tioiiaie COttjlIfKftmir
Recessie-angst
VS neemt af
De angst voor een recessie in de Verenigde Staten is de afgelopen weken
weer iets afgenomen. Hoewel de index van leading indicators al vier
maanden achtereen een daling vertoont, komen er langzaam weer wat
signalen die crop duiden dat het gevaar voor een recessie niet al te groot
lijkt. Vooral de werkgelegenheid ontwikkelt zich beter dan verwacht. Het
aantal nieuwe banen blijkt in mei
niet met 101.000 te zijn gedaald maar
met slechts 49.000, en in juni kwamen er zelfs weer 215.000 nieuwe banen bij. De werkloosheid kwam hierdoor in juni uit op 5,6%, tegenover
5,7% een maand eerder. De industriele produktie vertoonde in juni weer
een bescheiden stijging, na in de
voorgaande drie maanden steeds te
zijn gedaald. Ook de huizenmarkt
geeft aan dat het zo’n vaart niet loopt
met de Amerikaanse economic. In
mei steeg de huizenverkoop met 20%
ten opzichte van april en dit was de
grootste stijging in ongeveer drie jaar.
De inmiddels flink gedaalde hypotheekrente heeft hier ongetwijfeld
aan bijgedragen.
De recessievrees werd mede teruggedrongen door de verlaging van de
federal funds rate, het belangrijkste
geldmarkttarief, begin juli, waaraan
de conclusie werd verbonden dat de
Federal Reserve Bank uiterst alert is
om het monetaire beleid te verruimen wanneer de Amerikaanse economic hierom vraagt. Het rentebesluit
werd gemotiveerd met de verklaring
dat het gevaar voor inflatie inmiddels
sterk is afgenomen. De daling van de
producenten- en consumentenprijzen
in juni wijst hier inderdaad op. De
voorgaande maanden waren de producentenprijzen steeds gestegen en
ook voor de maand juni werd nog rekening gehouden met een lichte stijging, maar uiteindelijk werd het een
daling met 0,1%. De consumentenprijsstijging liet eveneens een daling
zien in juni: van 3,2% naar 3,0%.
Pessimisme over Japan
Het economisch planbureau van Japan heeft onlangs verklaard dat de
Japanse economic momenteel stagneert. Een gelijkblijvende export, een
pauze in de toeneming van de industriele produktie en een traag herstel
van het ondernemersvertrouwen worden als boosdoeners gezien. Feitelijk
is er al enige tijd sprake van een
maand-op-maand daling van de industriele produktie in Japan, maar
ten opzichte van een jaar eerder was
de groei nog positief. Voor de komende maanden wordt nu een verdere
daling van de produktie voorzien. De
uitspraak van het planbureau is opmerkelijk omdat deze instantie in het
verleden altijd veel optimistischer is
geweest over de herstelkansen van
de Japanse economic dan particuliere
voorspellers en ook bij voorbeeld de
Bank of Japan. Deze laatste heeft de
rente inmiddels opnieuw verlaagd
(het disconto bedraagt nog slechts
1%) in een poging de economie te stimuleren.
De Beurs van Tokyo maakte een
scherp herstel door als reactie op de
verruiming van de geldmarkt en de
dollarinterventies door de Bank of Japan. Aan het begin van de maand bereikte de Nikkei-index aanvankelijk
een dieptepunt op 14.485, maar inmiddels is de index gestegen tot
16.842. De aanvankelijke zwakte van
de beurs vloeide mede voort uit teleurstelling over het stimuleringspakket dat de Japanse overheid eind vorige maand bekend heeft gemaakt. Het
tij keerde nadat de dreiging van een
handelsoorlog was weggevallen dankzij een akkoord met de Verenigde Staten — en vooral na de maatregelen van de Bank of Japan.
Investeringshausse in Europa
Uit een onderzoek van de Europese
Commissie blijkt dat het ondernemersvertrouwen in juni voor de zesde maand in successie is gedaald, zij
het minder dan in de voorgaande
maanden, terwijl de daling hoofdzakelijk was toe te schrijven aan de ontwikkeling in Frankrijk. Dat het met
het ondernemersvertrouwen echter
nog wel meevalt kan worden geconcludeerd uit de verwachte toeneming
van de investeringen in de industrie
met 13% in het lopende jaar, waarmee de teruggang sinds 1992 geheel
wordt goedgemaakt. In Nederland
stijgen de investeringen dit jaar zelfs
met 30% volgens een recent gehouden enquete van het CBS. De Europese Commissie meldde verder dat het
consumentenvertrouwen in de landen van de Europese Unie nog altijd
groot is, hetgeen opmerkelijk is omdat de consument tot op heden nog
nauwelijks heeft geprofiteerd van de
economische opleving.
