Ga direct naar de content

De conjunctuur in 1993

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 16 1993

>tatistiek

De conjunctuur in 1993
Hetjaar 1993 is conjunctureel teleurstellend. De economische groei
daalt voor bet derde achtereenvolgende jaar en is na 1982 niet meer
zo laag geweest. Ook andere indicatoren wijzen op een negatieve ontwikkeling. Vergeleken met bet buitenland doet Nederland bet qua economische groei echter niet eens zo slecht.

Einde aan groei

Economic stagneert

Het volume van het bruto binnenlands produkt (bbp) is dit jaar vrijwel
even groot als in 1992. De ontwikkeling van het bbp wordt veelal gezien
als graadmeter van economische
groei. Vorig jaar nam het bbp nog
met 1,4% toe. Na 1989 is de groei elk
jaar verder afgenomen. In de periode
1990-1993 komt de toename van het
bbp uit op gemiddeld 1,9%. Dit is iets
meer dan het gemiddelde voor de jaren tachtig (1,7%). Het geringe accres
voor de periode 1980-1989 kan met
name worden toegeschreven aan de
inzinking in de beginjaren van dat decennium. In de jaren vijftig, zestig en
zeventig werden veel hogere groeicijfers waargenomen (zie figuur 1). De
door de economische crisis beheerste
jaren dertig lieten een lagere stijging
zien. Na de tweede wereldoorlog zijn
er maar vier jaren waarin de economische groei lager is dan in 1993- Deze
jaren zijn 1958, 1975, 1981 en 1982.

De stagnerende economic van 1993
kan ook geillustreerd worden aan de
hand van de ontwikkeling van de
“middelen” en “bestedingen”. In figuur 2 is dit in beeld gebracht. De
middelen worden gevormd door goederen en diensten die ofwel in het

Figuur 1. Bruto binnenlands produkt (volume)

binnenland zijn geproduceerd (bbp)
ofwel uit het buitenland zijn betrokken (invoer). De bestedingen geven
aan hoe de beschikbare goederen en
diensten worden aangewend. Deze
kunnen worden uitgevoerd of in het
binnenland hun finale bestemming
vinden (nationale finale bestedingen). Deze laatste zijn te verdelen in
consumptie door gezinnen en overheid en in investeringen door bedrijven en overheid. Voor de vier in de figuur genoemde macro-totalen ligt de
groei dit jaar dicht bij het nulpunt.

‘8l”Rr’8V’84”8’il’8fil’87”S8”89l'<>n1′<>l

Toelichting: de bovenste figuur (A) geeft
de gemiddelde jaarlijkse groei in procenten; de onderste figuur (B) procentuele
jaarmutaties op basis van een voortschrijdend 4-kwartaalsgemiddelde.

1158 *”«*-

Figuur 2. Middelen en bestedingen,
volumegroei in procenten
invoer
(1992: 269 mid)

zen van veel landbouwprodukten
sterk zijn gedaald, is de inkomensontwikkeling in de landbouw veel minder rooskleurig. Ook over een langere periode bezien is de groei in deze
bedrijfstak hoog. In het tijdvak 19811993 overtreft de stijging die van alle
andere bedrijfstakken. Ook de transportsector, vorig jaar de snelste groeier, toont een toename van de toegevoegde waarde. Na 1990 is de groei
echter elk jaar afgenomen. Dit geldt
ook voor de bedrijfstak handel, horeca en reparatiebedrijven. Deze bedrijfstak is in de dienstensector de
enige die in 1993 een daling te zien
geeft. De overige dienstverlening
(excl. overheid) ontwikkelt zich betrekkelijk stabiel. Dit jaar is de stijging 2%. In de bouwnijverheid neemt
de toegevoegde waarde met 2,5% af;
vorig jaar was er nog een stijging in
dezelfde orde van grootte. Ook in de
industrie daalt in 1993 de bedrijvigheid; dit is voor het eerst na 1982.
Inflatie: laag

uitvoer
(1992: 294 mid)

Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie ligt gemiddeld over de eerste
tien maanden van dit jaar 2,1% boven
het niveau van dezelfde periode van
1992. De prijzen stijgen dit jaar minder fors dan in beide voorgaande jaren. In het begin van de jaren tachtig

Figuur 3- Procentuele groei bbp
naar bedrijfstrakken (volume)
delfstoffenwin.
industrie
opeobare nutsb.
bouwnijveifeeid
handeUloreca

Bbp naar bedrijfstakken
Van de in figuur 3 onderscheiden bedrijfstakken kent de landbouw dit
jaar de hoogste volumegroei van de
toegevoegde waarde. Doordat de prij-

bbp
(marktpnjzen)

