Vanuit de literatuur was al bekend dat werklozen vaker overstappen naar ondernemerschap dan werkenden. Nu is er ook (het eerste Europese) bewijs dat werklozen zich bij hun keuze voor het ondernemerschap sterk laten leiden door de beschikbaarheid van een werkloosheidsverzekering. Noorse werklozen blijken rond het moment dat hun recht op WW-uitkering afloopt ineens bijzonder vaak een nieuw bedrijf te beginnen, of de WW-duur nu twee of drie jaar is. Dit doet vermoeden dat afbouw van de WW-duur de overstap van werklozen naar het ondernemerschap bevordert.
Dit rijmt goed met het Nederlandse overheidsbeleid om werklozen voor zichzelf te laten beginnen. Daarmee hoopt de overheid niet alleen werklozen uit de WW te krijgen maar ook werkgelegenheid te creëren. Werklozen die een bedrijf willen starten kunnen tijdens een proefperiode onder bepaalde voorwaarden een WW-uitkering krijgen (al is dit recht door het nieuwe kabinet weer iets afgebouwd). Daarnaast – en misschien minder bewust – loopt de maximale WW-duur steeds verder terug waardoor werklozen mogelijk eerder zullen overstappen naar het ondernemerschap.
De regering zou ook kunnen overwegen een stap verder te gaan, door een WW open te stellen voor álle ondernemers die er behoefte aan hebben.
Dit begint met de vraag waarom werknemers toegang hebben tot de WW maar ondernemers niet. Een ingesleten (paternalistische) opvatting is dat de overheid wél moet waken over risico-afkerige werknemers maar níet over risicozoekende ondernemers. Hier valt veel tegen in te brengen. Zo hebben ondernemers veel grotere inkomensfluctuaties en marktrisico’s dan werknemers. Ook is het aandeel zelfstandigen in de beroepsbevolking de afgelopen vijftien jaar sterk toegenomen, waardoor het beschermde deel van de beroepsbevolking omgekeerd evenredig is afgenomen. Daarnaast zouden veel zzp’ers liever een vaste baan hebben met meer inkomenszekerheid. Ze houden vaak net zo min van risico als werknemers.
Een economisch argument om ondernemers de toegang tot de WW te ontzeggen hangt samen met moreel risico. Eenmaal verzekerd tegen inkomensverlies door ontslag of bedrijfsbeëindiging doen mensen minder moeite om inkomensverlies te voorkomen. Dit geldt op voorhand meer voor ondernemers dan voor werknemers, omdat er minder zicht is op hun inspanningen om inkomensverlies te voorkomen. Ze hebben geen baas die oplet, ze zijn eigen baas.
In de ESB van vandaag laten Hochguertel en Ejrnæs echter zien dat het met dit morele risico bij ondernemers erg kan meevallen. Dat blijkt in elk geval in Denemarken, waar ondernemers zichzelf wél tegen inkomensuitval door werkloosheid kunnen verzekeren. De auteurs analyseren gedragseffecten van beleidswijzigingen (uit 1992 en daarna) die de prikkel tot verzekeren voor Deense ondernemers veranderden. Ze constateren bij verzekerde ondernemers weliswaar een hogere kans op uitstroom naar werkloosheid dan bij niet-verzekerden, maar dat komt voor slechts een derde door minder inzet van de ondernemer.
Voeg daaraan toe de grotere instroom van werknemers in het ondernemerschap door de vrijwillige WW-regeling, en de beleidsrelevante conclusie van de auteurs volgt: “Gelet op de algehele trend naar zzp’erschap en de discussie rondom de financiële kwetsbaarheid, verdient het aanbeveling dat beleidsmakers toegangsbeperkingen tot de werkloosheidsverzekering voor zelfstandigen herzien”.
Hoewel een Nederlandse ondernemer zich anders zal gedragen dan een Deense, kan het Nederlandse WW-stelsel een voorbeeld nemen aan het Deense. Ten goede, en een beetje ten slechte omdat het Deense stelsel niet differentieert naar sectoren en regio’s. Mocht een WW-regeling voor zelfstandigen een stap te ver zijn voor het kabinet (waarbij ook averechtse selectie een rol speelt), laat onderzoekers dan in elk geval de gedragseffecten van de bestaande WW-regeling voor startende ondernemers analyseren.
Auteur
Categorieën