Landenrisico
weer actueel
Met de overgang in de Sovjetunie
van een centraal geleide naar een
markteconomie vormt de buitenlandse schuld van dat land een van de
grote problemen. In de ontwikkeling
naar een nieuw politiek systeem,
waarin het waarschijnlijk is dat de
Unie uiteenvalt, vormt een extra
moeilijkheid de verdeling van de
schuld over de verschillende lidstaten. In het G7 en IMF-overleg kwam
dit nog eens expliciet aan de orde.
Daarnaast wordt getwijfeld aan de terugbetalingsmogelijkheden.
De
goudvoorraad, als dekking voor de
schuld, blijkt lager te zijn dan eerder
werd aangenomen, en ook de liquiditeit zou wel eens een probleem
voor de betaling van rente en aflossing kunnen gaan vormen. Hoe snel
de beoordeling van een landenrisico
kan wijzigen bleek recentelijk nog.
De Nederlandsche Credietverzekeringsmaatschappij stelde in augustus
jl. dat ten aanzien van de Sovjetunie
geen aanleiding bestond tot een beleidsaanpassing. Nog geen drie weken later werden geen risico’s meer
aanvaard voor periodes van meer
dan 12 maanden, terwijl inmiddels
ook de korte kredietverzekering
is
stopgezet. Komt het Unieverdrag er
niet, dan dreigt chaos voor deze supermacht en een groot financieel
probleem voor de buitenlandse crediteuren van de Sovjetunie die bij elkaar $ 70 miljard te vorderen hebben. Veruit het belangrijkste
crediteurenland is Duitsland en het
zal niet verwonderen dat dit land
niets voelde voor het Amerikaanse
voorstel op de G7-bijeenkomst om
de Sovjetunie tijdelijk te ontheffen
van haar verplichting tot betaling
van rente en aflossing. De G7 wil nu
eerst inzicht verkrijgen in het landenrisico, waartoe een groot aantal gegevens boven tafel moeten komen.
Internationale schuldencrisis
Nauwelijks 10 jaar geleden waren de
desastreuze ontwikkelingen in Mexico de inleiding voor wat later de internationale schuldencrisis werd.
Het internationale financiële bestel
schudde op zijn grondvesten. Ban-
ken over de gehele wereld hebben
miljarden aan voorzieningen moeten
treffen. Aan veel ontwikkelingslanden werd een harde therapie opgelegd, die door sommigen als onmenselijk werd veroordeeld. Maar hier
en daar wordt nu blijk gegeven van
een nieuw elan. Wederom is het
Mexico dat als eerste de vruchten
plukt van het gevoerde beleid. Van
de staatsondernemingen
werd 75%
geprivatiseerd. Vluchtkapitaal is op
grote schaal gerepatrieerd en buitenlandse ondernemingen investeren
op grote schaal. De economische
groei imponeert. Het investeringsklimaat is volgens sommige waarnemers nog nooit zo goed geweest als
momenteel. Eind oktober kondigde
Mexico zelfs een lO-jarige 10 5/8%
obligatielening op de internationale
kapitaalmarkt aan.
De schuldencrisis van de jaren tachtig mag dan grotendeels onder controle zijn, nieuwe internationale financieringen worden gevraagd, nu
vooral vanuit het voormalige Oostblok, met de Sovjetunie als grootste
behoeftige. Banken en beleggers
zijn het verleden echter nog niet vergeten. Inmiddels werken zij in het algemeen met een classificatiesysteem, waarin de specifieke risico’s
voor beleggen of investeren in een
bepaald land worden aangegeven.
En parallel aan de beleggingstheorie
geldt ook voor het financieringskapitaal: hoe hoger het ingeschatte risico, hoe hoger de risicopremie die
verlangd wordt, ofwel hoe hoger de
verlangde rentevergoeding en/of zekerheden.
Politiek risico
Het totale risico is te splitsten in een
politiek en een economisch risico.
Het politieke risico wordt vooral bepaald door de mate waarin een land
aan zijn verplichtingen wil voldoen.
Waar legt men de pijngrens waarboven men niet meer aan zijn buitenlandse verplichtingen meent te kunnen voldoen? Of stopt men reeds
met betalen terwijl nog middelen
voorhanden zijn? En daarnaast
speelt het monetaire beleid een rol.
Zo kan een onderneming best bereid zijn aan buitenlandse verplichtingen te voldoen, maar legt de overheid deviezenrestricties op. Het
bepalen van het politieke landenrisico is een sterk subjectieve aangelegenheid. De historische en actuele
politieke situatie vormen hierbij een
aanknopingspunt,
evenals de
maatschappijstructuur.
