E
Casper de Vries
Hoogleraar, verbonden aan
FEW & TI, EUR.
en bekend grapje in de crisis jaren luidde:
“C&A kleedt je aan, C&O kleedt je uitâ€.
De eerste twee initialen refereren aan het
bekende kledingmagazijn. De laatste twee
initialen betreffen die van de toenmalige ministerpresident Colijn en de minister van financiën Oud. De
beide ministers waren samen met DNB van mening
dat devaluatie neerkwam op muntvervalsing. Toen
Engeland in 1931 ontkoppelde van de gouden standaard begon het daar langzaam aan weer beter te
gaan. Door niet mee te devalueren stripte de nefaste
ruilvoetstijging Nederland van haar handel. Pas nadat
Nederland in 1936 als laatste de gouden standaard
losliet, begon het hier weer wat beter te gaan.
Friedman en Schwartz beschrijven in hun monumentale monetaire geschiedenis van de VS hoe in
de nadagen van de beurskrach van 1929 de uiterst
restrictieve kredietverlening van de FED aan de
commerciële banken van de recessie een depressie maakte. Voor velen staat monetarisme gelijk
aan Friedman’s adagium dat inflatie uiteindelijk een
monetair fenomeen is, dat wil zeggen door geldverruiming wordt veroorzaakt. Minder bekend is dat in
de monetaire visie kredietverlening van de centrale
bank aan commerciële banken een potent middel is
om de economie weer aan de praat te krijgen; maar
niet om deze aan de praat te houden, want dat leidt
inderdaad tot inflatie en stagnatie. In oktober 1987
vielen de beurskoersen op één dag meer dan twintig procent. Toen de FED de volgende dag op grote
schaal kredietlijnen had opengezet, klommen de
beurskoersen tegen de middag al weer op. Het ruime
monetaire beleid ten tijde van de Aziëcrisis en het
Russische bankroet heeft de wereldeconomie gestabiliseerd. De recessie tengevolge van de tweede
oliecrisis werd in België gekeerd via een grote devaluatie. Kortstondig ruim monetair beleid kan dus een
probaat middel zijn om erger te voorkomen.
Friedman’s stelling dat de economie niet blijvend
valt te stimuleren met los monetair beleid, wordt
door veel kortzichtige politici echter vaak genegeerd.
Ook vandaag de dag moeten we weer lezen over druk
van Franse politici op de ECB om de rente niet te
verhogen. In de jaren zeventig is geprobeerd om te
ontkomen aan de gevolgen van de olieprijsstijgingen door ruime overheidsbudgetten en monetaire
financiering. Met als gevolg loonindexatie, prijsonzekerheid en stagnatie. Om de inflatie te beteugelen
volgde een langdurig aanpassingsproces in de jaren
tachtig. De ironie is dat Friedman aan de vooravond
van deze lange conjunctuurgolf in zijn presidentiële
lezing voor de “American Economic Association†in
1968 precies deze cyclus van gedurig stimuleren
erflaters
Milton Friedman: wetenschapper
op monetair breukvlak
en pijnlijke aanpassing (werkloosheid) uitvoerig
heeft geschetst. Later is Friedman’s analyse stevig
onderbouwd door de rationele verwachtingenschool,
die expliciet laat zien dat men anticipeert op de
inflatie door loonindexatie en de stimulans teloor
gaat. Alleen de Bundesbank is aan de illusie van het
permanent stimuleren ontsnapt, omdat zij bij de val
van het vaste wisselkoerssysteem van Bretton Woods
vroegtijdig is overgestapt op het door Friedman
gepropageerde geldhoeveelheidbeleid. Dit verklaart
ook waarom nu nog één van de twee pijlers waarop
de ECB haar rentebesluiten baseert, de groei van de
geldhoeveelheid is.
Toen Friedman werd geboren was het heersende
monetaire regime de gouden standaard. Bij zijn
pensionering was de wereld overgestapt op fiduciair
geld. Het zou mij niet verbazen als dit later wordt
gezien als de grote stap in het gebruik van en het
denken over geld. Duizenden jaren heeft de mensheid kostbare metalen gebruikt als ruilmiddel. Onder
de gouden standaard kon iedere burger haar papiergeld inwisselen voor goud. Pas in 1973 is deze
band definitief doorgesneden. We accepteren nu van
elkaar op zich waardeloze briefjes in de verwachting
dat we deze Zwarte Pieten later weer aan een ander
kunnen slijten. Dit vergt vertrouwen in de monetaire
autoriteiten dat ze ons niet zullen overspoelen met
gedrukte briefjes. Initieel konden vele overheden de
greep in de kas niet weerstaan en liep daardoor de
inflatie in de jaren zeventig hoog op. Het stabiliteitspact en de semipolitieke onafhankelijkheid van de
ECB behoeden ons nu voor monetaire financiering.
Geld is daarmee misschien wel het meest unieke
sociale goed geworden dat er bestaat, omdat het
louter is gebaseerd op wederzijds vertrouwen in haar
koopkracht. Waarschijnlijk dat deze revolutie daarom
ook pas zo laat in de ontwikkeling van de mensheid
heeft plaatsgevonden. Alleen Marco Polo rapporteert
verbaasd dat de Chinezen al waardeloos boombast
accepteren als betaalmiddel, alle andere experimenten met papiergeld, zoals die van John Law in
Frankrijk, zijn door overuitgifte mislukt.
Het is een kwantum sprong in de sociale ontwikkeling als een op individualisme gebaseerde economie
in staat is een ‘sociaal contract’ over fiduciair geld te
sluiten. Hoe het verder zal gaan met de ontwikkeling
van het geld valt moeilijk te zeggen. Tweehonderd
jaar geleden sjouwden we nog met zakken goud, nu
gebruiken we plastic kaartjes die claims op vertrouwen uitwisselen. Wie weet betalen we morgen met
Robeco-tjes. Vast staat dat Friedman’s inzichten
gigantisch hebben bijgedragen aan de ontwikkeling
van onze monetaire economie.
ESB
15 december 2006
655