Ga direct naar de content

Flexibele pensionering in Zweden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 7 1993

Flexibele pensionering in
Zweden

jarigen nog betaalde arbeid verricht,
tegenover nog geen 22% van de desbetreffende categoric in Nederland.
Ook in de voorafgaande leeftijdscategorie 55-59-jarigen is al een verschil
in arbeidsparticipatie tussen beide
landen te.constateren van iets meer
dan 20%-punten.
De ervaring in Zweden

Vervanging van de vut dooreen systeem van flexibele pensionering leidt
alleen tot een hogere arbeidsparticipatie van oudere werknemers als bet
financieel minder aantrekkelijk wordt gemaakt bet arbeidsproces via de
route van de werkloosheid ofde arbeidsongeschiktheid te verlaten.

De Nederlandse overheid beschouwt
flexibele pensionering als een instrument waarmee de arbeidsparticipatie
van oudere werknemers in Nederland kan worden verhoogd1. Immers,
door de actuariele prikkel die aan
een dergelijk stelsel is verbonden, toe
te passen op de aanvullende pensioenen, wordt vervroegd uittreden ‘financieel gestraft’ met een lager aanvullend pensioen en verlaat uittreden
‘financieel beloond’ met een hoger
aanvullend pensioen. Van dit inkomenseffect mag een positieve invloed
op de participatiegraad van ouderen
worden verwacht .
Een verhoging van de participatiegraad van ouderen is noodzakelijk
om het economisch draagvlak te vergroten waarmee ons stelsel van sociale zekerheid wordt gefinancierd. Zoals label 1 laat zien is de arbeidsparticipatie van deze groep de afgelopen
dertig jaar zeer duidelijk gedaald3.
In I960 participeerde nog 80,8%
van de mannen in het leeftijdscohort
60-64 jaar op de arbeidsmarkt. In
1991 was dit nog maar 21,7%. Ook in
de voorafgaande leeftijdscategorie 55tot 59-jarigen zien we bij mannen een
sterke daling in het arbeidsparticipatiecijfer van bijna 30%-punten. Deze
Tabel 1. De arbeidsparticipatie van
oudere mannen in Nederland naar
leeftijd, in procenten van de corresponderende bevolktngsgroep
Leeftijd

I960

1971

1981

1991

20-49
50-54
55-59
60-64
65-en

96,9

93,5
92,6
86,9
73,9
11,6

92,0
85,4

91,6

72,4

63,7

43,3
4,1

21,7
0,0

96,8
93,4
80,8
19,9

84,7

ouder

Bron: ILO, Year book of labour statistics
1945-1989/1992, Geneve.

sterke daling van de arbeidsparticipatie heeft zich in het begin van de jaren zeventig ingezet.
De massale werkloosheid in de jaren zeventig en het daarmee gepaard
gaande idee dat oudere werknemers
plaats moesten maken voor jongere
werknemers vormen een verklaring
voor de sterk gedaalde uittreedleeftijd van de oudere (mannelijke) beroepsbevolking. Een massale uittreding van ouderen met name via de
WAO en later via de VUT-regelingen
vond plaats. Hierbij sneed het mes
aan twee kanten: enerzijds werd het
economisch draagvlak verkleind do9r
vervroegde uittreding, anderzijds
moest dit kleiner geworden draagvlak steeds meer contributies opbrengen om het (toegenomen) aantal inactieven te financieren.
Als de overheid deze ontwikkeling
wil keren en flexibele pensionering
beschouwt als een instrument om de
arbeidsparticipatie van ouderen te
verhogen, zijn de effecten op het uittreedgedrag, na invoering van een
dergelijk stelsel, van groot belang.
Accepteren oudere werknemers in
grote getale de actuariele korting op
vervroegd uittreden of verlengen zij
hun arbeidsperiode?
Tot op heden is weinig bekend
over de mogelijke effecten van flexibele pensionering op het uittreedgedrag van oudere werknemers. Om
over dergelijk gedrag meer te weten
te komen heb ik in opdracht van het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onderzoek verricht naar
het pensioenstelsel in Zweden . Dit
land kent flexibele pensioenvormen
en heeft internationaal gezien een
relatief hoge arbeidsparticipatie van
ouderen. Als we naar label 2 kijken
zien we dat in 1990 bijna 64% van de
mannen in de leeftijdscategorie 60-64-

Sinds 1976 heeft Zweden reeds ervaring met een volwaardig flexibel pensioenstelsel; op papier kunnen alle
werknemers tussen de 60- en 70-jarige leeftijd met pensioen, waarbij een
spilleeftijd geldt van 65 jaar. Bij (gedeeltelijke) vervroegde uittreding
wordt het totale opgenomen pensioen, opgebouwd uit een basis-staatspensioen, een aanvullend staatspensioen en een aanvullend pensioen uit
de particuliere pensioenfondsen, gekort met 0,5% voor iedere maand die
men eerder dan de 65-jarige leeftijd
uittreedt. De totale maximum korting
op het pensioen bedraagt dus 30% bij
uittreding op 60-jarige leeftijd. Bij (gedeeltelijke) verlate uittreding wordt
op het totale pensioen een bonus verstrekt van 0,6% voor iedere maand
die wordt gewerkt na de 65-jarige
leeftijd. De maximale bonus op het
pensioen bedraagt dus 36% bij uittreding op 70-jarige leeftijd.
Op het eerste gezicht lijkt een dergelijk systeem participatieverhogend
te werken. In de praktijk echter ontstaat een totaal ander beeld. De situatie op de arbeidsmarkt, het bestaan
van allerlei financieel aantrekkelijkere uittreedregelingen en afspraken
tussen de sociale partners hebben
een verstorende werking op de actuariele prikkkels. Met recent genomen
maatregelen hoopt de Zweedse regering uittreding “op eigen kosten’ te stimuleren.
1. Onder een stelsel van flexibele pensionering versta ik in dit artikel pensioneren
met een variabele uittredingsleeftijd waarbij vervroegde dan wel verlate uittreding
actuarieel neutraal wordt verrekend.
2. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sociale Nota 1993, biz. 60.
3. Aangezien de beroepsbevolking op latere leeftijd voornamelijk uit mannen bestaat, wordt in dit artikel alleen naar de arbeidsparticipatie van oudere mannen op
de arbeidsmarkt gekeken.
4. Zie: M. Hippe, Uit het Zweed des aanschijns. Flexibele pensionering nader bescbouwd, Ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, intern rapport, april
1993.

Tabel 2. De arbeidsparticpatie van

mannen in Zweden, naar leeftijd, in
procenten van de corresponderende
bevolkingsgroep
Leeftijd

1960

1970

1980

1990

20-49
50-54
55-59
60-64
65-en ouder

92,5
95,1
92,3
82,5
27,0

81,5
92,3

88,3
89,8
84,4
65,9
8,1

88,4
89,5
84,1
63,9
10,7

88,9

76,6
16,4

der het oude systeem, op basis van
overeenkomsten tussen sociale partners, op de leeftijd van 65 jaar met
pensioen kon gaan.
Daarnaast waren de jaren zeventig
economisch gezien zeer gunstige jaren voor Zweden met een lage werkloosheid. Dit maakte het financieel
mogelijk dat oudere werknemers vervroegd de arbeidsmarkt verlieten.

ranlie geboden dal hel uiieindelijke

Uittreedroutes

Bron: ILO, Year book of labour statistics,
1945-1989/1992, Geneve.

Arbeidsmarkt
Opmerkelijk is dal de Zweedse overheld met het flexibele pensioenstelsel
van 1976 juist probeerde vervroegde
uittreding, op kosten van de werknemer, te stimuleren. Voor 1976 kende
Zweden reeds een flexibel pensioenstelsel. Dit systeem werd ingevoerd
in het begin van de jaren zestig, waarbij de (spil-) pensioenleeftijd op 67
jaar werd vastgesteld. Uittreden was
mogelijk tussen de 63- en de 70-jari-

ge leeftijd waarbij het acluariele percentage voor zowel vervroegde als
verlate uittreding op 0,6% per maand

