Het is moeilijk om een goed beeld te krijgen van de
daadwerkeÂijke inspanningen van bedrijven ten aanzien
l
van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Recent
onderzoek laat zien dat de attitude van bedrijven ten
opzichte van MVO tamelijk positief is, ook bij hen die zelf
geen MVO-activiteiten ontplooien. Tegelijk heeft een aantal
bedrijven wel een negatieve houding ten opzichte van MVOactiviteiten.
M
Dick de Gilder, Theo
Schuyt en Frank de
Bakker
Universitair hoofddocent,
hoogleraar en universitair
hoofddocent aan de Vrije
Universiteit Amsterdam
aatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) is een onderwerp dat al
geruime tijd veel belangstelling trekt.
Bedrijven besteden nadrukkelijk aandacht aan deze thematiek en de afkorting is bij velen
bekend. Tegelijkertijd blijft er nog veel onduidelijk
omtrent MVO en de mate waarin bedrijven hieraan
invulling geven. De belangstelling voor MVO uit
zich vooral in beschouwingen, in wetenschappelijke
artikelen, beleidsadviezen, studienota’s en overlegplatforms, in de snelle groei van gespecialiseerde
adviesbureaus en in de groeiende hoeveelheid
informatiemateriaal over good practices (Schuyt en
Meijer, 2008). Er zijn velerlei audits en checklists
beschikbaar en allerlei bestaande bedrijvenaudits
worden uitgebreid met criteria voor maatschappelijke
verantwoordelijkheid of verwante concepten.
Ondanks de brede aandacht blijft het moeilijk om
een goed beeld te krijgen van de daadwerkelijke
inspanningen ten aanzien van MVO. Representatief
onderzoek naar de stand van zaken hieromtrent
in het Nederlandse bedrijfsleven is vrij schaars
(Graafland, 2001; Van Dijk en Wong, 2007).
Enkele jaren geleden werden enkele representatieve MVO-onderzoeken uitgevoerd in het kader van
de Ondernemerschapsmonitor van het Ministerie
van Economische Zaken (2001; 2003) maar veel
andere studies beperken zich tot beschrijvende
gevalsstudies.
Ten dele wordt dit veroorzaakt door onduidelijkheid
in de terminologie: alleen al in het Nederlands is
een veelheid aan gerelateerde begrippen in gebruik,
zoals maatschappelijk betrokken ondernemen,
duurzaam ondernemen, of maatschappelijk ondernemen. Bovendien bestaat er in theorie en praktijk
nog steeds veel onduidelijkheid over de effecten van
MVO, bijvoorbeeld op de financiële prestaties van
ondernemingen of op zaken als werknemerstevredenheid, terwijl een ander deel van de theorie vooral
normatief van aard is, betogend waarom MVO wel of
niet wenselijk zou zijn (De Bakker et al., 2005). Een
van de definities die internationaal het meest wordt
gebruikt is die van de Amerikaanse bedrijfsethicus
Archie Carroll (1979). Hij omschrijft MVO als volgt:
“The social responsibility of business encompasses
the economic, legal, ethical, and discretionary expectations that society has of organizations at a given
point in time.†Carrolls definitie omvat vier verschillende verantwoordelijkheden.
Ten eerste, de economische verantwoordelijkheden:
het produceren van goederen en diensten om deze
met winst te verkopen; ten tweede, de juridische
verantwoordelijkheden: de wetten en regels waaronder bedrijven geacht worden te opereren; ten derde,
de ethische verantwoordelijkheden: het voldoen aan
de verwachtingen van de maatschappij die boven
de wettelijke vereisten uitstijgen; en ten vierde,
de discretionaire verantwoordelijkheden: vrijwillige activiteiten zoals het leveren van filantropische
bijdragen of het trainen van langdurig werklozen. In
een latere versie van zijn definitie hernoemt Carroll
deze laatste categorie tot philanthropic responsibility
(Carroll, 1991). Vanuit deze definitie bekeken is het
dus niet onlogisch om filantropische inspanningen
van ondernemingen te beschouwen als onderdeel
van MVO. Dat gegeven vormt de directe aanleiding
voor het onderzoek.
In het tweejaarlijks onderzoek ‘Geven in Nederland’
(Schuyt et al., 2009) staat het geven van geld
en tijd door individuen, huishoudens, fondsen en
bedrijven aan maatschappelijke en goede doelen
centraal. Het onderzoek is gedaan onder een representatieve steekproef van Nederlandse bedrijven.
In totaal hebben 1.057 respondenten er in mei
2008 aan deelgenomen. Alle respondenten waren
binnen het ondervraagde bedrijf verantwoordelijk
voor de sponsoring door, en giften van, het betreffende bedrijf. Ten opzichte van vorige metingen is de
wijze van informatieverzameling enigszins gewijzigd.
In 2008 is de enquêtede voor het eerst uitgevoerd
via internet, en niet langer telefonisch, zoals bij alle
voorgaande onderzoeken, die sinds 1996 elke twee
jaar plaatsvinden. De respondent maakt deel uit van
een bestand aan respondenten die meerdere keren
benaderd kunnen worden, hetgeen longitudinale
analyses in de toekomst mogelijk maakt.
Bekendheid met MVO
Van de 1.057 responderende bedrijven blijkt ongeveer 59 procent bekend te zijn met de term MVO
en dus 41 procent niet. Dit kan als een positief
resultaat worden uitgelegd, want meer dan de helft
heeft weet van MVO, maar met evenveel recht kan
worden geconcludeerd dat deze score laag is, gezien
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4562) 12 juni 2009
375
binnenland
Wat bedrijven doen aan MVO
leveranciers, het voeren van een diversiteitsbeleid
of van een integriteitsbeleid.
Tabel 1
MVO-activiteiten door bedrijven (in procenten).
Neemt uw bedrijf maatregelen om energie te besparen?
Houdt u rekening met duurzaamheid bij uw financiële
zaken als leningen en beleggingen?
Houdt u in uw bedrijfsvoering rekening met het milieu
(denk hierbij aan afvalvermindering, afvalscheiding,
recycling)?
Ja
73
34
Nee
24
58
Weet niet
3
8
87
12
1
Stelt u MVO-eisen aan uw leveranciers?
26
70
4
Heeft u een integriteitsbeleid?
Is uw medewerkersbestand een afspiegeling van de
samenleving? (heeft u bewust allochtonen, arbeidsgehandicapten, ouderen in dienst?)
Houdt u rekening met het milieu bij uw mobiliteit?
28
33
64
64
8
3
36
64
0
de inspanningen die zijn en worden geleverd om dit thema op de maatschappelijke agenda te krijgen.
Vervolgens is de bedrijven een omschrijving van MVO voorgelegd:
“Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekent dat u naast het streven
naar winst (profit) ook rekening houdt met het effect van uw activiteiten op het
milieu (planet) en dat u oog heeft voor menselijke aspecten binnen en buiten
het bedrijf (people).†Daarop is de vraag gesteld of het bedrijf, gezien deze
omschrijving, aan MVO doet. Van de onderzochte bedrijven doet 52 procent aan
MVO zoals omschreven en 48 procent dus niet. Grote bedrijven zijn oververtegenwoordigd in de groep die beweert aan MVO te doen: bij bedrijven tot honderd
werknemers doet ongeveer de helft aan MVO, terwijl bij bedrijven met meer dan
honderd medewerkers dat ruim driekwart is. Er zijn daarbij overigens geen grote
verschillen te constateren tussen branches. Van de onderzochte bedrijven geeft
vijftien procent aan een MVO-beleid te hebben en 85 procent niet. Wanneer
uitsluitend gekeken wordt naar de bedrijven die aan MVO zeggen te doen, dus
52 procent van de totale steekproef, geeft 29 procent aan een MVO-beleid te
hebben. Dit betekent dat de meerderheid van de bedrijven die aan MVO doet,
daarvoor geen expliciet beleid ontwikkeld heeft. Ook hier geldt weer dat van de
bedrijven die aan MVO doen, de grote veel vaker aangeven een MVO-beleid te
hebben (53 procent van alle grote bedrijven) dan bedrijven tot honderd werknemers (29 procent van alle overige). De vraag is dan wat bedrijven beschouwen
als MVO-activiteiten.
Reikwijdte van MVO-activiteiten
De respondenten is gevraagd aan te geven tot welke terreinen hun MVOactiviteiten zich uitstrekken. De resultaten zijn weergegeven in tabel 1. De
resultaten laten zien dat energiebesparing en milieugerelateerde activiteiten
veruit de belangrijkste MVO-bezigheden zijn. Uit de resultaten valt ook af
te leiden dat bedrijven meerdere MVO-activiteiten naast elkaar ontplooien.