Verder kijken
sommige onderzoeksinstituten
naar
de mate waarin de overheid corrupt
blijkt en in hoeverre de feitelijke economische ontwikkeling blijkt af te
wijken van de voorspellingen.
Economisch risico
Het economische risico, de vraag of
aan de toekomstige buitenlandse verplichtingen kan worden voldaan,
lijkt wat beter te bepalen. Men kan
zich daar vastgrijpen aan ‘harde’ economische criteria. Een aantal belangrijke indicatoren bij het bepalen van
het economische landenrisico is:
De binnenlandse financieel-economische ontwikkeling, waarbij gedacht moet worden aan het niveau en de groei van het bnp,
zowel absoluut als per hoofd van
de bevolking, de monetaire ontwikkeling, inflatie, werkloosheid
en investeringen.
De externe situatie, zoals die
blijkt uit de handels- en betalingsbalans (zowel in totaliteit als qua
opbouw), de internationale concurrentiepositie enzovoort.
De buitenlandse-schuldpositie, zowel absoluut als in verhouding tot
het buitenlands actief. Een veel
gebruikte norm daarbij is de
‘debtlservice’-ratio die de schuld
tegenover de exportinkomsten
plaatst. De opbouw van de
schuld, naar valuta, looptijd, rente
en rente gevoeligheid speelt eveneens een rol.
Aan de hand van de bovenstaande
meetpunten kan een beeld worden
gecreëerd van het economische landenrisico. Hierbij wordt bezien hoe
verschillende landen op een aantal
deelgebieden scoren. Vervolgens
worden de landen op basis van de
behaalde punten geclassificeerd.
Landen als Zwitserland, Luxemburg,
Noorwegen, Oostenrijk en Nederland en Japan scoren hoog op de
lijst van landen met een beperkt landenrisico zoals gepubliceerd in de
International Country Risk Guide,
een gezaghebbend instituut op dit
gebied. Op een totaalscore van 100
(weinig) tot 0 (veel risico) scoort Nederland 86 en staat daarmee op een
vijfde plaats. Zwitserland staat bovenaan. Slecht is het gesteld met de
Oosteuropese landen. Tsjechoslowakije staat op de 36e plaats, waarna
Hongarije en Polen nog voor de Sovjetunie komen. Dat staat 71e met
een risico van 55,5. Vooral het politieke risico wordt hoog ingeschat,
terwijl het terugbetalingsrisico meevalt omdat het land zich tot nu toe
keurig aan de verplichtingen heeft
ESB 3ü-lü-i991
~UIl!i!lil!l!l.!ilIU!l!TC1f.!I!
gehouden. Onderaan de lijst staan
landen in Afrika, Midden-Amerika
en het Midden-Oosten, Liberia sluit
als 12ge de rij. Vooral het politieke risico wordt daar zeer hoog ingeschat.
Risicospreiding
Voor banken en financiële instellingen is het bepalen van het landenrisico van groot belang voor het beoordelen van de kredietrisico’s die
worden gelopen en van de ruimte
die aanwezig is om additionele leningen te verstrekken aan individuele
landen of ondernemingen en instellingen in die landen. Ook voor beleggers zijn de landenrisico’s van belang. Dit geldt voor het beoordelen
van de risico’s die worden gelopen
door een belang in ondernemingen
die internationaal actief zijn, zeker
wanneer in hoge-risicolanden wordt
gewerkt. Inzicht in de landenrisico’s
is nog belangrijker wanneer rechtstreeks in die landen wordt geïnvesteerd, door aankoop van obligaties
of aandelen die in het buitenland
zijn uitgegeven.
Spreiding biedt hier voor banken en
financiers een mogelijkheid om het
gemiddelde risico terug te brengen,
daar de risico’s van de verschillende
landen voor een belangrijk deel individueel worden bepaald. En daarmee sluit de inschatting van het risico van een kredietenportefeuille
heel goed aan bij de beleggingstheorie, waar diversificatie al veel langer
gemeengoed is.
Maar naast de aandacht voor de economische criteria moeten kapitaalverstrekkers zich bewust zijn van de
onderliggende vicieuze cirkel, die
noopt tot een andere benadering
dan een puur financiële. Indien te
weinig kapitaal naar onderontwikkelde gebieden gaat zal de ontwikkeling langer op zich laten wachten,
hetgeen de politieke en sociale onrust opvoert. In die zin kan gesteld
worden dat het westerse kapitaal de
risicobeheersing gedeeltelijk zelf in
de hand heeft.
Deze bijdrage is ontleend aan de tweewekelijkse publikatie Beleggen met Van Lanschot.
liL
. IJ
Uil
11
I 11l1