ECONOMIE
Produktie Industrie
Het volume van de industriele produktie was in mei, voor seizoeninvloeden gecorrigeerd, 2% groter dan
in april (figuur 1). In april was de bedrijvigheid vergeleken met maart
met eenzelfde percentage gedaald.
Over een langere periode bezien zette de dalende tendens van de produktiegroei in de Industrie zich
voort. In de twaalfmaandsperiode
die eindigt in mei 1991, was de produktie in de Industrie 2,1% groter
dan in hetzelfde tijdvak een jaar eerder. Dit is het laagste groeicijfer na
mei 1988. In de periode augustus
1989 juli 1990 bereikte de jaarmutatie van de industrile produktie een
top (4,7%). Daarna is de groei voortdurend afgenomen. De voedings- en
figuur l.Produktie industrie, volume, seizoengecorrigeerd
120
Indexcijfers 1985=100
(A)
110
(A) voortschrijdend driemaandsgeiniddelde
100
90
n
was de toename relatief laag (2,1%).
Dit komt doordat in deze bedrijfstak
een belangrijk deel van de cao-afspraken pas na januari is gemaakt.
De uitkomsten betreffen het gemiddelde uurloon van alle werknemers
die in de verslagmaand in Nederland
een baan hadden bij een bedrijf, een
instelling of de overheid. De ontwikkeling van het gemiddelde uurloon
wordt mede beinvloed door veranderingen in de personeelssamenstelling.
Bruto uurloon
In januari 1991 verdienden de werknemers in Nederland bruto per uur
gemiddeld 3,7% meer dan een jaar
eerder (figuur 3). Van januari 1989
tot januari 1990 was de toename lager, namelijk 1,8%. Dit blijkt uit voorlopige uitkomsten van het “Kwartaalonderzoek loonontwikkeling”. Van
januari 1990 tot januari 1991 lag de
toename van het gemiddelde verdiende uurloon in nagenoeg alle bedrijfstakken in dezelfde orde van
grootte. In de bedrijfstak transport-,
opslag- en communicatiebedrijven
(B) maandcijfers
80
120
116
100
genotmiddelenindustrie (3,8%), de
papier- en grafische Industrie (3,5%)
en de elektrotechnische industrie
(3,3%) kenden in de meest recente
periode van twaalf maanden een
groei die hoger was dan die van de
industrie als geheel.
j
j
a s o n d l j
1989
f m a m j
j
1990
a s o n d i j
f m a m j
1991
Figuur 2. Prijsindex gezinsconsumptie, procentuele mutatie per artikelgroep
voeding, dranken en tabak
kleding en schoeisal
huur, verwanning, verlichting
meubelen, huishoudelijke app.
Prijsindex gezinsconsumptie
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden mei en
midden juni niet gewijzigd (figuur
2). De index bedroeg in juni 106,6
(1985 = 100). Tussen midden juni
1990 en midden juni 1991 stegen de
prijzen met 3,3%. De prijsstijging in
1990 ten opzichte van 1989 bedroeg
2,5%. Gemiddeld over het eerste
halfjaar van 1991 lagen de prijzen
3,1% hoger dan over de overeenkomstige periode een jaar eerder. De procentuele stijging van de prijsindex
per artikelgroep in deze periode kende een uitschieter bij de categoric
medische verzorging (6,8%). Huur,
verwarming, verlichting en vervoer
en communicatie leverden stijgingspercentages op van respectievelijk
4,1% en 3,0%. Kleding en schoeisel
vormde de enige categoric waar de
prijsindex in de beschouwde periode is gedaald (-1,9%); de overige categorieen zijn verder in prijs gestegen.
medische veraorging
vervoer en communicatie
ontwikkeling en ontspanning
CD 1990 t.o.v. 1989
_ eerete narQaar 1991 t.o.v.
eerste halfjaar 1990
overige goederen en diensten
totaal
–
2
–
1
0
1
2
3
4
5
6
7
Figuur 3- Procentuele mutatie van de gemiddelde verdiende bruto uurlonen
SBI 7: Transport-, opslag- en communicant bedr.
SBI 8: Bank- en verzekeringen, zakelijke dienstverl.
SBI 9: Overige dienstveriening
SBI0 : Landbouw en visserij
SBI1-5: Nijverheid
SBI6 : Handel, noreca en reparatie bedr.