-3

-2

••93 to.v. ’92
dgemjddeldejaarlijk.se groei ’81-’93

Buitenland

Figuur 7. Prijsindex gezinsconsump-

Economische groei

Figuur 4. Prijsindex gezinscou-

tie in een aantal OESO-landen,% mutaties t.o.v. overeenkomstige periode

sumptie en rente

’81 ’82 ’83 ’84 ’85 ’86 ’87 ’88 ’89 ’90 ’91 ’92 ’93

H^prijsind. gezinscons. % mut. t.o.v. vorig jaar (linkersch
— rendement OD staatsobheaties in % (rechterschaal)

stegen de prijzen relatief fors. Vanaf
1982 namen de prijsstijgingen af. In
1987 lagen de prijzen zelfs onder het
niveau van een jaar eerder, een situatie die zich in de na-oorlogse periode
niet eerder had voorgedaan. Vanaf
1988 is de inflatie toegenomen tot een
top in 1991(3,9%). In de laatste twee
jaar zijn de prijsstijgingen weer afgenomen. Het verloop van de prijzen vertoont grote overeenkomst met het verloop van de rente. In figuur 4 is de
ontwikkeling van het rendement op
staatsobligaties weergegeven.

Om de economische groei in Nederland te vergelijken met die in het buitenland moet teruggevallen worden
op de cijfers over het eerste halfjaar
van 1993 Van de in figuur 6 onderscheiden landen neemt Nederland
een middenpositie in. In de Angelsaksische landen (Verenigd Koninkrijk,
Canada, Australie en de Verenigde
Staten) is het bbp in de eerste helft
van dit jaar groter dan in dezelfde periode van 1992. Bovendien overtreft
de groei die van vorig jaar. Het bbp
van de overige in figuur 6 opgenomen landen is in de eerste helft van
dit jaar gedaald (met uitzondering
van Noorwegen). De groeicijfers blijven hiermee duidelijk achter bij die
van vorig jaar. Behalve in Noorwegen
Figuur 6. Volume bruto binnenlands
produkt, % mutaties t.o.v. overeen-

komstige periode voorgaand Jaar

houdt aan

Figuur 5. Aantal faillissementen en
groei bbp-volunte

’81 ’82 ’83 ’84 ’85 ’86 ’87 ’88 ’89 ’90 ’91 ’92 ’93

t aantal faillissementen (x 1 000) (linkerschaal)
– % vohimegroei bbp t.o.v. vorie iaar (rechterschaai)

ESB 15-12-1993

Jap VK Ans Ned Fra Can Noo VS Zwi Oos Dui
I Jan.- okt 1993
B1992

lie en Duitsland de uitzonderingen.
Van de onderscheiden landen kent
Duitsland dit jaar het hoogste inflatiepercentage (4,2%).

Gezinsconsu mptie
De groei van de consumptie in Nederland was gemiddeld over de eerste
zes maanden 0,6%. Dit stijgingspercentage blijft achter bij dat van de
meeste andere onderscheiden landen. Voor 1992 geldt het omgekeerde. De toename over 1992 werd alleen door de Verenigde Staten en
Australie overtroffen. Ook in de eer-

Faillissementen: stijging
Het aantal uitgesproken faillissementen ligt dit jaar naar verwachting 25%
hoger dan in 1992. Dit is de hoogste
groei van de afgelopen twaalf jaar.
Na 1990 is het aantal faillissementen
in een hoog tempo opgelopen. Deze
ontwikkeling gaat samen met een afnemende economische groei in deze
periode. In absolute aantallen worden de uitgesproken faillissementen
in 1993 nog overtroffen door die in
het tijdvak 1981-1982.

voorgaand jaar

ste helft van 1993 scoren deze landen
hoog. Opmerkelijk is het herstel van

de gezinsconsumptie in het Verenigd
-3 . Dui

eerste helft 1993

Koninkrijk. Kromp in 1992 het volu-

me van de consumptie nog, in de eerste twee kwartalen van 1993 laat de
toename zich meten met de hoge

zijn ook de ontwikkelingen in Duitsland opmerkelijk. In Duitsland viel
het bbp in de eerste helft van dit jaar
relatief fors terug. In Noorwegen, vorig jaar de snelste groeier, blijft de stijging sterk achter bij die van 1992.

Inflatie
De inflatie, gemeten als de prijsstijging van de gezinsconsumptie, blijft
in Nederland in de eerste tien maanden van 1993 beperkt tot 2,1 procent.
Van de in figuur 7 opgenomen landen kenden Japan, het Verenigd Koninkrijk en Australie dit jaar een geringere prijsstijging. Vergeleken met
1992 doen zich forse dalingen van de
inflatie voor in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In vrijwel alle landen stijgen de prijzen in de eerste
tien maanden van 1993 minder dan
in 1992. Naast Canada zijn hier Austra-

groeicijfers van de overige Engelstali-

ge landen.