Door het bestaan van allerlei financieel meer aantrekkelijke Uittreedroutes
wordt in Zweden echter bijna geen
gebruik gemaakt van vervroegde uittreding met een actuariele korting.
Zoals uit label 3 blijkt heeft in 1990
nog geen 3% van het leeftijdscohort
60-64-jarigen gebruik gemaakt van de
uittreedregeling op basis van een actuariele korting.
Het niveau van bij voorbeeld het
arbeidsongeschiktheidspensioen in
Zweden ligt rond de 80% van het
laatstverdiende inkomen. Hierbij
komt dat het nog steeds mogelijk was

om op basis van een combinatie van
medische redenen en arbeidsmarkt-

kwam te liggen.
Door het verlagen van de pensioenleeftijd van 67 jaar naar 65 jaar en
door het verlagen van het actuariele
kortingspercentage van 0,6% naar
0,5% vond in 1976 een stimulans tot
vervroegde uittreding plaats.
Deze wijzigingen in het flexibele
pensioenstelsel in Zweden moeten
worden gezien tegen de achtergrond

van de gezondheid van de oudere
werknemer die het soms wenselijk

maakt dat hij of zij voor de 65-jarige
leeftijd de arbeidsmarkt verlaat. Het

verlagen van de pensioenleeftijd van
67 jaar naar 65 jaar nam bovendien

de ongelijkheid in pensioenleeftijd

redenen een arbeidsongeschiktheidspensioen te verwerven. Uit label 3
blijkt dat in 1990 van de leeftijdscategorie 60-64-jarigen in Zweden een op
de drie personen een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft. Hierbij
moet echter wel worden opgemerkt
dat men, door de aclieve arbeidsmarktpolitiek die in Zweden wordl
gevoerd, pas na een lang traject van
arbeidsmarktbeleid in een dergelijke
regeling terechlkomt.
Naast het arbeidsongeschiktheidspensioen is ook het deeltijdpensioen
een geduchte concurrent voor hel
flexibele pensioenstelsel. Mils aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan,
kan een Zweed tussen de 60- en 65-

tussen ‘blauwe boorden’-werknemers
en ‘witte boorden’-werknemers weg
aangezien de laatste groep reeds on-

jarige leeftijd in aanmerking komen
voor een deeltijdpensioen. Een deeltijdpensioen bedraagl
65% van het inkomen
Tabel 3. Gebruik van de verscbittende uittreedroudat verloren gaat door
tes in Zweden in procenten van de corresponderende werkvermindering.
de leeftijdscategorie 60-64 jarigen
In 1990 had bijna 9%
van de bevolking tusOmvang Arbeids- Actuariele Deeltijd- Totaal
sen de 60- en 64-jarige
ong.h.- kortings- pensioenpopuroute
late
route
route
leeftijd een deeltijdpen1976
1980
1984
1988
1990

481.300
473.200
495.000
444.400
427.300

20,1
54,3,
27,4
31,8
33,2

1,7
2,8

3,6
3,0
2,8

3,0
14,3
9,5
8,7
8,9

24,8

41,4
40,5

43,5
44,9

Bron: Statistika Centralbyran en Riksforsakringsverket.

ESB 6-10-1993

toenemende male uittreding plaatsvinden op basis van zogenaamde
VUT-achtige regelingen. Met name in
de huidige economisch slechte siluatie zien veel werkgevers zich gedwongen om van dergelijke uittreedregelingen gebruik le maken. Hel uilkeringsniveau varieert op dit moment
van 60 lol 75% van hel laatstverdiende inkomen. Daarnaast wordl de ga-

sioen, terwijl nog geen
3% van deze calegorie
een actuarieel gekort
pensioen had opgenomen.
De laatste paar jaren
zien we in Zweden in

pensioen op 65-jarige leeftijd hetzelfde niveau heeft als wanneer de werknemer lol aan deze leeftijd zou hebben doorgewerki. Een dergelijke uiltreedregeling is voor de werknemer
financieel gunsliger dan vervroegde
uittreding via het flexibele pensioenstelsel waarbij de werknemer gedurende de gehele pensioenperiode
zelf opdraail voor de koslen van hel
vroegtijdig pensioneren.
Naasl hel volledig financieren van
een vervroegde uilkering voor oudere werknemers hebben werkgevers

boven op de wenelijke sociale-zekerheidsregelingen en de aanvullende
sociale-zekerheidsregelingen exlra
aanvullingen verslrekl om oudere

werknemers le lalen afvloeien. Deze
aanvullingen maken de sociale-zekerheidsregelingen financieel nog aanirekkelijker als aliernatief voor uittreding mel een actuariele korting.
Hel gebruik van de sociale-zekerheidsroules en de uilkeringen die
door de bedrijven aan oudere werknemers worden aangeboden, leiden
ook in Zweden lol een daling van de
arbeidsparticipalie onder oudere man-

nen lot 65 jaar, met name in de leeftijdscategorie 60-64-jarigen. Zoals uit
label 2 blijkt participeerde in I960
82,5% van deze categoric op de arbeidsmarkt. In 1990 is dil percenlage
gedaald lol 63,9%.

