Ga direct naar de content

Dienstjaren

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 26 2001

Dienstjaren
Aute ur(s ):
CBS (auteur)
Dit artikel is samengesteld door de divisie Sociale en Ruimtelijke statistieken van het CBS
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4292, pagina 95, 26 januari 2001 (datum)
Rubrie k :
Statistiek
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt

De gunstige arbeidsmarkt maakt het voor werknemers gemakkelijker naar een andere werkgever over te stappen en sommigen doen
dat ook. In 1999 was achttien procent van alle werknemers korter dan een jaar in dienst bij zijn of haar werkgever. Een deel van deze
groep bestaat uit nieuwkomers op de arbeidsmarkt, de overigen zijn werknemers die van baan zijn veranderd, al dan niet na een
periode zonder werk.
Ruim acht van de tien werknemers in 1999 werkten dus al langer dan een jaar bij dezelfde werkgever en ruim de helft deed dat al minstens
vijf jaar. Een op de zeven werknemers had minstens twintig dienstjaren. Gemiddeld waren werknemers in 1999 negen jaar in dienst bij hun
werkgever. De gemiddelde anciënniteit van mannen bedroeg tien jaar, die van vrouwen zeven. Tussen opleidingsniveau en anciënniteit
lijkt weinig verband te bestaan. Laagopgeleide werknemers hadden in 1999 gemiddeld 9,2 dienstjaren en hoogopgeleide werknemers 8,3
jaar. Veel grotere verschillen waren er tussen leeftijdsgroepen. Zo hadden werknemers jonger dan 25 jaar gemiddeld iets minder dan twee
dienstjaren, terwijl werknemers van 55-64 jaar gemiddeld twintig dienstjaren hadden.
De laatste jaren is de werkgelegenheid flink toegenomen. Het aantal werknemers dat van baan wisselde is sinds de recessie van
1993/1994 elk jaar gestegen. Ook vonden vele werklozen en nieuwkomers op de arbeidsmarkt werk. De gemiddelde anciënniteit is dan ook
gedaald in de leeftijdsgroepen tot ongeveer 45 jaar. Maar de gemiddelde anciënniteit van alle werknemers was in 1999 vrijwel even hoog
als in 1995 en hoger dan in 1992. Hierbij speelt de leeftijdsopbouw van de beroepsbevolking een rol. Het aandeel personen van 45 jaar en
ouder in de werkzame beroepsbevolking steeg van 25 procent in 1992 tot 30 procent in 1999. Door deze veroudering is de gemiddelde
anciënniteit van de totale categorie werknemers de laatste jaren niet gedaald, hoewel dat onder jongeren wel het geval is.
Zie figuur 1, figuur 2 en figuur 3

Figuur 1. Verdeling werknemers naar dienstjaren, 1999, in procenten

Figuur 2. Werknemers naar anciënniteit per opleidingsniveau, 1999, in procenten

Figuur 3. Gemiddeld aantal dienstjaren van werknemers per leeftijdsgroep, 1995 en 1999, in jaren

Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur