Discussie
Nederland netto betaler aan
de EG
Wees voorzichtig met cijfers! Anders dan Gijsen en Haack in E5B stelden, is Nederland geen netto ontvanger, maar netto betaler aan de
Europese Gemeenschap.
In het artikel “De financiële herverdeling van het EG-budget” van
M. Gijsen en W.G.C.M. Haack in E5B
van 11 december 1991 wordt een
poging gedaan om na te gaan of de
via ontvangsten en bijdragen verkregen herverdeling bijdraagt aan een
evenwichtigere welvaartsverdeling
tussen de lidstaten van de EG.
Vooropgesteld moet worden dat de
voordelen van deelname aan de gemeenschappelijke
markt verder reiken dan uit een betrekkelijk eenvoudige cijferopstelling van bijdragen
en ontvangsten blijkt. Om deze (nogal principiële) reden heeft de Europese Commissie gedurende een aantal jaren in het verleden zelfs
geweigerd om nadere informatie
over de Z.g. ‘lusten en lasten’ van
deelname aan de EG aan geïnteresseerden te verstrekken.
Dat een zuiver boekhoudkundige
benadering zonder analyse van de onderliggende oorzaken en effecten gemakkelijk tot onjuiste resultaten
leidt, blijkt uit het artikel van mevrouw Gijsen en de heer Haack.
Wat is namelijk het geval? In een
geïntegreerde landbouwmarkt met
een vrij verkeer van goederen kan
een importeur of exporteur kiezen,
via welk land hij wil importeren of
exporteren. Een dergelijke keuze,
die door verschillende factoren
(w.o. de geografische spreiding van
de verwerkende industrie, de ligging
van havens, en andere, meer inciden-
tele verschillen van procedurele, fiscale en/of monetaire aard) wordt bepaald, heeft invloed op het bijdrageof het ontvangstbedrag van de desbetreffende lidstaat.
Het Vlissingen-effect
Een Belgische exporteur van suiker
kan bij voorbeeld kiezen of hij de
EG-exportrestitutie,
die in ecu’s is
uitgedrukt, in Antwerpen (dus in
Bfrs) of in Vlissingen (in guldens)
zal declareren. Door Belgische (en
zelfs door Franse) exporteurs van
suiker werd in 1988 en 1989 in sterke mate van deze laatste mogelijkheid gebruik gemaakt, omdat dit
voor hen destijds een beperkt (agri-)
monetair voordeel opleverde. In
tabel 1 wordt aangegeven, hoezeer
het buitenlandse aandeel bij suikeruitvoerrestituties aan het eind van de
jaren tachtig blijkt te zijn gestegen.
Bedoeld verschijnsel dat als ‘het
Vlissingen-effect’ bekend staat (en
dat bij enkele andere produkten een
nog wat wijdere strekking heeft gekregen), is na het opheffen van de
agri-monetaire koersverschillen in
juli 1990 weer tot normale proporties teruggebracht.
Het zal op grond van dit voorbeeld
duidelijk zijn dat aan Nederland in
1988 en 1989 hogere ontvangsten werden toegerekend dan zonder het ‘Vlissingen-effect’ het geval zou zijn geweest. Voor België en Frankrijk geldt
mutatis mutandis het omgekeerde.
Mevrouw Gijsen en de heer Haack,
die van dit ‘Vlissingen-effect’ geen
weet hadden, hebben in hun artikel
ten onrechte geconcludeerd dat Nederland aan het eind van de jaren
tachtig in toenemende mate nettoontvangend zou zijn. Deze onjuiste
uitspraak klemt te meer, nu de laatstbekende cijfers (namelijk die uit
1991) uitwijzen dat Nederland inmiddels zelfs netto-betalend is geworden (tabel 2).
Zonder hierover nu al te dramatisch
te doen, is de teneur van deze cijfers
wel duidelijk: in 1991 is het inmiddels negatieve verschil tussen de
Nederlandse ontvangsten en bijdrage zo groot geworden dat, hoewel
gegevens over de ontvangsten uit de
niet-Garantie-hoofdstukken
nog ontbreken, de conclusie gewettigd is
dat Nederland in dat jaar netto betaler is. Met nieuwe plannen zoals die
van McSharry, Delors-II, het cohesie-
Tabel 2. Bijdrage van Nederland
aan de EG en ontvangsten uit het
Landbouw Garantie Fonds
Bijdrage aan
EG-budget
(mln. gld.)
