mening
De Scandinavische mythe
H
et Scandinavische model heeft de warme belangstelling van de Nederlandse beleidsmakers, politici en het
grote publiek. Het Ministerie van Financiën, het CPB
en de Europese Commissie publiceerden afgelopen
jaar allen vergelijkende studies. Tijdens de conferentie ‘Reinventing the Welfare State’ in april pleitte ook Wouter Bos voor een
verdere ‘Scandinavisering’ van de publieke sector. Daar spraken
ook gerenommeerde Scandinavische economen zoals Thorben
Anderson, Assar Lindbeck, Peter Sørensen, Lars Jonung en de
socioloog Gösta Esping-Anderson. Uitgerekend deze Scandinaviërs wensen af te rekenen met de Scandinavische mythe.
Het Scandinavische model bestaat niet. De verschillen tussen
de Scandinavische landen zijn groot. Ontegenzeggelijk scoren de
Scandinavische landen het gemiddeld goed op inkomensgelijkheid,
hoge investeringen in onderwijs en kinderopvang, strak budgettair
beleid en uitbundige economische groei.
Het zeer hoge aantal uitkeringsgerechtigden is nog steeds een
groot probleem: ongeveer 22 procent van de beroepsbevolking
Zweden en dertig procent in Denemarken. Het aantal mensen dat
in Nederland een uitkering ontvangt via Bijstand, WW, ZW, WAO
en VUT/prepensioen is volgens StatLine.nl eveneens maar liefst 25
tot 30 procent van de beroepsbevolking.
Hoewel Denemarken met haar ‘flexicurity’ dus weliswaar een
strenge WW heeft, raken veel mensen toch in de sociale zekerheid
verstrikt. Het zo vaak geroemde activerende arbeidsmarktbeleid is
totaal ineffectief; met uitzondering van sancties op hoogte of duur
van uitkeringen. De officiële werkloosheid verdubbelt als ook de
verborgen werklozen in het activerende arbeidsmarktbeleid worden
meegeteld (Heckman et al., 2006). De riante sociale zekerheidsregelingen zorgen ook in de Scandinavische landen voor een groot
moreel gevaar.
In tegenstelling tot Denemarken is de arbeidsmarktflexibiliteit
(ontslagbescherming en dergelijke) in Noorwegen en Zweden veel
kleiner. De Scandinavische landen komen gevaarlijk dichtbij het
Nederlandse wereldrecord arbeidsongeschiktheid, zowel in aantallen als hoogte van uitkeringen.
Ook in Scandinavische landen verstarren ‘insider-outsider’ problemen de arbeidsmarkt. De Scandinaviërs hebben grote scepsis over
het wijdverbreide idee dat hun nationale vakbonden meer rekening
zouden houden met de schadelijke gevolgen van te hoge looneisen en daardoor opkomen voor de mensen die aan de kant staan
(Calmfors & Driffill, 1988).
Veel mensen hebben bovendien last van historische en macroeconomische bijziendheid omdat vaak alleen wordt gekeken naar
groeicijfers vanaf halverwege de jaren tachtig en niet ervóór. De
hogere economische groei gedurende de jaren negentig is voor een
deel ‘catching up’ geweest en miskent de fundamentele hervormingen die op microniveau hebben plaatsgevonden.
In reactie op de diepe economische crisis heeft Zweden een
omvangrijk pakket beleidsmaatregelen doorgevoerd: handelsliberalisatie, het vrijmaken van het internationale kapitaalverkeer, het
verlagen van belastingen op arbeid en winst, het openbreken van
dichtgereguleerde woningmarkten en het liberaliseren van finan-
ciële sectoren. In andere Scandinavische landen zijn vergelijkbare
hervormingen doorgevoerd, bijvoorbeeld in de belastingsfeer. De
sleutel voor het succes is dus dat de Scandinavische landen zijn
opgeschoven naar het Angelsaksische model!
De hoge arbeidsparticipatie, in het bijzonder van vrouwen en ouderen, is niet alleen een deugd maar ook absolute noodzaak voor de
financiering van de veel omvangrijkere collectieve sectoren, wat tot
een probleem zal uitgroeien. De beroepsbevolking krimpt door de
vergrijzing. De arbeidsproductiviteit in de collectieve sector blijft
achter (Baumol’s ziekte). De vraag naar luxere overheidsdiensten
in vooral de zorg stijgt (Wagner’s wet). Ook worden door de globalisering belastingbases mobieler en belastingheffing moeizamer.
Het Scandinavische model is dus ontmaskerd. Het Scandinavische
model vertoont betonrot aan haar fundamenten en is niet goed
bestand tegen toekomstige ontwikkelingen en trends.
De Scandinavische lessen voor Nederland zijn dan ook dat hervormingen in de richting van het Angelsaksische model geboden
blijven. Arbeidsmarktinstituties moeten worden hervormd ten
gunste van de outsiders via verdere flexibilisering en beperking
van het ontslagrecht. Sociale zekerheidsregelingen moeten meer
arbeidsmarktrisico verzekeren in plaats van inkomen herverdelen
van outsiders naar insiders. Uitkeringsvoeten (‘replacement rates’ )
lopen op met leeftijd doordat sociale zekerheidsrechten toenemen
met werkervaring. Dit leidt tot loonopdrijving en uitstoot van vooral
oudere werknemers. Het is daarom beter om beperkte referteeisen te hebben en die te koppelen aan kortdurende uitkeringen
en strenge toegang tot de sociale zekerheid. Daardoor zal de
arbeidsparticipatie stijgen, zeker als ook vervroegde uittreding
verder wordt ontmoedigd en de pensioenleeftijd stijgt. Het aantal
gewerkte uren kan omhoog door goede kinderopvang en lagere
marginale belastingtarieven. De omvang van de overheid zal eerder
kleiner dan groter worden door hogere private bijdragen in zorg en
het hoger onderwijs evenals het schrappen van onnodige fiscale
subsidies voor eigen huis en pensioen. De paradox is dat de verzorgingsstaat minder universeel en meer doelgericht moet worden om
Amerikaanse toestanden te voorkomen.
LITERATUUR
Calmfors L. & J. Driffill (1988) Bargaining structure, corporatism and
m
 acroeconomic performance. Economic Policy, 3 (6), 13-61.
Heckman, J.J., M. Ljunge & K.S. Ragan (2006) What are the key employment
challenges and policy priorities for OECD countries. Chicago: University of
Chicago, Department of Economics, mimeo.
Bas Jacobs
Universiteit van Tilburg, NETSPAR, CentER
Universiteit van Amsterdam, Tinbergen Instituut
ESB
14 juli 2006
345