Investeringen
De bruto investeringen in vaste activa
zijn in Nederland dit jaar 3% kleiner
zijn dan in 1992. Net als bij de gezinsconsumptie waren de ontwikkelingen in de tweede helft van het jaar
minder negatief dan in het eerste halfjaar. Bij de vergelijking van de investeringsgroei met enige andere OESOlanden in de eerste helft van dit jaar
neemt Nederland een middenpositie
in.

Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht 1993, dat wordt samengesteld door de hoofdafdeling Nationale
Rekeningen van het CBS.

r: 1159

MSBl

TabeL Kerngegevens ontwikkelingen in 1981-1993, procentuele mutaties ten opzicbte van bet voorgaand jaar, tenzij
anders aangegeven
1981
Macro-economiscbe volume-ontwikkelingen
Bruto binnenlands produkt
-0,7
Landbouw
14
Delfstoff en winning
-9
Industrie
0
• voedings- en genotmiddelenindustrie
3
• textiel-, kleding- en lederindustrie
• papier- en grafische Industrie

• chemische Industrie
• rubber- en kunststofverw. Industrie
• hout- en bouwmaterialenindustrie
• basismetaalindustrie
* elektrotechnische Industrie

• rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid

Handel, horeca en reparatie
Transport
Ov. diensten (excl. overh.)
Overheidsbestuur

1982

1983

1984

1985

1986

1987

-1,4

1,4

2,7

3
8

3,1
6
2

2,6

8

1,2
-4
4
0
0
-4

-15
-1
1

-7
-2
7
10
-10
6
5
-2
0
-8
-4
4
2

-2
-1

2

-6

2
0

-3

6
3
5
4
9

-4

9

9
3
-2

-6

2
3
8
6
2
2
4

-6

3
7

1988

1989

1990

1991

1992

1993′

1981/93b

2,6

4,7

4,1
10
0
2
5

2,1

1,4
1
0
0
3
-8
-1

0,1
4
0
-2
0
0
1

1,8
5
0

5

7

-12

3

4
1

5
5
2
4
4
11
2
6
2

4

3
5

6

4
1

9

5
-6
-1
-4
2
0

3

3
1

2
2
7 «
4
-2
2
0
4
3

5
7
2
0

4
3
3
1

4
ld

3

0

2
2
0

2

9
-3
3
3
10
3
3
2
1

2

1
0

4

7

5

2

4

9

2
-2

1
1

-1
1

1
2

4″

-1

3
2

-4

2

7

3
-5
-1

5
5

7

-4
-7

9

9

1
1

-3
4
-9
-8
-2
0

3
-5
-1
-1
1

-2
16
10
0
-2

3
-3
1
-3
0

7

3
13
8
5
1

5

5
3

2

7
8

8
0
2
5
6
5
1

3
4
-1

5
0
-2

5
3
1
1
5

6

3
12
1
2
0
2
1
2

4
1
0
1

5
-1

3

2
-2
0
0
0
-1
1
3
1
3
2
1

-6
-6
-1
1
-3
-4
2
-3
-1

[sep]
[sepj
[sep]
[sep]
[sep]
[sep]
[sep]
[sepj
[sep]

2
2
-1
2
4
5
0
2
1
1
1
0
2

2
2
0

3
3
1

3
2

-1
0

3
4

1
3

1
2

0
1

2

0
1
-1
-9
6
-1
4

1
1

4
1

5
3
0

7
7

4
5

6

1
1

2
4

2
4

5
4
5
11
10

5

2
1

Buitenlandse handel
Invoer goederen en diensten
Uitvoer goederen en diensten

Consumptie

Overheid
Binnenlandse gezinsconsumptie

1

3

5

1

Investeringen in vaste activa
Bruto investeringen, totaal
• naar bestemming: bedrijven
overheid

• naar type: woningen
gebouwen

-10
-12
-5
-10

grond/weg/water

-15
-6

vervoenniddelen
machines e.d.

-17
-8

Bbp/bnp buitenJand
Verenigde Staten
Duitsland
Verenigd Koninkrijk
Frankrijk

Japan
CNederland)
Prijxcn
Producentenprijzen Industrie
Afzet
Verbruik
Aardolie, North Sea Brent (in $ per barrel)

Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particuliere bedrijven
Regelingslonen overheid
Regelingslonen geprem. en gesub. sector

