepen willen of bewust een gezonde leefstijl nastreven eerder
voor een complementair werkende huisarts kiezen.†(p. 92).
Naar aanleiding van een eerdere publicatie van dezelfde auteurs met vergelijkbare uitkomsten (Kooreman en Baars, 2012) hebben gezondheidseconomen al gewezen op verschillen in kenmerken tussen de populaties
bij beide typen huisartsen (Sampson et al., 2013). Hun conclusie luidde:
“The study does not demonstrate that GP-CAM training is associated with
either reduced healthcare costs or reduced mortality. Academics have a res-
ponsibility to communicate their research carefully and without misinterpretation. Kooreman and Baars have failed to do this.†(GP = general practitioner (huisarts); CAM = complementary and alternative medicine).
Sampson et al. gebruiken het artikel van Kooreman en Baars als studiemateriaal om te laten zien hoe je de mist in kunt gaan met econometrie
(www.economicsnetwork.ac.uk/health). In dit artikel proberen de auteurs mogelijke selectie-effecten weg te schrijven door te verwijzen naar
Zwitsers onderzoek: “Zo is het denkbaar dat mensen die zo weinig mogelijk medische ingrepen willen of bewust een gezonde leefstijl nastreven
eerder voor een complementair werkende huisarts kiezen. Ander onderzoek laat echter zien dat bij complementair werkende artsen relatief veel
patiënten met ernstige en chronische ziektes voorkomen.†(p. 92). Dit is
echter geen oplossing voor het selectieprobleem. Nog los van de vraag of
de Zwitserse situatie van toepassing is op Nederland, zijn er allerlei andere potentiële verschillen tussen patiënten met een alternatieve huisarts
en patiënten met een reguliere huisarts. De claim waarmee het artikel
opent – dat de zorgkosten bij vergelijkbare patiënten van alternatieve
huisartsen lager zijn – wordt daarom op geen enkele manier ondersteund
door de schattingsresultaten. De auteurs zien in hun schattingsresultaten
een reden om te pleiten voor onderzoek naar financiële en gezondheidseffecten van alternatieve behandelwijzen (p. 92). Maar omdat geen conclusies zijn te verbinden aan de schattingsresultaten, leveren ze ook geen
argumenten op voor dergelijk onderzoek.
Marc Pomp
Eigenaar van en onderzoeker bij Marc Pomp Economische Beleidsanalyse
naschrift
A
cademische onderzoekers moeten openstaan voor onconventionele invalshoeken en nieuwe paradigma’s, zonder vooringenomenheid. Want nieuwe inzichten ontstaan vooral wanneer men
bereid is de comfortabele paden van het mainstream-onderzoek te verlaten. Daarom willen wij de verschillen begrijpen tussen zorgkosten van
patiënten met een reguliere huisarts en die van patiënten met een complementair werkende huisarts. Ook nadat gecorrigeerd is voor achtergrondkenmerken, voor zover de beschikbare data dat toelaten, zijn die verschillen zo groot en significant dat ze niet zomaar kunnen worden genegeerd.
Natuurlijk is ook in dit onderzoek het scheiden van oorzakelijke effecten (dat wil zeggen de effecten van het doen en laten van de huisarts)
en selectie-effecten een uitdaging. Wij zijn ons daarvan zeer bewust en
hebben dan ook nergens beweerd dat de gevonden kostenverschillen een
zuiver causaal verband weergeven. Integendeel, wij hebben telkens benadrukt dat voor het scheiden van selectie- en oorzakelijke effecten rijkere
datasets en nieuwe onderzoeksdesigns nodig zijn. De reactie van Pomp
snijdt dan ook geen hout, net als het door hem geciteerde commentaar
van Sampson et al. (Kooreman en Baars, 2013). Hetzelfde geldt voor
commentaar dat, zonder peer review en zonder wederhoor, op websites
is geplaatst.
Momenteel wordt veldonderzoek uitgevoerd waarbij patiënten gerandomiseerd worden toegewezen aan een complementaire dan wel reguliere
huisarts. Zo kunnen causale effecten worden gemeten. Ook kan quasiexperimentele variatie worden gebruikt. Marc Pomp, consultant gezond-
Jaargang 99 (4679) 21 februari 2014
heidseconomie, vindt zulk onderzoek niet nodig. Hij meent zo wel te
weten wat de uitkomst zal zijn. Maar een beter Nederland kan niet worden gebouwd op speculaties en vooroordelen. Alleen meer onderzoek
kan antwoord geven op belangrijke vragen rond de rol van complementaire behandelwijzen in de gezondheidszorg.
Peter Kooreman
Hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg
Erik Baars
Lector aan de Hogeschool Leiden en senior-onderzoeker bij het Louis-Bolk Instituut
Literatuur
Kooreman, P. en E.W. Baars (2013) Do patients registered with CAM-trained
GPs really use fewer health care resources and live longer? A reply. European Journal of Health Economics, 14(4), 707–708.
Kooreman, P. en E.W. Baars (2012) Patients whose GP knows complementary
medicine tend to have lower costs and live longer. European Journal of Health Economics, 13(6), 769–776.
Sampson, C.J., D.G.T. Whitehurst en A. Street (2013) Do patients registered
with CAM-trained GPs really use fewer health care resources and live longer?
A response to Kooreman and Baars. European Journal of Health Economics, 14(4),
703–705.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
125