De Internationale cacaomarkt
D
e wereldcacaomarkt wordt gekenmerkt door sterke fluctuaties vanprijzen,
produktie en voorraden. Pogingen om hierin verandering te brengen door
middel van Internationale cacao-overeenkomsten hebben daarin weinig
verandering knnen brengen, voornamelijk omdat de aangesloten landen bun
verplichtingen niet nakwamen. Gegeven de instabiele situatie op de
wereldcacaomarkt blijft er echter onverminderd behoefte bestaan aan coordinatie
en cooperatie tussen cacaoproducenten.
A. Russchen*
Bij de verovering van Mexico in het begin van de
l6e eeuw kwamen de Spanjaarden in aanraking met
cacao. De inheemse bevolking (Azteken) beschouwde de cacaoboon als van goddelijke oorsprong; vandaar de naam theobroma cacao (theobroma – godenspijs), die Linnaeus aan de plant gaf. De bonen
werden geroosterd en vermalen en vervolgens aangelengd met water tot een drabbige drank, waaraan
vanille en andere specerijen werden toegevoegd.
Dit mengsel noemden de Azteken ‘chocolatP. De
Spanjaarden brachten het recept over naar Spanje,
van waaruit het gebruik van cacao zich over Europa
verspreidde. Omstreeks 1700 was de cacao’drank’
(waaraan men hier overigens wel honing of suiker
toevoegde) vrij algemeen bekend. De toenmalige
koloniale mogendheden zorgden voor de verspreiding van de cacaoplant naar Afrika en Azie. Produktie, handel en consumptie van cacao namen gestaag
toe, maar de grote expansie begon in de 19e eeuw,
na de uitvinding door de Nederlander Van Houten
(1828) van een methode om een belangrijk deel van
het vet in de cacaomassa — de cacaoboter — eruit te
persen. Dit was het begin van de produktie van chocoladerepen en -tabletten1.
Cacao wordt voornamelijk gebruikt voor de fabricage van chocolade. De cacaoboon bevat gelijke delen cacaoboter en cacaopoeder. Bij verwerking ontstaat ongeveer 20% afval, 40% cacaoboter en 40%
cacaopoeder. Chocolade bevat echter 2 a 3 keer zoveel boter als poeder, afhankelijk van de kwaliteit.
Er ontstaat dus een overschot aan poeder. De prijs
van cacaoboter bedraagt 3 a 3,5 keer de prijs van cacaobonen; de prijs van cacaopoeder is lager dan de
prijs van cacaobonen (0,6 a 0,9 keer de bonenprijs).
In tijden van grondstoffenschaarste zoekt men naar
vervangers. Voor cacao betekent dit het zoeken naar
vervangers voor cacaoboter. De olien- en vettenindustrie is erin geslaagd goede vervangers voor cacaoboter te vervaardigen uit plantaardige vetten,
maar in veel landen is het gebruik van cacaobotersubstituten in chocolade niet toegestaan.
eindprodukten veelal in afzonderlijke bedrijven
plaats. In Nederland is vooral de halffabrikatenindustrie belangrijk. Deze verwerkt cacaobonen
(van een groot aantal origines) tot halffabrikaten als
cacaomassa of -pasta (in de internationale handel
meestal aangeduid als ‘liquor’), cacaoboter, cacaopoeder en couverture (chocolade). Deze halffabrikaten worden in gespecialiseerde bedrijven verwerkt
in suikerwerk, banketbakkerswerk, ijs- en zuivelprodukten en andere voedingsmiddelen. Belangrijkste
afnemers van cacaomassa en -boter zijn de fabrikanten van chocolade en chocolade-artikelen (al dan
niet gevuld). Kleine hoeveelheden cacaoboter gaan
naar de cosmetische en farmaceutische Industrie.