Verlate uittreding
In hel kader van de vraag of een sysleem van flexibele pensionering lol
een verhoging van de arbeidsparticipalie van ouderen boven de 65 jaar
kan leiden, is hel van belang om le
zien in welke male in Zweden gebruik gemaakl wordl van de mogelijkheid om mel een acluariele bonus op
lalere leeftijd de arbeidsmarkt le ver-

lalen.
Hel blijkl dal verlale uillreding in
Zweden bijna niel voorkomt. Sinds
de invoering van hel flexibele pensioenstelsel in 1976 zijn afspraken tussen werkgevers en werknemers gemaakl waarin gesleld wordl dal een

Conclusies uit de Zweedse ervaring

gerechtigde leeftijd. Ondanks de recente vijzigingen in de WAO heeft
een oudere werknemer van 59 jaar
en ouder ook in deze uittreedroute

werknemer op 65-jarige leeftijd de
arbeidsmarkt verlaat. Achterliggend
principe is het idee van volledige
werkgelegenheid waarbij een oudere

Geconcludeerd kan worden dat de effectiviteit van flexibele pensionering
sterk afhankelijk is van de maatschap-

werknemer (indirect) plaats moet ma-

pelijke en economische context waar-

nog steeds recht op een uitkering van

ken voor een jongere werknemer. In
Zweden wordt 65 jaar als de ‘normale
pensioenleeftijd’ beschouwd.
In uitzonderlijke gevallen wordt
wel na de 65-jarige leeftijd doorgewerkt. Hierbij moet met name gedacht worden aan zelfstandigen en
het verrichten van ‘intellectuele arbeid’, bij voorbeeld door medewerkers aan de universiteit. Ook werknemers met zeer specifieke kermis
kunnen door hun werkgever worden
gevraagd om na de 65-jarige leeftijd

in dit instrument functioneert.
Als we naar Zweden kijken zien
we dat het flexibele pensioenstelsel
van 1976, op basis van de op dat moment geldende economische situatie,
juist tot doel had om vervroegde uittreding, op eigen kosten, te stimuleren. Echter, vervroegde uittreding op
basis van een actuariele korting is verstoord door financieel gunstigere alternatieven als het arbeidsongeschiktheidspensioen en het deeltijdpensioen. Ook het aanbieden van financieel aantrekkelijke uitkeringen en aanvullingen door ondernemingen hebben het gebruik van een actuarieel
gekort pensioen sterk afgeremd.
Verlate uittreding op basis van een
actuariele bonus heeft door afspraken tussen werkgevers en werknemers (bijna) niet plaatsgevonden. De
relatief hoge arbeidsparticipatie van
oudere (mannelijke) werknemers in
Zweden is dan ook niet te verklaren
door de effecten van het flexibele
pensioenstelsel maar eerder door het
gevoerde actieve arbeidsmarktbeleid
dat kenmerkend is voor Zweden, en
hoogst waarschijnlijk door de effec-

70% van het eindloon tot aan de 65jarige leeftijd. Wanneer een werknemer er voor kiest om op basis van
flexibele pensionering vervroegd uit
te treden heeft dit een lager inkomen
tot gevolg dan wanneer hij via de
eerstgenoemde routes de arbeidsmarkt verlaat. Het huidige pensioenstelsel leidt immers tot een pensioenniveau dat op 65-jarige leeftijd maximaal 70% van het eindloon bedraagt.
Dat niveau wordt alleen bereikt wanneer de werknemer geen pensioenbreuk heeft opgelopen, veertig dienstjaren heeft en bij voorkeur
alleenverdiener is8.
Vervroegde uittreding op basis van
flexibele pensionering leidt tot een
uitkeringspercentage dat altijd onder
de 70% eindloon uitkomt. Als geen
volledig pensioen is opgebouwd zal
het uitkeringspercentage zelfs fors onder dit niveau terechtkomen. Bovendien wordt, bij vervroegd uittreden
via het flexibele pensioenstelsel het
verlaagde pensioenpercentage na de
65-jarige leeftijd gehandhaafd, dit in
tegenstelling tot de werkloosheidsroute en de arbeidsongeschiktheidsroute.
Vervanging van de VUT door een
stelsel van flexibele pensionering, zoals door de Nederlandse overheid

te blijven. Als wordt doorgewerkt na

de 65-jarige leeftijd gebeurt dit vaak
op part-time basis.

