*** dit is het 7e en laatste deel in de serie over de verkiezingen ***
Wat is het probleem?
Het hoger onderwijs speelt een grote rol bij de Nederlandse ambities op het gebied van kennis en innovatie. Het kabinet Rutte had de ambitie om tot de top 5 van kenniseconomieën in de wereld te behoren. Nederland is tussen 2011 en 2012 van positie 8 naar positie 7 opgeschoven als vooraanstaande kenniseconomie. De lift gaat omhoog, maar gaat dit snel genoeg?
De Commissie-Veerman constateerde in haar rapport “Differentiëren in drievoud” (2010) dat de basiskwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs op orde is, maar dat er tal van zwakke punten in het systeem zitten. Zo hebben we een hoge studieuitval, voelen studenten zich vaak onvoldoende uitgedaagd en ontbreken kansen voor excellente studenten. Nederland kent daarnaast een in internationaal perspectief erg open systeem, waarbij een vwo-diploma (behoudens enkele uitzonderingen) automatisch recht geeft op toegang tot een universitaire studie. Dit leidt echter lang niet altijd tot kansrijke studietrajecten.
Het Nederlandse universitaire onderzoek presteert internationaal nog altijd zeer goed, maar er zijn kapers op de kust. Vooral opkomende landen doen grote investeringen, waar Nederland juist de geldkraan dichtdraait. Daarnaast wordt onderzoek in Nederland traditioneel onvoldoende benut en toegepast door het bedrijfsleven.
Tot slot is het Nederlandse systeem teveel gefixeerd op het laten afstuderen van zoveel mogelijk studenten omdat dat de onderwijsinstellingen geld oplevert. Dit leidt tot erosie van kwaliteit en heeft ook een aantal onfrisse affaires heeft, vooral in het hbo.
Concluderend, we staan er op korte termijn redelijk voor maar door lage investeringen en gebrek aan dynamiek zijn we niet klaar voor de toekomst.
Wat is er aan gedaan?
Het kabinet Rutte heeft de aanbevelingen van de Commissie-Veerman omgezet in een strategische agenda “Kwaliteit in verscheidenheid”. De nadruk ligt daarbij vooral op de profilering van universiteiten. Om de aansluiting met het bedrijfsleven te verbeteren, heeft het kabinet de zogeheten ‘topsectoren’ uitgerold, waarbij op strategische belangrijke terreinen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid aan kennisontwikkeling doen. Niet onbelangrijk allemaal, maar je kunt je ernstig afvragen of hiermee de problemen effectief worden aangepakt. In de Tweede Kamer ging het vooral over langstudeerboetes, op zijn best een afleidingsmanoeuvre.
Waarom is het dan nog steeds niet opgelost?
In het regeerakkoord had het kabinet Rutte aangekondigd om ook andere aanbevelingen van de Commissie-Veerman uit te voeren. Daar is niet veel van terechtgekomen. Zo bepleitte de Commissie een gerichte investeringsimpuls in het onderzoek aan universiteiten en hogescholen. Deze is er nooit gekomen. Aangezien de zogeheten FES-gelden (de aardgasbaten waarmee onder meer onderzoek wordt gefinancierd) binnen twee jaar opdrogen, gaan er stevige tekorten in de onderzoeksfinanciering ontstaan. Daarnaast is het sociaal leenstelsel wederom in de ijskast geplaatst.
Wat moet er gebeuren?
Een ambitieuzere beleidsagenda bevat op zijn minst drie elementen. Ten eerste, geef elke hogeronderwijs-instelling het recht om strenger te selecteren, ook aan de poort. Dit verlaagt de kans op uitval en motiveert de geselecteerde studenten.
Ten tweede, verklein de studentgebonden financiering bij de universiteiten en het hbo. Wanneer universiteiten minder afhankelijk zijn van studentenaantallen voor hun bekostiging, dan kunnen zij meer aandacht schenken aan verscherping van het academisch profiel en hebben ze geen prikkel om middelmatige afgestudeerden met onvoldoende vaardigheden de arbeidsmarkt op te jagen.
Ten derde, voer een sociaal leenstelsel in. Zoals door hoogleraar Bas Jacobs al lang is bepleit, is een sociaal leenstelsel een goed en eerlijk systeem om studies te financieren. De overheid schiet de kosten van collegegeld en beurzen voor met een lening. Ex-studenten betalen deze lening terug door een vast percentage van hun inkomen af te dragen. Afgestudeerden die om wat voor reden dan ook over een te laag inkomen beschikken, hoeven niet of minder terug te betalen. Studenten betalen dus terug wanneer de investering in hoger onderwijs voldoende rendeert.
Een sociaal leenstelsel is een goed systeem omdat het aantoonbaar goedkoper is dan het huidige systeem van verstorende subsidies. Het is ook eerlijker, omdat studenten naar draagkracht bijdragen. Het risico van het hebben van hoge schulden wordt afgedekt door het poolen van inkomensrisico’s.
Hoe groot is de kans dat het ook gebeurt?
Volgens de CPB-doorrekeningen zijn niet alle politieke partijen even duidelijk over hun plannen voor het hoger onderwijs. De VVD, PvdA, D66 en GroenLinks willen een sociaal leenstelsel invoeren. Interessant is dat het CPB ook een poging doet om de economische effecten van het pakket aan onderwijsmaatregelen (alle vormen van onderwijs) van de diverse politieke partijen door te rekenen. Op de lange termijn leveren de plannen van D66 het meest op, gevolgd door die van de VVD en de PvdA. Deze laatste twee ontlopen elkaar nauwelijks als het gaat om de economische effecten. Een ambitieus hoger onderwijs lijkt daarmee paars te kleuren.
Auteur
Categorieën