Omstreeks 1700 zal de totale produktie van cacaobonen in de nieuwe wereld naar schatting 1.500-2.000
ton per jaar hebben bedragen. Het belangrijkste produktiegebied was Venezuela met een jaarproduktie
van circa 1.200 ton. De produktie (en consumptie)
van cacao namen voortdurend toe (1850: circa 16.000
ton per jaar; 1900: circa 100.000 ton) en in het cacaojaar (1 oktober – 30 September) 1939/40 bedroeg de
wereldproduktie ruim 700.000 ton. Ook na de tweede
wereldoorlog bleef de produktie groeien, maar van
jaar tot jaar deden zich – soms sterke – fluctuaties
voor. Produktie en consumptie waren regelmatig uit
balans. Perioden van versnelde groei veroorzaakten
produktie-overschotten, die leidden tot lage(re) prijzen en – na verloop van tijd – tot vermindering van
de produktie. Dit verschijnsel van afwisselend hoge
en lage prijzen, groeiende en afnemende produktie,
herhaalt zich voortdurend. Voor de wereldcacao-economie zijn deze cycli kenmerkend geworden. Pogingen om hierin verandering te brengen door internationale cacao-overeenkomsten (zie hierna), hebben
betrekkelijk weinig succes gehad.
Na een gevoelige daling in de jaren 1970/1971 en
1971/1972 begon de prijs bij een stagnerende produktie en een geleidelijk toenemende vraag, in 1973
fors te stijgen. De cyclische prijsbeweging werd na-
Produktie
* De auteur was tot 1 juli 1990 hoofd van de afdeling Exter-
In het bijzonder na de tweede wereldoorlog is er in
de cacao-industrie een belangrijke specialisatie ontstaan. Werden vroeger de cacaobonen in een en dezelfde fabriek tot eindprodukten verwerkt, tegenwoordig vindt de produktie van halffabrikaten en
terie van Landbouw en Visserij. Hij dankt J.W. Kips en
J.A.M. van Sluisveld voor hun commentaar.
l.Zie Cacao, een erfenis van de Gouden Eeuw, Uitgave
van de Nederlandse Cacao en Cacaoprodukten Vereniging,
Amsterdam, 1985.
ne EG-betrekkingen en Tropische Produkten van het Minis-
melijk versterkt door een ernstige terugval van de
produktie in drie van de vijf grootste producerende
landen (Ghana, Nigeria en Kameroen), voornamelijk door politieke verwikkelingen in die landen. De
prijs steeg tot ongekende hoogte, bereikte in het cacaojaar 1976/1977 zelfs een recordgemiddelde van
$ 3633 per ton en bleef hoog tot het einde van het
decennium. De hoge prijzen vormden voor een aantal producerende landen — ook niet-traditionele producenten — aanleiding om de produktie sterk uit te
breiden. Met name Ivoorkust, Maleisie en Indonesia. De resultaten van deze uitbreiding werden pas
goed merkbaar halverwege de jaren tachtig. Genoemde periode van ongekend hoge prijzen bele-
kende bovendien een belangrijke impuls voor de
cacaosubstitutenindustrie.
Afgezien van een produktiedaling in 1982/1983 en
1983/1984 als gevolg van slechte weersomslandighe-
den, is de wereldproduktie van cacao sedert 1977/
1978 elk jaar aanmerkelijk gegroeid (zie label 1). De
versnelde produktiegroei is mede veroorzaakt door
het overschakelen op nieuwe cacaovarieteiten die eerder volgroeid zijn en waarvan de opbrengst 2 a 3
maal zoveel per jaar bedraagt als van traditionele cacaobomen. Voorts is men in sommige producerende
landen overgegaan op meer plantagegewijze produktie (onder andere in Maleisie). In de meeste producerende landen zijn onderzoek en voorlichting verbeterd. Produktieverliezen veroorzaakt door insecten en
ziekten, die kunnen oplopen tot 30% van de wereldoogst, zijn hierdoor aanmerkelijk verminderd. Een belangrijke factor die van invloed is op het produklieniveau, is de prijs die aan de boeren wordt betaald in
die producerende landen waar de interne markt is af-
geschermd van de wereldmarkt (Ivoorkust, Ghana,
Kameroen). Ten slotte geldt voor cacao wat voor de
meeste landbouwprodukten van toepassing is, name-
Cacaojaar3
1967/68
1968/69
1969/70
1970/71
1971/72
1972/73
1973/74
1974/75
1975/76
1976/77
1977/78
1978/79
1979/80
1980/81
1981/82
1982/83
1983/84
1984/85
1985/86
1986/87
1987/88
1988/89
1989/90
Produktie
x 1.000
ton
Verma- Voor- ICCO- Voorr.
lingen raden bufferin%
x 1.000 x 1.000 voor- vermatonb
tonc
raadd lingene
1.370
1.260
1.417
1.554
1.581
1.410
1.409
1.451
1.540
1.496
1.346
1.513
1.516
1.672
1.692
1.729
1.525
1.503
1.960
1.964
2.012
2.215
2.442
2.385
1.378
1.357
1.420
1.528
1.546
1.490
1.467
1.500
1.428
1.387
1.479
1.489
1.569
1.592
1.634
1.704
1.862
1.840
1.915
1.991
2.114
2.211
460
329
375
43
530
379
325
383
364
269
380
402
568
674
794
670
454
532
636
713
915
1.219
1.369
_
100
100
100
100
100
175
250
248
246
32,6
23,9
27,6
34,7
34,7
24,5
21,8
26,1
24,3
18,8
27,4
27,2
38,1
43,0
49,9
41,0
26,6
28,6
34,6
37,2
46,0
57,7
61,9
ICCOdagprijs
$/tonf
644
913
730
586
582
1.014
1.455
1.332
1.656
3.633
3.283
3.503
2.826
2.099
1.867
1.949
2.412
2.222
2.149
2.024
1.706
1.344
1.1658
a. Het cacaojaar loopt van 1 oktober tot 30 September.
b. De ramingen van 1967/68 tot 1971/72 zijn afgeleid van kalenderjaarramingen.
c. Voorraden einde seizoen: berekend op basis van jaarlijks overschot/ tekort, aannemend dat de wereldvoorraden eind 1973/74 in totaal 325.000
ton bedroegen.
d. De schattingen voor 1989/90 hebben betrekking op de buffervoorraad
per eind juli 1990.
e. Voorraden einde seizoen in procenten van vermalingen.
opbrengst per ha/eenheid en daarmee tot een verlaging van de marginale produktiekosten.
f. De ICCO-dagprijs (jaargemiddelde) is het gemiddelde van de noteringen
voor cacaobonen van de eerste drie actieve tennijnposities op de Londense
cacaotermijnmarkt en de New Yorkse koffie-, suiker- en cacaobeurs bij sluitingstijd te Londen.
Producenten
g. Gemiddelde over de periode oktober 1989 tot juli 1990.
Bron: ICCO, Quarterly Bulletin of Cocoa Statistics, deel XVI, nr. 3, Londen,
Sedert 1977/1978 is Ivoorkust het grootste cacaopro-
juni 1990, biz. 5.
lijk dat produktiviteitsverbetering leidt tot een hogere
ducerende land met ongeveer een derde deel van de
wereldproduktie (zie label 2). Het in dit land gevoerde wereldcacao-economie en werkt indirect door in
zilie en Maleisie, de toonaangevende producenlen in Tabel 1. WereldMidden- en Zuid-Amerika respeclievelijk Azie, gemid- cacaomarkt,
deld aanmerkelijk groler. Ook daar zijn kleine boeren 1967-1990
andere producerende landen. Dit zijn in volgorde van
belangrijkheid (de cijfers tussen haakjes geven bij benadering het percenlage van de wereldproduktie
(‘smallholders’), maar hel merendeel wordl geproduceerd op grole boerderijen en plantages. In Maleisie
ook nog veel in ‘intercropping’ met andere gewassen,
weer in het cacaojaar 1989/1990): Brazilie (20), Ghana (12), Maleisie (10), Nigeria (7), Kameroen (5) en
Indonesie (4). De laatste jaren is er een verandering
opgetreden in hel geografische produkliepatroon van
cacao. Omstreeks 1970 kwam nog ongeveer drie
bij voorbeeld cacaobomen lussen kokospalmen, wal
kwart van de wereldproduktie uit Afrika. Tegen het
de boer een bepaalde prijs en regelen de verkoop
van cacaobonen op de wereldmarkl of aan afnemers
de produktiebeleid is dan ook van directe invloed op
einde van de jaren zeventig was dil geslonken lol circa 60% en thans schommelt dil percenlage rond de
55. Afrika heeft vooral terrein verloren aan Azie2,
want het aandeel van Midden- en Zuid-Amerika is nagenoeg constant gebleven. Deze deconcentralie heeft
de instabiliteil van de aanvoer, veroorzaakt door klimatologische factoren verminderd.
In Afrika wordl cacao voornamelijk geproduceerd
door kleine boeren, ofschoon er in Ivoorkust en Kameroen ook enkele grote plantages beslaan. Anders
dan in Wesl-Afrika zijn de produktie-eenheden in Bra-
ESB 27-2-1991
de produkliekosien naluurlijk drukl.
Ook de marketing van cacaobonen geschiedt op verschillende manieren. In West-Afrika is de marketing
in handen van overheidsorganen. Deze garanderen
in consumerende landen. Nigeria heeft echler in 1986
alle ‘marketing boards’ afgeschaft en is overgegaan
op een vrije-marktsysteem. In Brazilie en Maleisie
geldl eveneens het vrije-marktsysteem, dat wil zeggen
dat de prijs aan de boer wordl bepaald door de prijs
op de wereldmarkl.
2. Zie R. Vonk, Cacaolanden in Afrika verliezen terrein aan
Azie, Internationale Samenwerking, juli 1990, biz. 42.
Land
Ivoorkust
Brazilie
Ghana
Maleisie
Nigeria
Kameroen
Indonesia
1985/86
1986/87
1987/88
1988/89
1989/90
580,0
366,2
219,0
118,8
110,0
118,0
40,0
619,8
357,6
228,0
167,0
100,0
123,1
48,0
673,9
402,0
188,2
227,0
150,0
132,8
58,8
820,0
340,0
720,0
301,1
225,0
165,0
124,2
90,0
365,0
292,6
243,0
160,0
120,0
105,0
Bron: ICCO, Quarterly Bulletin of Cocoa Statistics, deel XVI, nr. 3, Londen,
juni 1990, biz. 6-8.
Tabel2. Belangrijkste
producenten
van cacaobonen, in l.OOO
ton
Consumptie
De wereldcacaoconsumptie is de laatste jaren gestaag gegroeid. Er zijn natuurlijk van jaar tot jaar
fluctuaties geweest, maar een onderliggend groeicij-
fer van 3 a 4% kon gedurende de laatste tien jaar gehandhaafd worden. Opmerkelijk is, dat die groei
wordt derhalve ongeveer twee derde van het wereldverbruik aan cacaobonen vermalen (zie label 3).
De VS, de Bondsrepubliek (BRD) en Nederland vermalen elk iets meer dan 11% van het wereldtotaal.
Deze drie landen vermalen samen met de Sovjetunie (circa 7%), het VK (circa 6%) en Frankrijk (circa 3%) ongeveer 50% van het wereldverbruik aan cacaobonen. Anders dan de overige in dit rijtje
genoemde landen exporteert Nederland het merendeel van de uit de vermalingen verkregen cacaoprodukten. Daarmee is Nederland de grootste exporleur van cacaoboler, cacaopoeder en chocoladeartikelen ter wereld. De VS, de Sovjetunie en het VK
vermalen de gei’mporteerde bonen nagenoeg geheel
voor de binnenlandse markt. De BRD voor het
grootste deel. Alle genoemde landen importeren bovendien belangrijke hoeveelheden halffabrikaten en
eindprodukten. De VS bij voorbeeld importeren ongeveer de helft van de totale cacaobehoefte in de
vrijwel geheel werd gerealiseerd in traditionele
markten. Voor het cacaojaar 1989/1990 worden de
vermalingen (van cacaobonen) geschat op
vorm van bonen. In totaal consumeren de VS circa
2.211.000 ton, dat is 4,6% boven het niveau van
1988/1989 en ongeveer 40% hoger dan in het begin
van de jaren tachtig (zie label 1).
Op mondiaal niveau vormen de vermalingen (‘grindings’) nog steeds de beste maatstaf voor de consumptie van cacao. Op nationaal niveau zijn dat de
De wereldcacaomarkt
vermalingen en de handelsstatistieken. Anders dan
aan de produktiekant is er in het geografische consumptiepatroon van eindprodukten van cacao (chocolade en chocolade-artikelen) betrekkelijk weinig
veranderd. Dit kan niet gezegd worden van de halffabrikaten- en eindproduktenindustrie. Deze vertoont een hoge graad van (nog steeds voortgaande)
concentratie en internationalisatie, tenderend naar
oligopsonie. Thans bevindt zich meer dan driekwart
van de totale produktie van cacaoprodukten in handen van een tiental ondernemingen, die deze Industrie wereldwijd direct, bij voorbeeld via dochierondernemingen, of indirect controleren.
