Kanssolidariteit
Aute ur(s ):
Wolfson, D.J. (auteur)
Erasmus Universiteit Rotterdam
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4157, pagina 471, 12 juni 1998 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
economische, orde
De tijden veranderen; u moet een nieuw spoorboekje hebben, en een nieuw model voor de Nederlandse samenleving. Velen denken dat
‘marktwerking’ dat nieuwe model is. Nu is dat geen slecht idee, maar het raakt de kern niet, want de markt is geen doel op zichzelf,
maar meer een reisgids met verschillende opties – verschillende specificaties, zo u wilt. Daarom pleit ik voor ‘kanssolidariteit’ als
zinvolle reisroute, want ook bij spoorboekjes helpt het als je weet welke tabel je moet hebben. Kanssolidariteit is het
gemeenschappelijk, pro-actief en compenserend tegenwicht bieden aan kwade kansen, en wordt hier onderscheiden van
inkomenssolidariteit – het reactief rechttrekken van scheefgroei in de inkomensverdeling. Bij inkomenssolidariteit valt te denken
aan progressieve belastingen en het collectief, min of meer naar draagkracht bekostigen van zaken als gezondheidszorg en sociale
zekerheid. Dat blijft belangrijk, maar inkomen is niet langer het enige sociale kenmerk dat om solidariteit vraagt. Zowel in de
gezondheidszorg als op de arbeidsmarkt dienen zich kwade kansen aan die niet beperkt blijven tot de minder draagkrachtigen. Beide
sectoren worden geplaagd door asymmetrische informatie. De ontwikkelingen in de gezondheidszorg en de arbeidsmarkt wijzen
daarbij evenwel in verschillende richtingen, als het om de markt gaat.
In de gezondheidszorg worden de schadekansen schever, nu kortdurende infectieziekten zijn teruggedrongen en chronische ziekten
steeds zwaarder wegen in het kostenpatroon van verzekeraars. Het kwade van deze nieuwe kansverdeling is dat technieken als genetisch
doorlichten verzekeraars ‘voorkennis’ geven van wat hen op dit gebied te wachten staat. Alle goede bedoelingen ten spijt moet die
asymmetrische informatie op den duur tot ongewenste selectie leiden. Een particulier verzekeringsbestel is niet opgewassen tegen een
situatie waarin een buitenlandse verzekeraar in de open Europese markt goedkope polissen aanbiedt aan goede risico’s, en daarmee de
slechte risico’s ook voor de hogere inkomens onbetaalbaar maakt. De tijden veranderen, zei ik al; het ziekenfonds van de smalle beurzen
zal een basisverzekering voor iedereen moeten worden, die de kwade kansen poolt in kanssolidariteit, het kernbegrip voor de
waarborgstaat van de volgende eeuw. Want voor grote risico’s is het functioneren van de markt niet meer verzekerd. In zo’n situatie zijn
we voor de kostenbeheersing primair aangewezen op de politieke moed om grenzen te stellen aan de zorg – niet alles wat kan, moet ook en op het handhaven van een capaciteitsbeleid en een systematische vergelijking van handelingspraktijken aan de aanbodzijde 1.
Heel anders ligt de problematiek in de arbeidsmarkt. Daar bekort een versnellende dynamiek van innovatie en concurrentie de
economische levensduur van vaardigheden. Inzetbaarheid (employability) moet de kans op een baan maximeren, nu de zekerheid van een
baan niet meer te geven is. Het pleidooi voor inzetbaarheid doet een beroep op zowel inkomens- als kanssolidariteit. Nu de arbeidsmarkt
weer krapper wordt mag van werkenden gevraagd worden zichzelf waar mogelijk inzetbaar te houden en tot hun pensioen te blijven
werken, om in inkomenssolidariteit het financiële draagvlak te verschaffen voor de steeds grotere overdrachten die een vergrijzende
bevolking met zich meebrengt. Maar dan moeten mensen wel de kans krijgen om bevredigend te participeren in het arbeidsleven.
Kanssolidariteit begint dan ook met een redelijke verdeling van betaalde arbeid en zorgtaken, en de bijbehorende voorzieningen.
Grondgedachte is daarnaast dat mensen, ook binnen eenzelfde opleidings- of inkomenscategorie, in aanleg verschillen om zich steeds
maar weer de nieuwe vaardigheden eigen te maken die een voortdurend veranderende arbeidsmarkt van hen vraagt. Daarom kan
maatwerk, de ongelijke (compenserende) behandeling van als ongelijk beoordeelde gevallen, zowel de optimale allocatie als de billijkheid
dienen. Maar ook hier dreigt asymmetrische informatie, zolang cliënten en uitvoerders het achterste van hun tong niet laten zien bij hun
inspanningen om het beroep op gemeenschapsgeld te beperken. Dwing ze daar dan toe, door de inzet van voorzieningen afhankelijk te
stellen van een trajectcontract waarop beide partijen kunnen worden afgerekend. Voor wat, hoort wat: de essentie van transactie en
marktwerking. Maakt dat de cliënt te afhankelijk van de gevalsbehandelaar? Nee, niet zolang die cliënt zijn heil ook elders kan zoeken, in
een open bestel waarin een aantal bemiddelaars om zijn gunsten concurreren en elkaar scherp houden. Concurrentie en marktwerking,
dus.
De betekenis van concurrentie voor de bescherming van de belangen van burgers wordt wel met de lippen beleden, maar onvoldoende in
de praktijk gebracht, waarschuwt H.W. de Jong in het fraaie ESB-dossier Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit dat
vandaag verschijnt. Als u dat nummer nu leest, en graag ook nog even het afscheidscollege over dit soort zaken dat ik sta te geven op
de dag dat deze ESB bij u in de bus valt 2, dan bent u helemaal inzetbaar om mijn oude dag te verzorgen. Dank u.
1 Zie WRR, Volksgezondheidszorg, Den Haag, Sdu, 1997 en J.L.T. Blank, Benchmarken of de kunst van het vergelijken, ESB, 29 mei
1998, blz. 432-435.
2 D.J. Wolfson, Leren we het ooit?, Deventer, Kluwer, 1998.
Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)