1,8
0,2
-1,3
1,2
3,4
-0,7

-6
-8
-7
12

23

-4

5

-2,1
-1,1
1,8
2,6
3,5

3,9
1,5

-1,4

11
17
•
6,7

3
•
5,9

4
-1

8
4

2

6

-7

-5

3,6
0,7
2,7
1,4

7

4
2
5
-7
17

6,1
2,8
2,3
1,3
4,4
3,1

-4
-1
2
-2
10
18

-7
4
8
1
8
8

3,2
2,1
3,7
1,8
5,2
2,6

7

-9

3

0

2,9
2,2
4,1
2,5
2,6
2,7

3,1

4,0
3,6

1
0
27,30
2,2
1
-1
0

-10
-20
14,43
0,1
1
1
0

-3
-5
18,34
-0,7
0
1
1

0,5
-22
17
-17
26
-14
-10

0,6

0,7
8
-3
0
4

6
7
28,46
3,3
0
-1

0,4
-43
-53
-32

0,4
-40
-9

45
-11
3

28
-19
-6

80
75
-31

83
82
-10

84
86

-35

77
-40

•
•
•

•
•
•

•
•
•

10
•
8,8
11,0

9
•
7,3

2
•

4

8,1

11,5

9,9

4,5
5,3
8,3

5,0
5,8
8,1

-3

9
-6

-3

0
0
•
2,8
3
-4
1

3

2
2

1,4
4,8
2,2
4,4
1,2

4,5
4,5
6,3
2,6

1
1

14,98
0,7
1
0
1

6
1
1

7

-3

8
-2
24
4

3

2,4
3,4
2,1

2

5
5

5
4
0

-9

4

5

0
2
-20
2

3

-2

-1,2
3,7
-2,2
0,7
4,0
2,1

2,1
1,2
-0,6

4,3
4,8
4,7

0,9
5,3
0,5
2,5
4,8
4,1

5

-1

-2

-3
19,32
3,7

-3

2

-2
23,57
2,5
3
4
4

1
-2
20,01
3,9
4
3
3

-1

7
18,10
1,1
1

134
-3
9
-33
-4
-10

2

1
2
0
0
1
-1
3
4

-3
-3
-1

1,4
1,5
1,4

4
3
4

[II]

3,1
-2,7
1,8
-0,9

an

[III
[ID
01]

-03

1,9

3,6
1,8

0,1

17,75
2,1
3
3

2,3
1,8
1,9

[sep]
[sepj
[okt]
[oktj

1
0
2,6

3
1

4

2

Overige indteatoren
Bevolking, aantat inwoners
Consumentenvertrouwenc

Economisch klimaat
Koopbereidheid
Koersindex voor aandelen, algemeen
Uitgesproken faillissementen

Begonnen woningen

0,5

0,4

(in%)
-70
-22
3

-41
-70
-25
0
19
-8

43
14

0,6
-1
1

15

-15
-11

20

0,6
2
20
9
26
-4
-10

-5

84
89
-12

84
84
-14

85
88
-6

86
101
-1

86
101
-4

4.608
•
•

4.705
•
•

4.854
•
•

4.955
•
«

5.069
68
433

5.191

5.347
115
346

2

2″
7

5

4

9

5,3
6,3

4,6
5,8

4,4
5,2

1
5
3,7

5
4
5,8

7

15

7,3

63

6,3

4,4
6,1

7,0
7,2

-31

-4
21
-1

15
-17

3

-9
2

0,8

0,8
-13
-35
2
5
16

0,7
-14
-36
1

0,8
-22
-51
-3

[nov)
[nov]
[nov]

16

25
1

84

83

95
-10

93
-16

81
83
-22

[III
[okt]
(okt]

5.469
96
319

5.551
67

5.590
44

(juni)

303

380

7
11
7,9

7
1
8,3

7
-1

9,0
8,8

9,3

7,2

8,2

6,4

-21
-8

12

24
0

0,6
-13

-13

3
-1

Conjunctuurtest Industrie
Bezettingsgraad (in %)

Orderpositie (4e kw. 1990-100)
Beoordeling orderpositiec (in %)

Arbeidsmarkt (x 100O)
Aantal banen van werknemers
Aantal vacatures
Geregistreerde werklozen

Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Wisseldisconto (in %)

Daggeldrente (in %)
Rendement op staatsobHgaties (in %)

80
74

78

93
390

5
7,0
8,3

9,0

6,3

(juni)

[aug]
[aug]
[nov]

a. Geraamde cijfers; ontleend aan of nadere detailleringen uit de CBS-publikatie Hetjaar 1993 in cijfers.

[ ] Tijdvakcijfer; geeft aan de mutatie van het tijdvak januari 1993 tot en met de aangegeven maand (c.q. kwartaal) ten opzichte van de overeenkomstige periode van 1992.
( ) Ultimocijfer
b. Gemiddeld over de jaren 1981/’93. Het gemiddelde is berekend als rekenkundig gemiddelde van de jaarcijfers.
c. Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.

d. Reeksbreuk.

H60

83
87
-16

5
6,1

7,1
7,9

Auteur