Verwerking van cacaobonen (vermalingen)
Ruw geschat wordt ongeveer een derde deel van
het verbruik van cacaobonen in de producerende
landen vermalen. Het grootste deel van de daaruit
verkregen produkten (massa, boter, poeder) wordt
Tabel3. Verma- uitgevoerd naar de consumerende landen. BelangUngen van carijk in dit verband is Brazilie, dat ongeveer tien procaobonen in
de belangrijk- cent van de wereldvermalingen voor zijn rekening
neemt. Verder kunnen Ivoorkust en Maleisie worste importeden genoemd met respectievelijk 5% en 3,5% van de
renae landen
(x 1.000 ton)
wereldvermalingen. In de importerende landen
Land
Ver. Staten
West-Duitsland
Nederland
Sovjetunie
Ver. Koninkrijk
Singapore
Frankrijk
Italie
1985/86
193,0
200,9
175,6
143,7
83,5
28,4
40,9
44,8
1986/87
1987/88
1988/89
1989/90
227,0
242,0
224,9
214,6
131,7
99,1
44,9
38,5
46,4
245,0
243,9
233,9
201,0
112,3
45,2
46,0
45,5
255,0
225,0
250,0
155,0
121,0
50,0
48,0
48,0
205,0
190,3
164,2
93,8
38,2
37,8
43,0
Bron: ICCO, Quarterly Bulletin of Cocoa Statistics, deel XVI, nr. 3, Londen,
juni 1990, biz. 6-8.
25% van de wereldcacaoproduktie.
De internationale cacaomarkt bestaal uil twee componenlen: de lermijnmarkt en de (informele) fysieke markt. In de praktijk bestaal er een slerke relatie
tussen de twee markttypen, omdat de meeste prijzen resulterend uil fysieke Iransaclies gebaseerd
zijn op indicalies van de lermijnmarkl en omgekeerd Iransaclies op de fysieke markl van invloed
zijn op de lermijnmarkl door ‘hedging’-operalies.
Op de fysieke markl worden Iransaclies geslolen
voor onmiddellijke levering of voor levering op een
bepaald lijdslip in de loekomsl. Londen, New York
en Parijs zijn belangrijke inlernalionale cenlra voor
de cacaohandel, maar ook daarbuilen worden veel
zaken gedaan.
De Iransaclies komen meeslal tol sland door lussenkomsl van makelaars, handelaren of andere lussenpersonen, op vrij informele wijze, per lelefoon, telefax, enzovooit. Zaken worden gedaan op basis van
slandaardconlraclen, opgesleld door een van de
drie belangrijksie cacao-associaties in Londen, New
York of Parijs3. In deze conlraclen wordl de partij cacao nauwkeurig omschreven (soorl, kwalileil, land
van oorsprong, enz.) en wordl ook de periode waarbinnen verscheping en/of levering moet plaalsvinden, vaslgelegd. Details van de contraclen worden
als verlrouwelijk beschouwd. Over de prijs wordl
onderhandeld lussen koper en verkoper, waarbij rekening wordt gehouden mel de silualie op de cacaomarkl.
Het sluiten van een coniracl op de cacaolermijn-
markt is een geheel andere aclivileil4. Handelaren
op deze markl zijn niel zozeer geinleresseerd in de
feilelijke levering van de cacao, als wel in hel ‘papieren’ contracl, dal een verbinlenis inhoudt tol het kopen of verkopen van een slandaardhoeveelheid cacao van slandaardkwalileil op een bepaald lijdslip
in de loekomsl. Een handelaar die een iransaclie
3. Cocoa Association of London Ltd. (CAL), Londen; Cocoa
Merchants Association of America Inc. (CMA), New York;
Association Francaise du Commerce des Cacaos (AFCC),
Parijs.
4. Cacaotermijnmarkten zijn gevestigd in Londen, Parijs en
New York.
Grondstoffenmarkten
Aan de basis van alle industriele produktie liggen
grondstoffen. Deze grondstoffen worden verhandeld op markten met vaak zeer bijzondere karakteristieken. In een serie artikelen besteedt ESB
aandacht aan de belangrijkste grondstoffenmarkten. Wie zijn de voornaamste producenten en afnemers? Hoe vindt de prijsvorming plaats? Is er
sprake van marktregulering door middel van
grondstoffenovereenkomsten of kartels? En wat
zijn de perspectieven op de betreffende markt?