VK over hoogtepunt been
De berichten over de Britse economie worden geleidelijk iets minder
positief. De producentenprijzen zijn
opnieuw gestegen en lagen in mei
4,2% boven het niveau van een jaar
eerder, terwijl ook de consumentenprijzen verder zijn gestegen. De onderliggende inflatie, waarin de hypotheekrentebetalingen niet worden
meegenomen, is van mei op juni gestegen van 2,7% tot 2,8%. De Britse
economie vertoont dus duidelijke afkoelingsverschijnselen, maar van een
echt zorgwekkende ontwikkeling
overigens geen sprake. Het Britse Ministerie van Financien heeft inmiddels zijn groeiprojectie voor 1995 bijgesteld van 3,25% tot 3%. Voor 1996
wordt gerekend op 2,75%.
Nederlandse inflatie blijft laag
In Nederland lag het consumentenprijsniveau in juni 2,1% hoger dan
een jaar geleden, waarmede de inflatie op het laagste niveau in vijf jaar
blijft steken. De stijging van de producentenprijzen vlakt inmiddels af. Begin van het jaar lag deze op meer
dan 4%, maar in mei lagen de producentenprijzen nog maar 3,3% hoger
dan een jaar geleden. Voor een belangrijk deel is deze gunstige ontwikkeling toe te schrijven aan de sterke
positie van de Nederlandse gulden,
die de import aanzienlijker goedkoper heeft gemaakt.
Het Centraal Planbureau heeft zijn
inflatieverwachting voor dit jaar inmiddels verlaagd van 2,5% naar
2,25%. Dit betekent dat de inflatie
naar verwachting in de komende
maanden onder de 2% duikt. De conjunctuur-indicator van De Nederlandsche Bank geeft voor het eerst sedert
vorig jaar een daling aan, hetgeen
wijst op een groeivertraging voor de
Nederlandse economie in het derde
kwartaal van dit jaar, die zich vooralsnog overigens niet al te ernstig laat
aanzien.
Centrale banken verrassen de
markten
In de afgelopen weken werd de financiele wereld verrast door een
reeks officiele renteverlagingen. Denemarken deed de aftrap met een
aanpassing van het disconto tot
5,75%, gevolgd door Frankrijk, waar
de Banque de France de beleningsrente met 0,25%-punt verlaagde tot
7,25%. Op 6 juli verraste de Amerikaanse Federal Reserve Bank met
een verlaging van het tarief voor de
federal funds met 0,25%- punt tot
5,75%. Het was de eerste verlaging
sinds 1992. Vanaf februari vorig jaar
werd de rente vanaf een niveau van
3% in zeven stappen verhoogd tot
6%. Daags na de Amerikaanse rente-
verlaging decide de Japanse centrale
bank mede een verdere verlaging
van de geldmarktrente na te streven,
al bleef het officiele discontotarief tot
op heden gehandhaafd op 1%. Op de
Amerikaanse obligatiemarkt leidde
de renteverlaging tot groot enthousiasme, al werd een belangrijk deel
van de koerswinsten teniet gedaan
na de publikatie van onder meer een
(veel) beter dan verwacht werkgelegenheidscijfer voor juni. Positieve cijfers over de detailhandelsverkopen
zorgden vervolgens voor een verdere
afbrokkeling van de obligatiekoersen. Per saldo veranderde het rendement op de tienjarige benchmarklening over de afgelopen periode dan
ook niet veel: het rendement bedraagt momenteel 6,16%. De dollar
hield goed stand na de Amerikaanse
renteverlaging en liep zelfs even op
tot boven de/ 1,58 na de aankondiging van de Zwitserse centrale bank
van een discontoverlaging. Na het uitblijven van een Duitse renteverlaging
moest de munt echter weer terug
naar het “oude” niveau van even boven de/ 1,55. De Japanse yen daalde
ruim een stuiver naar/ 1,76 (per
100), terwijl de Japanse tienjaarsrente
iets is opgelopen tot 2,86%.
blemen van premier Major met de
achterban van zijn conservatieve partij. Deze problemen bereikten een
voorlopig hoogtepunt toen Major in
juni zijn partijleiderschap tot onderwerp van stemming maakte. Hoewel
dit in voor hem gunstige zin uitpakte
– hij werd met ruime meerderheid
herkozen – lijkt de financiele wereld
er niet gerust op dat de perikelen binnen de conservatieve partij nu voorbij zijn. De partij blijft immers ernstig
verdeeld over de door het Verenigd
Koninkrijk te volgen politieke koers
ten aanzien van de Europese integratie, en dit noodzaakt Major tot een
voortdurend spitsroeden lopen. De
politieke problemen sloegen ook terug op de Britse obligatiemarkt die
van de Europese landen de minst
goede performance liet zien, al toonden ook hier de obligatiekoersen per
saldo een (beperkte) verdere stijging.