SBIO
SBI 1-5
53 .Jan. 1990 t,o.v..Jan. 1989
SBI 6
SBI 7
SBI 8
SBI 9
Jan. 1991 t.o.v. Jan. 1990
Totaal
DEZEWEEK
:(Wr~*~:
tilfc’.’ •
Buitenland
gen) in beide landen dicht bij elkaar
ligt. In het Verenigd Koninkrijk (VK)
is het consumentenvertrouwen in de
Het vertrouwen van de Nederlandse
loop van 1990 gestegen. Deze stijging
slechtering van het oordeel waargeno-
consumenten in de ontwikkeling van
heeft zich evenwel niet voortgezet in
de eerste maanden van dit jaar. Het niveau van de index ligt (evenals in
Frankrijk) duidelijk onder dat van de
index in Nederland en de BRD.
men. Anders dan bij de ontwikkeling
van het consumentenvertrouwen
heeft de neerwaartse trend in 1990
de economic is in de loop van 1990
fors gedaald. In de eerste helft van
1991 is de index van het consumentenvertrouwen niet meer sterk veranderd. Eenzelfde ontwikkeling is te
zien in de BRD (figuur 4). Opmerkelijk is dat niet alleen de ontwikkeling
Beoordeling orderpositie
geleid als saldo van positieve en nega-
Volgens de uitkomsten van de conjunctuurtest in de industrie is de beoordeling door de Nederlandse onder-
tieve antwoorden op een vijftal vra-
voor de vijfde achtereenvolgende
maand verslechterd (figuur 5). Ook in
1990 werd er een geleidelijke ver-
zich dus voortgezet in 1991. Eenzelfde ontwikkeling, maar met een veel
scherpere daling dan in Nederland, is
te zien in Frankrijk en in het VK. In
de BRD is een duidelijke verslechtering in de beoordeling van de orderpositie pas zichtbaar in de maand mei.
nemers van hun orderpositie in mei
maar ook het niveau van de index (af-
Arbeidsvraag ultimo maart
De gegevens over het aantal banen
Figuur 4. Consumentenvertrouwen, seizoengecorrigeerd, saldo van positieve
en het aantal vacatures per ultimo
en negatieve antwoorden in % van totaal
maart 1991 geven geen indicaties
^v-x
.
voor een belangrijke vermindering
van de groei van de arbeidsvraag (figuur 6). Het aantal banen van werknemers was 143 duizend (2,7%) hoger
dan een jaar eerder. Dit stijgingstempo is niet beduidend lager dan dat in
A
,j f m a m j j a s o n d j f m a m j j a s o Q d j f m a m j j a s o n d j f m a m j
1990
1989
1988
1991
Figuur 5. Beoordeling orderpositie, seizoengecoorigeerd, saldo positieve en
negatieve antwoorden in % van totaal
ML
,
‘ i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i i I i i i i i i i i i i i I i i i i i i
j fmamj j asondlj fmamj j a s o n d j fmamj j a s o n d j fmamj
1989
1988
1991
1990
figuur 6. Jaarmutatie van bet aantal banen, in procenten, ultimo eerste kwartaal 1991, tussen baakjes bet aandeel van de bedrijfsklasse in bet totaal
1)0 : Landbouw en visserij (2%)
SBI7: Transport-, opslag- en communicalie bedr. (7%)
H-5: Mjvwlwld (26%)
SBI8: Bank-en verzekeringswezen, zakelijkedienstverl. (13%)
S»6 : Handel, horeca on repafatiebedr.(19%l SB! 9: Overige dlenstverienlng (33%)
SB11-5
ESB 24-7-1991
SBI 6
SBI 7
SBI 8
SBI 9
Totaal
1990 (gemiddeld 2,9% ofwel 151 duizend) en nog iets hoger dan in de
periode 1985-’89 (gemiddeld 2,4% ofwel 120 duizend). Dit blijkt uit uitkomsten van de “Kwartaalstatistiek
werkzame personen”. De procentuele
groei van het aantal banen tussen ultimo maart 1990 en ultimo maart 1991
lag in de bedrijfstak handel, horeca
en reparatiebedrijven met 5,8% ofwel
56 duizend banen duidelijk boven het
gemiddelde. Ook boven het gemiddelde lag de procentuele groei bij de
bedrijfstak bank- en verzekeringswezen en zakelijke dienstverlening; de
groei was hier 4,3% (28 duizend) banen. De voortgezette groei van het
aantal banen ging gepaard met een niveau van het aantal vacatures dat betrekkelijk hoog bleef. Ultimo maart
1991 stonden 111 duizend vacatures
open bij particuliere bedrijven en instellingen (excl. overheid, onderwijs,
sociale werkplaatsen, uitzendbureaus
en uitleenbedrijven). Sinds 1980 was
het aantal vacatures alleen in maart
en juni 1990 hoger (resp. 134 en 125
duizend). Dit blijkt uit de uitkomsten
van de “Kwartaal vacature enquete”.
Het aantal openstaande vacatures bij
de handel, horeca en reparatiebedrijven was ultimo maart 27 duizend (ultimo maart 1990: 35 duizend). Bij het
bank- en verzekeringswezen en zakelijke dienstverlening was het aantal
vacatures ultimo maart 14 duizend
(ultimo maart 1990: 18 duizend).
Deze bijdrage is ontleend aan het Conjunctuurbericht, nr. 7-91, dat wordt samengesteld door de hoofdafdeling Nationale Rekeningen van het CBS.