Ga direct naar de content

De tijd dringt

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 24 1996

De tijd dringt
Aute ur(s ):
Wiegel, H. (auteur)
Jonker, S.J.
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4055, pagina 359, 24 april 1996 (datum)
Rubrie k :
Column
Tre fw oord(e n):
pensioenen, gezondheidszorg

Het Verbond van Verzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland hebben drie overwegingen om aandacht te vragen voor de
problematiek van de vergrijzing. Allereerst zijn wij verenigingen die midden in de samenleving staan. Los van specifieke
verzekeringsaspecten vinden we als belangenorganisaties dat we over algemene, maatschappelijke vraagstukken een inbreng moeten
en mogen hebben.
Ten tweede zijn onze leden, de verzekeraars, rechtstreeks betrokken bij de problematiek van de kosten van de vergrijzing. De
pensioenverzekeraars hebben te maken met de ‘koppeling’ tussen de AOW en de aanvullende pensioenvoorzieningen. Bij al die
contracten is de AOW het uitgangspunt, het startpunt voor aanvullende regelingen – collectief of individueel. Vanuit dat oogpunt is het
belangrijk dat er zicht is op de toekomstige ontwikkeling van de AOW. Voor de zorgverzekeraars geldt dat zij rekening moeten houden
met enerzijds een toenemende behoefte aan zorgvoorzieningen vanwege de vergrijzing, en anderzijds beleid van de overheid om het
gebruik van zorg te beperken, bijvoorbeeld door de-collectivisering.
De derde overweging is dat onduidelijkheid over de toekomst van de AOW en de financiering van de gezondheidszorg niet alleen voor
de verzekeraars een handicap is, maar op den duur ook de mensen die iets willen regelen voor hun oudedag in de problemen brengt.
Duidelijkheid over het lange-termijnbeleid van de AOW is cruciaal, vanwege de koppeling tussen de AOW en de, op kapitaaldekking
gebaseerde, aanvullende private oudedagsvoorzieningen. Als er iets aan de AOW moet worden veranderd, heeft dat onmiddellijk
gevolgen voor de aanvullende voorzieningen. Maatregelen moeten gelden voor decennia en dus geleidelijk worden doorgevoerd.
Iemand van zestig of zelfs vijftig is niet meer in staat om bij een substantieel lagere AOW een op kapitaaldekking gebaseerde aanvulling
te creëren als je plotseling iets gaat veranderen. Als je de AOW wilt of, om welke reden dan ook, moet afbouwen, dan kun je dat alleen
tegen de vijfentwintigjarige zeggen die er vervolgens pas veertig jaar later mee kan worden geconfronteerd. Iets dergelijks geldt voor de
AWBZ, omdat het hiervan afhangt welke zorgvoorzieningen ouderen van hun eigen inkomen moeten financieren.
Er is nog een bijzonder aspect aan de oudedagsvoorziening. In de sociale zekerheid neemt gedurende de laatste tien jaar het besef toe
dat het gebruik hiervan ‘getemperd’ moet worden. De consumptie moet beperkt worden, en een van de middelen die daarvoor worden
ingezet is de kosten daar te leggen waar ze worden veroorzaakt. De maatregelen rond de WAO en de ziektewet zijn daarvan voorbeelden.
Maar de AOW is in dit opzicht bijzonder, omdat leeftijd geen beïnvloedbaar gegeven is. De politiek heeft dus geen enkel middel om het
gebruik van de AOW te beperken. Dat maakt het voor politici zo lastig om het onderwerp ter sprake te brengen en maatregelen ter zake
voor te stellen. Ingrijpen in de hoogte van de uitkering, zeker van mensen die al AOW genieten, wordt dan ook terecht als
onaanvaardbaar beschouwd.
Voor de zorgvoorzieningen geldt, dat de overheid uitgebreide, gedetailleerde regelgeving in het leven heeft geroepen om de kosten in de
gezondheidszorg te beheersen. Dit is op den duur echter vaak niet effectief: bureaucratische regelgeving kost geld en staat een flexibel
omgaan met de voorzieningen vaak in de weg. Ouderen zullen in de toekomst meer en meer het heft in eigen handen nemen en zelf
bepalen hoe ze hun oudedag willen regelen. Ouderen willen graag zo lang mogelijk thuis blijven wonen, maken zelf afwegingen en gaan
op zoek naar middelen om de hulp die ze nodig hebben, te financieren. Verzekeraars spelen daarop in, en bieden aanvullende pakketten
voor ouderen aan. Die bevatten bijvoorbeeld een uitkering in geld om extra zorg te kunnen inkopen, maar ook welzijnscomponenten zoals
alarmeringssystemen of hulp bij het onderhoud van de tuin. Daarnaast zal echter een aanzienlijk deel van de toekomstige ouderen
aangewezen zijn op de basisvoorzieningen van de AWBZ.
Het is niet precies duidelijk hoe groot het probleem van de financiering van de vergrijzing is. De verzekeraars zullen een eventueel
probleem echter nooit alléén kunnen oplossen: ze zitten met hun arrangementen vast aan die van de overheid. De overheid van haar kant
zal het probleem evenmin gemakkelijk kunnen oplossen, vanwege de vraag of ze in staat zal zijn voldoende solidariteit in de samenleving
te organiseren om eventuele maatregelen te schragen. Niet denkbeeldig is dat het aantal mensen dat van een uitkering afhankelijk is (en
met de vergrijzing voor de deur wordt die groep aanzienlijk) zo groot wordt dat die groep electoraal een macht wordt met de mogelijkheid
om noodzakelijke of gewenste maatregelen te blokkeren. Dan zijn we verder van huis dan ooit. Een reden te meer om de komende tijd alle
aandacht op deze problematiek gericht te houden, om voor liefst de hele samenleving acceptabele oplossingen te bedenken. De tijd
dringt.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (

www.economie.nl )

Auteur