De badkuipcurve voor criminelen
Aute ur(s ):
A.J.J. Slotboom en C.J. Wiebrens (auteur)
De auteurs zijn werkzaam op het parketgeneraal van het openbaar ministerie. cj.wieb rens@sgrarr.drp.minjus.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4437, pagina 331, 9 juli 2004 (datum)
Rubrie k :
criminaliteit
Tre fw oord(e n):
Door meer rekening te houden met de positie van een crimineel op diens ‘carrièrepad’ kunnen middelen voor criminaliteitsbestrijding
efficiënter worden ingezet.
Door de politie van een misdrijf verdachte personen worden met een antecedent geregistreerd in het herkenningsdienstsysteem (hks).
Iedere ‘recidive’ levert een nieuw antecedent. Voor personen, die tussen 1996-1998 voor het eerst met de politie in aanraking kwamen
(first offenders) hebben wij nagegaan hoeveel antecedenten zij tot en met 2001 hebben opgebouwd. Daaruit zijn uitvalkansen berekend de kans om niet te recidiveren. Weergave van de relatie tussen het aantal antecedenten en uitvalkans levert een langgerekte U-vormige
kromme: de badkuipcurve.1
De linkerzijde wordt gekenmerkt door hoge, maar snel dalende uitvalkansen. 75 procent van de verdachten pleegt slechts één delict; een
deel van de resterende groep beperkt zich tot enkele misdrijven en breekt dan de criminele loopbaan in een vroegtijdig stadium af. Het
uitvalpercentage daalt echter snel naarmate men meer antecedenten opbouwt. Een beperkt deel gaat door met het plegen van misdrijven
en bereikt na tien à vijftien antecedenten de ‘bodem’ van de badkuip. De kans dat men dan uit het criminele bestaan stapt is klein (circa
acht procent) en lijkt eerder te worden bepaald door toeval dan door (op resocialisatie) gerichte interventies.2 De rechterzijde van de
curve geeft de oplopende uitvalpercentages van degenen die een criminele loopbaan achter de rug hebben: de uitgeblusten. Leeftijd, het
fysiek niet meer kunnen volhouden of andere factoren kunnen tot het stoppen met het plegen van misdrijven doen besluiten. De groep
uitgeblusten is relatief klein en bestaat overwegend uit Nederlanders en verslaafden.
Beleid
Strafrechtelijke interventie is vooral een reactie op reeds gepleegde misdrijven en het verleden van een verdachte. De badkuipcurve biedt
een ander uitgangspunt: de te verwachten carrière. Met de badkuipcurve kunnen wij een inschatting maken of de kosten van op
resocialisatie gerichte interventies opwegen tegen het verwachte rendement: het aantal niet gepleegde misdrijven vanwege die
interventie (zie Spelman, 1994). Die inschatting behelst drie factoren: het aantal misdrijven dat verdachten mogelijk in de toekomst
kunnen plegen, het meest geëigende moment van interventie en de kans dat een interventie succes heeft.
Bij first offenders, de uiterste linkerzijde van de badkuipcurve, zijn op resocialisatie gerichte interventies niet kosteneffectief. De
uitvalkans is hoog. Maatregelen die deze kans verhogen zijn gezien de omvang van de groep ongericht en het effect is diffuus. De
sanctie op zich (bijvoorbeeld een taakstraf) volstaat in de meeste gevallen. Inzet aan de linkerzijde van de badkuipcurve moet vooral
gericht zijn op risicogroepen: degenen die door kunnen schieten naar de bodem van de badkuip. Daarover later meer. figuur 1
Figuur 1. De badkuipcurve bij criminaliteit
Pogingen tot resocialisatie hebben ook relatief weinig zin bij degenen die op de bodem van de badkuip verkeren. Dergelijke verdachten
(waaronder veel ‘veelplegers’) zijn ‘onverbeterlijk’ en weinig vatbaar voor pogingen tot gedragsverandering. Bij degenen die stoppen met
criminaliteit is dat eerder aan toeval toe te schrijven dan aan (gerichte) interventies. De maatschappij is bij deze groep het meest gebaat
bij ‘onschadelijkmaking’ (insluiting).
De aanpak van de groep uitgeblusten aan de rechterzijde van de curve bestaat momenteel voornamelijk uit (dure) programma’s gericht op
gedragsverandering. Die aanpak lijkt niet kosteneffectief omdat deze groep naar verwachting sowieso binnen afzienbare tijd zal stoppen
met criminele activiteiten. Met een sobere detentievoorziening – een afgeschut ‘bejaardentehuis voor junks’ waar in de dagelijkse
levensbehoeften (eventueel inclusief gratis heroïne) wordt voorzien – kan tegen minder kosten hetzelfde effect worden bereikt.
Daarmee suggereren wij een ander beleid dan het bestaande, dat vooral inzet op resocialisatie van verdachten op de bodem en aan de
rechterzijde van de badkuipcurve. Een herverdeling van middelen van oud naar jong ligt voor de hand: meer inzet van middelen bij de
risicogroep die de bodem van de badkuip net niet bereikt heeft. Dat zijn (relatief vaak allochtone) jeugdigen, waarbij pogingen tot
gedragsveranderingen nog kans van slagen hebben. Het effect in termen van in de toekomst voorkomen misdrijven is daar aanmerkelijk
groter dan dat van een op gedragsverandering gericht programma voor oudere veelplegers en verslaafden.
Anke Slotboom en Caspar Wiebrens
Dit artikel is gebaseerd op het bij het jaarverslag van het Openbaar Ministerie 2003 verschenen “De komende, blijvende en gaande
verdachte”.
Literatuur
Spelman, W. (1994) Criminal Incapacitation. Plenum Press, New York.
1 In de demografie beschrijft de badkuipcurve de verdeling van sterftekansen voor leeftijdsgroepen.
2 Met betrekking tot dit toeval wordt ook wel genoemd de www-factor: werk, wijf en woning.
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)