Nadere analyse leert dat bedrijven gemiddeld drie à vier MVO-activiteiten
ondernemen. Hoewel milieu- en energiemaatregelen de meeste aandacht
krijgen, vinden er ook andere activiteiten plaats in het kader van MVO, zij het
in mindere mate. Het gaat dan om zaken als het stellen van MVO-eisen aan
Medewerkervrijwilligerswerk
Een bekende manier om aan MVO te doen is door
medewerkers de gelegenheid te geven onder werktijd aan vrijwilligerswerk te doen, bijvoorbeeld door
detachering bij een maatschappelijke organisatie,
teamprojecten zoals een klussendag, bestuurswerk
en advisering. Meestal gebeurt dat in door organisaties gespecificeerde projecten. Dit soort projecten
wordt door medewerkers vaak positief gewaardeerd,
zowel door hen die actief worden als vrijwilliger als
door degenen die niet aan de projecten meedoen
(De Gilder et al., 2005). Van alle bedrijven uit de
onderzochte steekproef biedt vijftien procent hun
medewerkers de gelegenheid om aan medewerkervrijwilligerswerk te doen. Ook hier is er sprake
van een geringe oververtegenwoordiging van grote
bedrijven.
Maatschappelijke taken van bedrijven
Aan de onderzochte bedrijven zijn enkele stellingen
voorgelegd over de maatschappelijke taken van
bedrijven (tabel 2); deze stellingen beschrijven een
kritische houding ten opzichte van MVO. Uit de
resultaten blijkt dat ruime meerderheden van de
respondenten het oneens zijn met de kritische stellingen ten aanzien van MVO. Toch is er ook een substantiële minderheid van bedrijven van vijf tot tien
procent die het gedeeltelijk of helemaal eens zijn
met deze stellingen. Er is dus een aantal bedrijven
dat zich afzet tegen het idee van MVO. Zij sluiten
zich daarmee aan bij Milton Friedman (1970), de
neoklassieke econoom die al lang geleden postuleerde dat “the business of business is business†en
dat elke andere activiteit zou afleiden van de kerntaken van de onderneming en daarmee onwenselijk
zou zijn: een onderneming dient louter te streven
naar winstmaximalisatie. Het merendeel van de
bedrijven vindt niettemin dat ze wel een maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen. De
vraag is dan in hoeverre ze ruchtbaarheid geven aan
dergelijke activiteiten.
Communicatie over MVO
Opvallend is dat bedrijven erg weinig communiceren
over hun MVO-activiteiten en deze ook in bescheiden
mate meenemen in hun marketingstrategie (tabel
3). Grote ondernemingen rapporteren veelvuldig over
hun MVO-activiteiten, veelal in aparte jaarverslagen.
Tabel 2
Antwoorden op stellingen over maatschappelijke taken van bedrijven (in procenten).
Bedrijven hoeven geen maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen
Betrokkenheid bij maatschappelijke activiteiten beschadigt het bedrijf omdat geld en
tijd aan het primaire bedrijfsdoel worden onttrokken
MVO staat gelijk aan diefstal als het de opbrengst van aandeelhouders vermindert
376
ESB
94(4562) 12 juni 2009
Helemaal
oneens
18
10
Oneens
58
51
Noch oneens,
noch eens
19
31
17
47
26
Eens Helemaal
eens
4
1
7
1
8
2
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
De onderzochte bedrijven in de steekproef vormen
echter een dwarsdoorsnede van de Nederlandse
bedrijven: de grote vormen daarbij een minderheid.
Slechts weinig kleine ondernemingen communiceren nadrukkelijk over MVO-activiteiten; vaak zijn zij
immers ook niet gehouden aan de verplichting tot
het uitbrengen van jaarverslagen. Een iets groter
deel van de onderzochte bedrijven zegt MVO mee te
nemen in de marketingstrategie.
Tabel 3
MVO-communicatie door bedrijven (in procenten).
Communiceert u over uw MVO-activiteiten?
Neemt u MVO mee in uw marketingstrategie?