Dit artikel handelt over de markt voor cacao. Eerder verschenen:
– de Internationale graanmarkt (23-5-1990);
– de markt voor natuurrubber (20-6-1990);
– de goudmarkt 01-10-1990);
– de markt voor jute (28-11-1990;
– de wereldkoffiemarkt (13-2-1990).
heeft gesloten op de fysieke markt, sluit een tegengestelde transactie op de termijnmarkt om financiele
risico’s uit te sluiten (hedging). Meestal worden
deze termijntransacties in de maand(en) voor de cacao geleverd moet worden, ongedaan gemaakt of
geneutraliseerd door een tegengestelde transactie.
De prijzen op de fysieke markt voor cacao vormen
een afspiegeling van de prijzen op de cacaotermijnmarkt. Daarom dekt een hedging-transactie ook
meestal het financiele risico van de fysieke transactie. Verlies op de ene transactie wordt in het algemeen gecompenseerd door winst op de andere.
Op de fysieke markt wordt cacao van een bepaalde
origine en/of specifieke kwaliteit genoteerd met een
toeslag of een korting (‘premium’ of ‘discount’ = ‘differential’) op de prijsnotering voor de dichtstbijzijnde termijnpositie van cacao. Bij feitelijke levering van cacao ter uitvoering van een
termijncontract worden vaste (‘fixed’) differentials
gehanteerd. Dit kan wel eens wat verschil opleveren. Niettemin zullen de prijzen op beide markten
niet de neiging hebben ver uiteen te lopen. Immers,
een der partijen bij een termijncontract kan op het
tijdstip in het contract bepaald, feitelijke levering
van de cacao vragen. Ofschoon dus qua functie volkomen verschillend, zijn de termijnmarkten en fysieke markten voor cacao nauw met elkaar verbonden
door het prijsmechanisme.
Situatie op de cacaomarkt
havige cacaojaar een overschot van 150.000 ton. Geschat wordt dat hiermee de totale wereldvoorraden
op 1 oktober jongstleden op 1.369.000 ton kwamen,
wat gelijk is aan 61,9% of bijna 7,5 maand van de
wereldconsumptie van 1989/1990; het hoogste niveau, dat ooit werd geregistreerd.
Het excessieve niveau van de wereldvoorraden
wordt nog duidelijker indien rekening wordt gehouden met de waarschijnlijk veel geringere behoefte
aan werkvoorraden bij handel en Industrie. Tot het
begin van de jaren tachtig werd een wereldvoorraad
van ongeveer drie maanden, circa 25% van de wereldconsumptie, als normaal beschouwd. Thans is
dat veel minder. De verwerkende industrie kan volstaan met kleinere werkvoorraden, als gevolg van
de eerder genoemde deconcentratie van de produktie, die het risico van onregelmatige aanvoer heeft
verkleind, de invoering van efficientere methoden
van expeditie en transport en door concentratie en
specialisatie van deze industrie. Bovendien spelen
het bestaan van de buffervoorraad van de Internationale Cacao Organisatie (‘in geval van nood’), de
hoge rentetarieven en de mogelijkheid om de produktie veel sneller dan vroeger te kunnen uitbreiden, eveneens een belangrijke rol. Geconcludeerd
moet worden, dat de huidige wereldvoorraden zelfs op langere termijn — een neerwaartse druk op
de cacaoprijzen zullen uitoefenen.
Naast deze belangrijke economische factoren, die in
de cacaomarkt van vandaag zorgen voor de onderliggende ‘bearish’ trend, is er nog een groot aantal
andere factoren van economische, technische of
politieke aard, die van invloed kunnen zijn op de cacaoprijzen. Deze factoren, zoals de mondiale economische situatie, de monetaire situatie in de importerende landen, wisselkoersveranderingen, de situatie
in andere goederenmarkten, enzovoort, kunnen de
genoemde trend tijdelijk versterken of verzwakken.
De kans dat de trend daardoor wordt omgebogen is
echter te verwaarlozen.
De cacaoprijzen bevinden zich thans op een historisch dieptepunt. Toch loopt de produktie niet belangrijk terug. Voor het cacaojaar 1990/1991 wordt voor
het zevende achtereenvolgende jaar een produktieoverschot verwacht. Deels valt dit te verklaren uit de
omstandigheid, dat er voor de miljoenen kleine boeren in de cacaoproducerende landen weinig alternatieven zijn. Ook voor andere landbouwprodukten zijn
de prijzen laag. Bovendien is het technisch gezien erg
moeilijk om op korte termijn over te schakelen op
een ander produkt. Vaak wordt op lagere prijzen ge-
reageerd met een produktieverhoging.