Glansrollen waren in het tweede
kwartaal weggelegd voor de eerder
nog zo slecht presterende Italiaanse
en Spaanse markten. Een-gedeeltelijk
herstel van de valutakoersen ging
daar gepaard met een zeer vriendelijk stemming aan het obligatiefront.
Italic profiteerde van de relatieve rust
op politick gebied, waar premier
Dini in staat was enige vordering te
maken met de broodnodige sanering
van de overheidsfinancien. De lire,
die in het eerste kwartaal in neerwaartse zin was doorgeschoten naar
een niveau dat weinig meer met
koopkrachtpariteiten te maken had
(waar de Italiaanse exportindustrie
overigens met voile teugen van profi-
teert) liep daardoor weer wat op en
najaar) laat hij zich nog niet uit. Om
de top drie van zeer volatiele, risicovolle Europese markten te completeren: ook de Zweedse markt, vorig
kwartaal nog een groot verliezer,
deed het ditmaal bovengemiddeld
goed en ook hier speelde het valutakoersverloop de markt in de kaart.
De Zweedse centrale bank heeft eveneens de rente verhoogd teneinde de
opwaartse tendentie in de inflatie tegen te gaan, al is het absolute niveau
van 3,0% in juni nog aanmerkelijk lager dan in de Zuideuropese landen.
In het tweede kwartaal kwam de
tegenstelling tussen de landen uit het
DM-blok en de perifere landen zeer
duidelijk naar voren bij het monetaire
beleid. Terwijl zoals gezegd in Italic,
Spanje en Zweden de centrale-banktarieven werden verhoogd, wisten in
het DM-blok de centrale banken van
Nederland, Belgie, Frankrijk en Denemarken de tarieven juist te verlagen.
Voor Nederland was dit geheel terug
te voeren op de ijzersterke positie
van de gulden, die het mogelijk
maakte dat de korte rente in Nederland zelfs belangrijk lager kwam te
liggen dan in Duitsland. Voor de overige drie landen, waarvoor de harde
kern-status ofwel de indeling bij het
DM-blok duidelijk minder vanzelfsprekend is dan voor de gulden (en
In het tweede kwartaal konden de
meeste van de valutas die in het eerste kwartaal nog zwaar onder druk
waren komen te staan ten opzichte
van de munten uit het DM-blok, zich
enigszins herstellen. Uitzondering
daarop vormde het Britse pond, dat
nog iets verder in waarde terugzakte
als gevolg van de niet aflatende pro-
ESB 19-7-1995
renteverlagingen te worden gezien
als voorzichtige pogingen om de rentetarieven weer meer in de richting
inflatie opgelopen tot boven de 5%
Aantrekkende valuta’s
trok de obligatiemarkt mee. Een zorgwekkend punt in Italic vormt het feit
dat de inflatie fors aan het oplopen is
als uitvloeisel van accijnsverhogingen
en de eerder opgetreden depreciatie
van de lire. In juni bedroeg het tempo van de prijsstijgingen inmiddels
5,8%. Dit was voor de Italiaanse centrale bank aanleiding de rentetarieven te verhogen. Ook in Spanje is de
van de Duitse niveaus te brengen.
(juni: 5,2%), en ook hier reageerde
de centrale bank met een renteverhoging. De Spaanse politick werd wel
getroffen door schandalen, resulterend in aftredende ministers, maar zowel de peseta als de obligatiekoersen
reageerden hierop zeer gematigd.
Inmiddels heeft premier Gonzalez
aangekondigd dat hij volgend jaar
Duitsland zelf schitterde aan het rentefront overigens door afwezigheid:
nadat de Bundesbank eind maart het
disconto had verlaagd, heeft zij de reporente sedertdien zonder uitzondering vastgesteld op 4,50/4,51 procent.
vervroegde verkiezingen wil uitschrij-
ven, maar over het tijdstip (voor- of
de Oostenrijkse schilling), dienen de
Deze bijdrage is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie Beleggen met Van
Lanschot