Dienstensector in mineur
Aute ur(s ):
DNB (auteur)
Deze rub riek wordt maandelijks samengesteld door Maarten van Rooij, Ad Stokman, Bouke Buitenkamp en Jasper de Winter van de
Nederlandsche Bank. b .h.j.b uitenkamp@dnb.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 88e jaargang, nr. 4407, pagina 307, 27 juni 2003 (datum)
Rubrie k :
DNB-indicator
Tre fw oord(e n):
conjunctuur
Meestal blijven de conjuncturele uitslagen van de commerciële dienstensector relatief beperkt. In het huidige conjuncturele dal blijkt
dit echter niet zo te zijn.
De conjunctuurindicator duidt op aanhoudende onzekerheid en voorziet voor het komende half jaar geen duidelijk herstel (figuur 1).
De indicator heeft de ontwikkeling van de industriële productie als referentiekader, dit ondanks het feit dat de industriële productie
slechts éénzesde van de in Nederland gegenereerde toegevoegde waarde voor haar rekening neemt. Dat de ontwikkeling in de
industrie desondanks een goed inzicht in de cyclische ontwikkeling van de hele Nederlandse economie biedt, komt omdat de
commerciële dienstenproductie – goed voor ongeveer de helft van de Nederlandse toegevoegde waarde – grotendeels dezelfde cyclus
volgt.
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Dienstenproductie minder volatiel…
De totale commerciële dienstverlening volgt weliswaar hetzelfde conjunctuurpatroon, maar de intensiteit van de cyclus is kleiner en werkt
zodoende stabiliserend op de uitslagen van het bbp. De variantie in de groei van de industrie was in de periode vanaf 1970 anderhalf keer
zo groot als die van de commerciële dienstverlening. Gangbare verklaringen hiervoor zijn dat diensten doorgaans niet op voorraad
kunnen worden geproduceerd, maar gelijktijdig worden geproduceerd en verkocht. Hierdoor zijn conjunctuurversterkende voorraadcycli,
zoals die in de industrie kunnen bestaan, niet mogelijk in dienstensectoren. Daarnaast realiseren dienstensectoren slechts een klein deel
van hun totale afzet in het buitenland en staan daarom minder bloot aan de tucht van de internationale markt. Slechts twintig procent van
de productie van de commerciële dienstverlening vindt de weg naar het buitenland. Van de industriële productie wordt daarentegen
zestig procent van de productie direct of via andere sectoren geëxporteerd en van de landbouwproductie is dat zelfs 75 procent.
…een uitzondering daargelaten
Een nadere uitsplitsing van de commerciële dienstensector leert dat deze heterogeen is. Enkele commerciële diensten, waaronder de
handel en de transportsector, blijken een relatief volatiel conjunctuurpatroon te hebben. Dit is echter minder uitgesproken dan dat van de
industriële bedrijfstakken. De grotere volatiliteit bij handel en transport hoeft ook niet te verbazen, aangezien deze diensten voor hun
afzet afhankelijk zijn van de goederenconjunctuur. Eén van de meest cyclische dienstverlenende deelsectoren is de uitzendbranche. De
redenen hiervoor liggen voor de hand. Het resterende deel van de commerciële diensten bestaat in hoofdzaak uit de financiële en de
overige zakelijke dienstverlening. Juist deze diensten blijken verantwoordelijk voor de relatieve immuniteit van de diensten voor de
conjunctuurcyclus.
Dienstensector deelt in malaise
Sinds 2000 is een eind gekomen aan de hoogconjunctuur en is de Nederlandse economie afgezakt van één van de best presterende
economieën in het eurogebied tot de slechtst presterende. Anders dan in het voorgaande conjuncturele dal, wordt ditmaal de
commerciële dienstverlening relatief sterk getroffen. In de periode 2001-2002 is de toegevoegde waarde van de commerciële
dienstverlening voor het eerst sinds 1982 gekrompen. Aan de sterke groeivertraging van de commerciële dienstverlening liggen enkele
specifieke ontwikkelingen ten grondslag. Ten eerste is de vraagimpuls, die was ontstaan als gevolg van de verzilvering van de
overwaarde op woonhuizen eind jaren negentig, in de afgelopen jaren weer goeddeels weggevallen. Mede hierdoor is de groei van de
particuliere consumptie vanaf 2001 sterk afgenomen. Aangezien de dienstensector één van de belangrijkste toeleveranciers is aan de
Nederlandse consument, heeft vooral deze sector hieronder geleden. Ten tweede zijn enkele dienstensectoren die in de voorgaande jaren
sterk zijn gegroeid, getroffen door sectorspecifieke schokken. Zo heeft het leeglopen van de ict -zeepbel negatieve gevolgen gehad voor
de computer- en servicebureaus en heeft de malaise op de aandelenmarkten geleid tot een sterke vermindering van het aantal
beleggingstransacties, één van de redenen waardoor aan de groei in de financiële sector voorlopig een einde kwam. Aangezien de
ontwikkeling van de overwaardeverzilvering en zeker het leeglopen van de ict-zeepbel eenmalige gebeurtenissen lijken te zijn, lijkt het
alleszins aannemelijk dat de dienstensector haar rol van stabilisator van de conjuncturele ontwikkeling weer zal kunnen oppakken.
Copyright © 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)