Vanaf 1984/1985 wordt de wereldcacao-economie
gekenmerkt door hardnekkige produktie-overschotten, een zorgelijke accumulatie van voorraden en in
het algemeen dalende prijzen (zie label 1). Voor het
zesde achtereenvolgende cacaojaar bestaat er nu
Een andere mogelijke verklaring is de produktiviteitsverbetering, zoals eerder opgemerkt. De prijzen
kunnen thans in reele termen lager zijn dan ooit,
maar als de produktiviteit met soms meer dan 100%
een overschot van de produktie op de consumptie
kan worden verbeterd, wat bij cacao wel mogelijk
van cacao. Beide nemen al jaren toe, maar de produktie in sneller tempo dan de consumptie. Deze
ontwikkeling heeft geleid tot ongekend grote voorraden, die ‘boven de markt hangen’ en de cacaoprij-
is, dan zijn de marginale produktiekosten belangrijk
lager.
Dat de cacaoproducenten niet gelukkig zijn met de
huidige situatie spreekt voor zich, maar ook aan
consumentenzijde bestaat bij de cacao-industrie bezorgdheid over de toekomst van de cacao-economie. Men vreest voor de volgende fase in de beruchte cacaocyclus: het terugvallen van de produktie,
schaarste en torenhoge prijzen, waardoor de hele industrie in gevaar kan komen.
zen dramatisch hebben doen dalen.
De wereldproduktie van cacao wordt voor 19891990 geschat op 2.385.000 ton, bij een geschatte consumptie voor dat jaar van 2.211.000 ton. Na een correctie van 1% (gewichtsverlies door indrogen) op
het bruto produktiecijfer resulteert voor het onder-
ESB 27-2-1991
De Internationale cacao-overeenkomsten
Pogingen om in internationaal verband het cyclische patroon in de cacao-economie van hoge prijzen, die leiden tot produktie uitbreiding, gevolgd
door lage prijzen en teruglopende produktie, die op
hun beurt weer aanleiding vormen tot abnormale
prijsstijgingen, te doorbreken, zijn al begonnen in
de jaren dertig. Het duurde evenwel tot oktober
1972 voordat producenten en consumenten er tijdens de VN-Cacao Conferentie in Geneve in slaag-
den een overeenkomst tot stand te brengen – de Internationale Cacao-Overeenkomst van 1972 – die
voort. Maar deze mechanismen kunnen niet het
hoofd bieden aan onevenwichtigheden zoals die
thans in de cacao-economie bestaan en die het gevolg zijn van jarenlange overproduktie, veroorzaakt
door een aantal landen die hun produktie rigoureus
hebben uitgebreid zonder rekening te houden met
andere producenten noch met de vraag naar cacao
op de wereldmarkt. Een en ander betekende tevens
een volledige negatie van de doelstelling (in artikel
1, onderdeel b-IV van de overeenkomsi), om te
streven naar evenwicht op de wereldcacaomarkt.
was bedoeld om de wereldcacaomarkt te stabiliseren. De overeenkomst trad in werking op 30 juni
1973 en Hep af op 30 September 1976. De overeenkomst van 1972 werd opgevolgd door de overeenkomsten van 1975, 1980 en 1986.
De Internationale Cacao-Overeenkomst van 1986
kwam tot stand in juli 1986 na vijf onderhandelings-
Een heel belangrijke – misschien wel de belangrijkste — reden waarom de overeenkomst niet naar behoren heeft kunnen functioneren, is het niet nakomen van de financiele verplichtingen door een
groot aantal voornamelijk producerende leden. De
schulden van die leden aan de Internationale Cacao
Organisatie (ICCO) bedroegen in September 1990
meer dan $ 152 miljoen. Voornamelijk als gevolg
ronden in het kader van de VN-Cacao Conferentie
van deze ontwikkeling zijn de economische bepalin-
van 1984. De overeenkomst trad in werking op 20 januari 1987. De voornaamste doelstellingen van de
overeenkomst van 1986 waren, evenals die van de
voorgaande overeenkomsten, het voorkomen van uitzonderlijke fluctuaties van de cacaoprijzen, het verzekeren van voldoende aanvoer tegen redelijke prijzen
en uitbreiding van de consumptie en eventuele aanpassing van de produktie, ten einde op lange termijn
evenwicht tussen vraag en aanbod te verzekeren.