Ja
14
21
Nee
85
73
Weet niet
1
6
MVO en het bedrijfsresultaat
Er is de respondenten ook gevraagd een inschatting
te maken of MVO een positieve of negatieve invloed
heeft op het bedrijfsresultaat. Van de respondenten geeft acht procent aan dat de invloed van MVO
negatief tot zeer negatief is, 54 procent is neutraal
en 26 procent zegt dat de invloed van MVO op het
bedrijfsresultaat positief tot zeer positief is. Twaalf
procent ten slotte weet niet wat de invloed van MVO
is. Dit komt overeen met bevindingen in de literatuur
waar in een meta-analyse geen tot een zwak positief
effect wordt gerapporteerd (Orlitzky et al., 2003).
Samenvattend
Op basis van dit onderzoek kan gesteld worden dat
het begrip MVO redelijk bekend is bij bedrijven.
Ongeveer zestig procent kent het begrip, vijftig
procent doet aan MVO en vijftien procent heeft ook
een MVO-beleid. Zeer veel bedrijven die aan MVO
doen, houden zich bezig met energiebesparing
en milieumaatregelen. Dat zijn dan ook veruit de
populairste MVO-activiteiten. Een substantieel deel
van de bedrijven, vijftien procent, doet aan medewerkervrijwilligerswerk. De attitude van bedrijven ten
opzichte van MVO is tamelijk positief, ook bij hen
die zelf geen MVO-activiteiten ontplooien. Tegelijk
heeft een aantal bedrijven, acht tot tien procent, wel
een echt negatieve houding ten opzichte van MVOactiviteiten.
Deze resultaten laten zich als volgt interpreteren.
Milieugerelateerde MVO-activiteiten scoren zeer
hoog: 87 procent van de bedrijven die aan MVO
doen; evenals energiebesparende inspanningen
op een tweede plaats: 73 procent die aan MVO
doet. Voor deze twee elementen van MVO kunnen
duidelijke duw- en trekfactoren worden benoemd:
milieuverplichtingen zijn vaak wettelijk voorgeschreven en worden gecontroleerd of er worden sancties
opgelegd, terwijl energiebesparende maatregelen
economisch voordeel voor het bedrijf opleveren.
De andere MVO-elementen, die wellicht op meer
vrijwillige basis worden ondernomen, scoren evenwel
ook alle rond de dertig procent, dus ook substantiële percentages. Ook hier is het moeilijk een
waardering aan deze percentages te geven, vanwege
het gebrek aan vergelijking. De resultaten die hier
g
 epresenteerd worden, zijn immers een momentÂ
opname. Tegelijkertijd bieden deze gegevens inzicht
in de huidige stand van zaken ten aanzien van dit
relevante maatschappelijke thema.
Literatuur
Bakker, F. de, F. den Hond en P. Groenewegen (2005) A bibliometric analysis of 30 years of research and theory on corporate social responsibility and corporate social performance.
Business & Society, 44(3), 283–317.
Carroll, A. (1979) A three-dimensional conceptual model of
corporate social performance. Academy of Management Review,
4(4), 497–505.
Carroll, A. (1991) The pyramid of corporate social responsibility. Business Horizons, 34(4), 39-48
Dijk, R. van en A. Wong (2007) Duurzaam ondernemen
economisch zinvol. ESB, 92(4516), 488-490.
Friedman, M. (1970) The social responsibility of business is to
increase its profits. The New York Times Magazine, 13 september.
Gilder, D. de, T. Schuyt en M. Breedijk (2005) Effects of an
employee volunteering program on the work force: The ABNAMRO case. Journal of business ethics, 61(2), 143–152.
Graafland, J. (2001) Vier strategieën voor duurzaam
ondernemen. ESB, 86(4290), 28–31.
Ministerie van Economische Zaken (2001) OndernemerschapsÂ
monitor winter 2000-2001. Den Haag: Ministerie van
Economische Zaken.
Ministerie van Economische Zaken (2003) OndernemerschapsÂ
monitor winter 2002-2003. Den Haag: Ministerie van
Economische Zaken.
Orlitzky, M., F.. Schmidt en S. Rynes (2003) Corporate social
and financial performance: A meta-analysis. Organization
studies, 24(3), 403–441.
Schuyt, Th. en M. Meijer (2008) De maatschappelijke bijdragen
van het bedrijfsleven: wat bevordert het issue? In: Dekker, P.
en P. van Seters (red.). Bedrijfsleven en civil society. Driebergen:
Stichting Synthesis: 61–71.
Sociaal-Economische Raad. 2000. De winst van waarden.
Ontwerpadvies over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Den
Haag: SER.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4562) 12 juni 2009
377