1990
1991
6.338
8.537
Ontvangsten
Afd. Garantie
(mln. gld.)
6.638
6.087
fonds en dergelijke voor ogen, is in
de toekomst eerder een versterking
dan verzwakking van deze tendens
te verwachten.
Overigens dient ook bij de beoordeling van de cijfers van andere landen
met onderliggende aspecten rekening te worden gehouden. Zo is bij
voorbeeld het lagere ontvangstaandeel van Portugal dan Ierland en
Griekenland heel goed uit een door
Portugal zelf gekozen beperking bij
de toepassing van de maatregelen
van de Gemeenschappelijke
Landbouwmarkt te verklaren.
D.G. Schenk
Tabel 1. Uitbetalingen in Nederland van suiker-exportrestituties
Totaalbedrag
(mln. gld.)
1987
1988
1989
1990
1991
E5B 12-2-1991
520
1.167
1.889
1.011
222
Waarvan uitbetaald aan
buitenlandse exporteurs
(in %)
(mln. gld.)
60
1.041
1.396
820
65
De auteur is hoofd van de afdeling EG-Financiën van de Directie Internationale
Agrarische Aangelegenheden
en Marktordeningsvraagstukken
van het Ministerie
van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij.
11,5
89
74
81
29
159
Naschrift
Vlissingenof welvaartseHeet?
Naar aanleiding van het commentaar
van de heer Schenk op ons artikel
malen wij gaarne drie opmerkingen.
Waardevolle aanvulling
Ten eerste bevat de reactie enige
waardevolle aanvullende informatie
op de door ons gepresenteerde
cijfers. Met name het gebruik van Nederlandse uitvoerhavens door Belgen en fransen, waardoor de
financiële positie van Nederland
werd verbeterd, is onthullend. Eens
te meer blijkt de grote invloed van
kunstmatige, administratieve verschillen tussen de lidstaten bij de uitvoering van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid.
Feitelijk versus hypothetisch
Ten tweede was het onderwerp van
ons artikel de financiële herverdeling tussen de EG-lidstaten via het
budget gedurende de jaren tachtig.
Daartoe vergeleken we de huidige
wijze van financiering met de hypothetische situatie van volledig nationale financiering van precies hetzelfde beleid. Binnen dit strikte kader is
er sprake van een stijging van de Nederlandse netto ontvangsten aan het
einde van de jaren tachtig. Dat dit
mede veroorzaakt is door het gebruik door buitenlanders van de
Nederlandse uitvoerhavens maakt in
deze benadering geen verschil.
Gemiddeld positief
Ten derde is de analyse van de ‘werkelijk’ of economische netto posities
van de EG-lidstaten als gevolg van
het EG-budget (dat wil zeggen wie
uiteindelijk wat ontvangt of betaalt)
een buitengewoon complexe aangelegenheid waaraan we ons niet hebben gewaagd. Daartoe dienen aanzienlijk meer correcties op de puur
financiële gegevens uit ons artikel te
worden toegepast dan de heer
Schenk aangeeft. Naast het Vlissingen-effect dient onder andere rekening gehouden te worden met het in
ons artikel genoemde Rotterdam-effect (de afdracht van invoerrechten
op goederen bestemd voor door-
160
voer). Correctie voor het Vlissingenèn Rotterdam-effect heeft globaal tot
resultaat dat voor Nederland de netto ontvangsten in de eerste helft van
de jaren tachtig stijgen en gedurende
enkele jaren van de tweede helft dalen. Het gemiddelde over de jaren
tachtig blijft in ieder geval positief.
Onze voornaamste conclusie dat
door de grote betekenis van de
landbouwuitgaven
de herverdeling
binnen de Gemeenschap niet in
overeenstemming
was met de welvaartsverhoudingen
blijft ook op
deze basis volledig in tact.
M. Gijsen
W.G.C.M. Haack