De onderhavige overeenkomst was vergeleken met
de voorgaande een aanmerkelijke verbetering. Zij
was flexibeler en realistischer en uitgerust met een
gen van de Internationale Cacao-Overeenkomst van
prijsstabilisatiesysteem gebaseerd op een semi-automatische formule, die was afgestemd op de ontwikkeling van de marktprijzen van cacao, waardoor de aansluiting met de realiteit van de markt werd verzekerd.
Naast een buffervoorraadmechanisme bevatte de
overeenkomst een aanvullend stabilisatiemechanisme
in de vorm van een terughoudingsstelsel, bestemd
om cacao van de markt af te houden als de capaciteit
van de buffervoorraad zou zijn uitgeput en de richtprijs5 nog niet het gewenste niveau zou hebben bereikt. Voorts waren de prijzen in de overeenkomst uit-
gedrukt in SDK’s van het IMF in plaats van in
Amerikaanse dollars, waardoor minder hinder werd
ondervonden van koersschommelingen van de dollar,
die de overeenkomst van 1980 duidelijk parten gespeeld hadden. De prijsvork was vastgesteld op een
realistisch niveau en werd onder bepaalde omstandigheden automatisch aangepast, om te voorkomen, dat
het stabilisatiestreven zou indruisen tegen de markttrend op lange termijn.
Terecht werd destijds gesteld dat met de cacao-overeenkomst van 1986 een nieuwe generatie grondstoffenovereenkomsten haar intrede deed. De vraag
rijst dan ook, waarom het resultaat zo teleurstellend
is geweest. Om te beginnen trad de overeenkomst
in werking in een tijd van voortdurende structurele
overproduktie in de Internationale cacao-economie.
Stabilisatiemechanismen als buffervoorraden en/of
exportquota’s c.q. terughoudingsstelsels zijn niet op-
gewassen tegen structurele onevenwichtigheden tussen vraag en aanbod. Zij kunnen soelaas bieden bij
conjuncturele onevenwichtigheden, veroorzaakt
door bij voorbeeld het plotseling wegvallen van een
deel der produktie in een of meer producerende landen door natuurrampen, politieke onrust, enzo-
1986 met ingang van 1 oktober 1990 buiten werking
gesteld. Geen enkele organisatie kan naar behoren
functioneren indien de leden de door hen aangegane verplichtingen niet nakomen!
Vooruitzichten
De toekomst van de wereldcacao-economie is ongewis. Verwacht wordt dat zowel de produktie als de
consumptie van cacao de komende jaren zullen blij-
ven groeien en evenals dat sedert 1984/1985 het geval is geweest, de produktie in een hoger tempo
dan de consumptie. Dat betekent doorgaande overproduktie, verder toenemende voorraden en (nog)
lagere prijzen. Voor de producerende landen een uiterst somber vooruitzicht!
Maar ook aan consumentenzijde bestaat bij de cacaoindustrie bezorgdheid over de toekomst van de cacaoeconomie. De vraag is hoe lang producenten kunnen
leven met de huidige of nog lagere opbrengstprijzen
voordat hun interesse in de cacaocultuur gaat tanen
en de wereldproduktie gevoelig terugvalt. Tegen
deze achtergrond is het bijzonder moeilijk beslissingen te nemen over bij voorbeeld investeringen die nodig zijn om de consumptiegroei te handhaven.
Om het verstoorde evenwicht tussen vraag en aanbod
te herstellen (en op lange termijn te verzekeren), is
het in ieder geval noodzakelijk dat de samenwerking
– inzonderheid tussen producenten – wordt ge’intensiveerd en dat het produktiebeleid in de oorspronglanden terdege wordt gecoordineerd. Aan deze cooperatie en coordinate kan het beste gestalte worden
gegeven in het kader van een internationale grondstoffenovereenkomst, waarvoor de Internationale Cacao-Overeenkomst van 1986 model kan staan. Deze
overeenkomst bevatte een uitstekend instrumentarium om conjuncturele onevenwichtigheden het hoofd
te bieden en tevens een serie bepalingen die de aanzet vormden voor cooperatie en coordinatie op het
gebied van produktieplanning en -beleid.
Albert Russchen
5. De ‘richtprijs’ is het gemiddelde van de dagprijzen gedu-
rende een periode van tien opeenvolgende marktdagen.
Voor ‘dagprijs’ zie de voetnoten h en i in tabel 1.
6. Internationale Cacao-Overeenkomst, 1986, Tractatenblad, nr. 86, 1987.