Recente ontwikkelingen
Om het overheidstekort terug te dringen heeft de huidige Zweedse regering-Bildt een bezuinigingspakket
voorgesteld dat ook tot wijzigingen
in het pensioensysteem leidt. Zo zal
in 1994 de pensioenleeftijd worden
opgevoerd naar 66 jaar. Om uittreden
na de 65-jarige leeftijd aantrekkelijker
te maken is de actuariele bonus in
1990 verhoogd naar 0,7% per maand.
Daarnaast tracht de regering de uittreedroutes die concurreren met het

flexibele pensioenstelsel aan te pak-

ten die het deeltijdpensioen op het
niveau van de arbeidsparticipatie van

de oudere werknemer heeft .

wordt beoogd, heeft dus alleen zin

ken zodat uittreding op basis van een
actuariele prikkel wordt gestimuleerd.
In 1990 is de mogelijkheid om zonder medische redenen voor een arbeidsongeschiktheidspenioen in aanmerking te komen afgesneden. Deze
regeling was in 1973 ingevoerd om
werknemers tussen de 60 en 64 jaar
na afloop van de (begrensde) werkloosheidsuitkering een inkomensgarantie te geven tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.
Recent zijn voorstellen gedaan om
het deeltijdpensioenpercentage terug

Zo is het van belang dat de Nederlandse overheid het gebruik van de
VUT wil terugdringen en zelfs wil vervangen door een stelsel van flexibele

te brengen van 65 naar 50% van dat

pensionering . Door afschaffing van

deel van het inkomen dat verloren
gaat door de werkvermindering. Ook
is voorgesteld om de toetredingsleeftijd voor het deeltijdpensioen geleidelijk te verhogen van 60 jaar naar 62
jaar in 1994. Hoewel de pensioenleeftijd met een jaar wordt verhoogd, betekent dit een verkorting van de deeltijdpensioenperiode van een jaar. De
voorgestelde wijzigingen in het deeltijdpensioensysteem zijn echter in het
Zweedse parlement weggestemd.

de VUT zal een geduchte concurrent
van het flexibele pensioenstelsel verdwijnen. Echter, naast het uitschakelen van de VUT als alternatieve uittreedroute blijven twee interessante
financiele routes over die het gebruik
van flexibele pensionering zullen verdringen: de werkloosheidsroute en
de arbeidsongeschiktheidsroute .
De eerste route biedt werknemers
vanaf 60 jaar een uitkering van 70%
van het eindloon tot aan de pensioen-

Lessen voor Nederland
Als we niet dezelfde fout als in Zweden willen maken, zal voordat tot invoering van een flexibel pensioenstelsel wordt overgegaan, uitvoerig aandacht moeten worden geschonken

aan maatschappelijke en economische omgevingsfactoren .

als daarnaast de WW en de WAO
voor oudere werknemers worden
aangepast.

Marike Hippe
De auteur is onlangs afgestudeerd als politicologe aan de Universiteit van Amsterdam. Zij dankt Lucy Kok voor commentaar
en begeleiding bij het schrijven van dit artikel.
5. Idem, biz. 53.
6. Nota aanvullende pensioenen, Tweede
Kamer, vergaderjaar 1990-1991, 22 167,
nr. 2.
7. Zie voor een berekening van de toename van het aantal arbeidsongeschikten indien er geen VUT-regeling zou zijn geweest P. Ekamper en K. Henkens, Arbeidsongeschiktheid en VUT: communicerende
vaten?, ESB, 2 juni 1993.
8. Aangezien de franchise meestal gebaseerd is op twee maal de AOW voor ge-

huwden verwerven alleenstaanden en
tweeverdieners zelden 70% van het eindloon als pensioenniveau. In werkelijkheid
ontvangen zij immers een lagere AOW
dan twee maal de AOW voor gehuwden.

Auteur