Wie al wat langer meedraait in grote commerciële organisaties weet dat van tijd tot tijd het roer omgaat. De managementmethode die nog maar enkele jaren geleden met veel enthousiasme werd geïntroduceerd, wordt als hopeloos ouderwets weggezet en vervangen door iets nieuws. Uiteraard heeft zo’n nieuwe managementmethode telkens weer een klinkende naam. En de introductie ervan verloopt niet zonder slag of stoot. Vele vergaderingen en trainingssessies zijn nodig om de vernieuwingsslag te maken. Bijna altijd begeleid door duurbetaalde consultants.
Volgens Ben Tiggelaar hoeven we ons over dit fenomeen geen zorgen te maken (zie zijn column in het NRC van afgelopen weekend). Integendeel, de afwisseling van managementmethodes is volgens hem juist goed. Zonder die afwisseling zouden medewerkers door verveling de aandacht verslappen en niet meer alert zijn op kosten, kwaliteit en klanttevredenheid.
Zou het echt zo zijn? Het empirische bewijs voor deze stelling (of ‘mening’ zoals Tiggelaar het zelf noemt) is flinterdun. Tiggelaar voert de welbekende loterijwinnaars op die zo snel gewend raken aan hun rijkdom. En de klok, die je na verloop van tijd niet meer hoort tikken. En tenslotte nog wat geluksonderzoek uit de psychologie, dat suggereert dat mensen vooral gelukkig worden van de afwisseling van kleine impulsen. Allemaal leuk en aardig, maar leren we hier iets van voor het antwoord op de vraag of managementmethodes na verloop van tijd uitgewerkt raken en vervangen moeten worden door steeds weer nieuwe, frisse technieken?
Nee. Om die vraag op een betrouwbare manier te beantwoorden moeten we gedurende een lange tijd (een aantal jaren op z’n minst) een groot aantal organisaties (of organisatie-onderdelen) volgen die op basis van toeval verschillen in het tempo waarin managementmethodes worden vernieuwd. Een haast onhaalbare zaak, zou je zeggen. En het is dan ook niet verrassend dat een dergelijke studie nog nooit van de grond is gekomen.
Maar er gloort hoop. In het net verschenen issue van de Quarterly Journal of Economics staat een belangwekkend artikel getiteld: ‘Does Management Matter?’. Het artikel rapporteert de resultaten van een veldexperiment dat economen van Stanford en de Wereldbank in samenwerking met een internationaal consultancy bedrijf hebben gedaan. In het veldexperiment wordt een willekeurige helft van een groep textielfabrikanten in India gedurende 5 maanden intensief geadviseerd en begeleid bij het verbeteren van het management. De andere helft krijgt gedurende slechts één maand advies.
De effecten van de intensieve management consultancy zijn substantieel en statistisch significant. De productiviteit neemt na verloop van tijd met zo’n 17% toe en de winstgevendheid gaat met sprongen vooruit in vergelijking met de groep die slechts één maand advies kreeg. En, belangrijk voor de bovenstaande discussie, de effecten blijken grotendeels persistent. Slijtage of verveling lijkt in ieder geval in de eerste twee jaren na de interventie niet op te treden. Het nut van snelle afwisseling van managementmethoden lijkt hier dus ver te zoeken.
Nu is het de vraag of deze resultaten uit de Indiase textielindustrie generaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. En wellicht was twee jaar simpelweg te kort om de voorspelling over slijtage en verveling een faire kans te geven. Toekomstig onderzoek, hopelijk ook in een Nederlandse context, moet dat uitwijzen. De mogelijkheden daartoe binnen grote bedrijven liggen voor het oprapen.
Auteur
Categorieën