Schandalige verkiezingen
Aute ur(s ):
Emmerij, L.J. (auteur)
Co-director United Nations Intellectual History Project.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4292, pagina 75, 26 januari 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Mij wordt dikwijls gevraagd hoe een ‘buitenlandse Nederlander’ tegen zijn land aankijkt – economisch, politiek en cultureel – en ik
had oorspronkelijk gedacht deze column hieraan te wijden. Maar ik schrijf in Washington DC op zaterdag 20 januari 2001, de dag dat
George W. Bush wordt ingehuldigd als president van de VS. Het lijkt mij minstens zo interessant om hier te vermelden hoe een
Nederlander met de nodige derde wereld-ervaring tegen het Amerikaanse verkiezingsdrama heeft aangekeken. Ik zal dat doen in tien
hypothetische punten en een conclusie.
» Stel dat we over een verkiezing lezen in een willekeurig ontwikkelingsland en dat de ‘winnaar’ de zoon van een vorige president is, die
bovendien chef is geweest van de geheime dienst;
» stel dat de ‘winnaar’ minder stemmen heeft gekregen dan de ‘verliezer’, maar heeft ‘gewonnen’ dank zij een koloniale eigenaardigheid (het
kiescollege) die uit de voor-democratische oudheid van het land stamt;
» stel dat de ‘overwinning’ heeft afgehangen van een dubieuze stemmentelling in een provincie die wordt geregeerd door de broer van de
‘winnaar’;
» stel dat een onduidelijk gesteld stembiljet in een district van deze provincie – een district waarin de ‘verliezer’ duidelijk favoriet was duizenden kiezers op de verkeerde kandidaat deed stemmen;
» stel dat een lage en onpopulaire kaste van het land massaal naar de stembus tijgt om bijna unaniem haar stem uit te brengen op de
‘verliezer’;
» stel dat zeer vele vertegenwoordigers van deze kaste op weg naar de stembus worden onderschept door de provinciale politie die
opereert onder het gezag van de broer van de ‘winnaar’;
» stel dat in deze provincie zes miljoen mensen hun stem uitbrengen en dat de ‘voorsprong’ van de ‘winnaar’ slechts 327 stemmen
bedraagt: zeker minder dan de foutenmarge van de (ouderwetse en primitieve) telmachines;
» stel dat de ‘winnaar’ en zijn politieke partij erop tegen zijn om de uitgebrachte stemmen in de gewraakte provincie, en speciaal in het
bovengenoemde district, aan een nauwkeuriger onderzoek en hertelling te onderwerpen;
» stel dat de ‘winnaar’, die zelf gouverneur is van een grote provincie van het land, een slechte mensenrechtenreputatie heeft in
vergelijking met andere provincies en bovendien lijstaanvoerder is op het gebied van uitgevoerde doodvonnissen;
» stel, ten slotte, dat de ‘winnaar’ gedurende de verkiezingscampagne beloofde om schenders van mensenrechten te benoemen tot
levenslange posities aan het hoogste gerechtshof van het land.
Na zoiets gelezen te hebben, zouden we zeker onze schouders ophalen en verzuchten dat we hier de zoveelste treurige geschiedenis
waarnemen van een of ander ver en ondemocratisch land, achtergebleven in de vaart der volken, dat dringend behoefte heeft aan
‘behoorlijk bestuur’. Maar, helaas, dit is in werkelijkheid gebeurd in de VS! Het verkiezingdrama van 7 november 2000 heeft een drietal
dingen duidelijk gemaakt. Ten eerste behoudt ook voor federale verkiezingen elk van de vijftig staten zijn eigen verkiezingsstelsel
(stembiljet, manier van stemmen tellen, enzovoort) en zelfs binnen elke staat kan dat verschillen van district tot district. Ten tweede
worden in dit Amerika – het technologisch meest geavanceerde land ter wereld – in de armere districten, die in meerderheid worden
bewoond door niet-blanken, de stemmen geteld met machines die dateren uit de prehistorie van de computer. Ten derde is er veel minder
scheiding tussen de uitvoerende en de rechterlijke macht dan behoorlijk bestuur vereist. Dit werd vooral duidelijk gemaakt door de vijf
tegen vier-stemming van het Supreme Court dat beval om de hertelling te stoppen omdat de 12e december voor de deur stond en de
uitslag van Florida op die datum bekend moest zijn.
President Carter, die met zijn instituut vele verkiezingen in ontwikkelingslanden heeft begeleid, zei desgevraagd dat hij nooit een
uitnodiging van de VS zou hebben geaccepteerd omdat “aan geen enkele voorwaarde van behoorlijk bestuur wordt voldaan”. President
Roosevelt zei, nadat de Japanners de Amerikaanse vloot hadden overrompeld in Pearl Harbour op 7 december 1941, dat “this day will live
on in infamy”. Zo zal de 7e november 2000 voortleven in constitutionele schande. Het mogelijke goede nieuws is dat deze put nu zal
worden gedempt. De Nederlandse democratie komt in vergelijking tot de Amerikaanse naar voren als een stralend voorbeeld.
Wat heeft deze column, die is gericht op behoorlijk bestuur, van doen met een economisch weekblad? Het antwoord is dat er een
duidelijke relatie bestaat tussen behoorlijk bestuur en economische besluitvorming, zoals we binnenkort zullen zien wanneer het Bush voorstel tot belastingverlichting wordt aangenomen en dus het stringente begrotingsbeleid van Clinton dreigt te worden verlaten,
olieboringen in Alaska naar ecologisch beschermde gebieden worden verlegd, enzovoorts.
Toen President-elect Bush vice-president Gore bezocht na de beslissing van het Supreme Court, stonden er mensen met borden waarop
stond “Hail to the thief!” Tja, zover is het hier inderdaad gekomen.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)