(de wijze waarop een onderneming gefinancierd is). Met gaat dus om meer
dan een terminologische kwestie.
Centraal Planbureau
breekt met traditie
In de Macro Economische Verkenning (MEV) 1991 die vorige week ter
gelegenheid van Prinsjesdag verscheen, breekt het Centraal Planbureau, althans op een onderdeel, met
een traditionele analyse. In die traditionele analyse werden de inkomens gesplitst in twee componenten: arbeidsinkomen en kapitaalinkomen. Impliciet
dan wel expliciet werd dat kapitaalinkomen zo nu en dan vereenzelvigd met
winst1. De analyses die op deze wijze
werden uitgevoerd kregen daardoor bij
tijd en wijle een enigszins merkwaardig
karakter. Het is daarom verheugend
om te constateren dat het Centraal
Planbureau in de MEV 1991 een analyse geeft waarbij niet het ruime begrip
kapitaalinkomen, maar het meer beperkte begrip winst(quote) centraal
staat. Vanuit analytisch oogpunt betekent dit een stap voorwaarts. De belangrijkste reden daarvoor is dat kapitaalinkomen heterogeen van samenstelling is. Naast winsten, die in het
algemeen bevorderlijk zijn voor investeringen, omvat kapitaalinkomen ook rentelasten die juist remmend kunnen werken op de investeringen en de werkgelegenheid.
Het nieuwe denken van het Centraal
Planbureau komt tot uiting in de volgende citaten uitdeMEV 1991:”lnvloedop
de investeringen wordt ook uitgeoefend
door de ontwikkeling van de winstgevendheid van het bedrijfsleven. De kapitaalinkomensquote (het complement
van de aiq) is hierbij in beperkte mate
indicatief, omdat deze naast winst ook
rentelasten en belastingen omvat. Een
gestegen rentevoet gaat gepaard met
hogere financieringskosten van investeringen en hogere rentelasten op het
bestaande vreemde vermogen. Dit kan
ten koste gaan van het winstaandeel in
het kapitaalinkomen. (…) De stijging
van de lange rente met 1,5% die dit jaar
is opgetreden, leidt op den duur bij ongewijzigde solvabiliteit tot een toename
van de rentelasten met circa / 4,5 mrd.
en tot een stijging van de rentelastenquote. Gevoegd bij de geringe stijging
van de geraamde aiq impliceert dit voor
1990 een daling van de winstquote. Volgend jaar zal vermoedelijk nog een verdere daling ervan optreden. (…) Met
uitzondering van de schepen en vliegtuigen ligt de groei van de investeringen
volgend jaar bij alle investeringscategorieen lager”3. De figuur geeft inzicht in
de ontwikkeling van de kapitaalinkomens, winst- en rentequote.
Figuur. Ontwikkeling kapitaalinkomen
niet-financiele bedrijven
Kapitaalink. quote
(rechterschaal)
Rentequote
instquote
Bron:CPB, MEV 1991, biz. 92.
Het gebruik door het Centraal Planbureau van de nieuwe term winstquote
markeert een breuk in het economisch
denken. Voorheen werd het kapitaalinkomen (impliciet) gerelateerd aan kapitaalgoederen, terwijl nu kapitaalinkomen gesplitst wordt in componenten,
waarbij de aard van het ingezet vermogen als criterium geldt (winst als opbrengst van ondernemend vermogen
en rente als opbrengst van vreemd vermogen). Kortom, het accent is verlegd
van de debetzijde (de produktiemiddelen) van de balans naar de creditzijde
label. Groei van werkgelegenheid en netto-investeringen (88 beurs-NV’s; gemiddelden per jaar in de periode 1972-1980)
Rentabiliteitsklassen
Groei werkgelegenheid
Groei netto-investeringen
892
> 16%
3%
2%
12% – <16% 8% – <12%
2%
2%
0%
1%
0% – <8%
-2%
0%
-8%
-2%
De volgende stap
Zoals gezegd, betekentde hantering
van het begrip winstquote vanuit analytisch oogpunt een stap voorwaarts.
Toch kan de analyse van het Centraal
Planbureau nog aan diepgang winnen.
Men zou daartoe de winst niet alleen
moeten relateren aan de som van arbeidsinkomen en kapitaalinkomen (samen de netto toegevoegde waarde):
men zou de winst ook moeten uitdrukken in een percentage van het ondernemend (eigen) vermogen. Kortom, het
Centraal Planbureau zou ook een analyse moeten geven in termen van rentabiliteit. Bij wijze van voorbeeld zijn in de
label uitkomsten vermeld van een dergelijke analyse4.
Voor een analyse in termen van rentabiliteit zou het Centraal Planbureau
met vrucht gebruik kunnen maken van
de Database Non Financial Enterprises
in SPSS-X (Danflex) van het Centraal
Bureau voor de Statistiek.
Besluit
Het Centraal Planbureau heeft een
belangrijke stap voorwaarts gezet in de
analyse van de relatie tussen winstgevendheiden investeringen. Het gebruik
van het beperkte begrip winstquote
markeert een breuk in het economisch
denken. De nieuwe analyse zou nog
aan diepgang kunnen winnen indien
het Centraal Planbureau gebruik zou
maken van het bedrijfseconomische
begrip rentabiliteit van het ondernemend vermogen. Het verdient aanbeveling dat ook in de eerstvolgende miljoenennota, in navolging van het Centraal Planbureau, een meer beperkt
winstbegrip wordt gehanteerd. Bovendien is het gewenst dat het nieuwe denken in de macro-economische literatuur
ruime aandacht krijgt en het kapitaalinkomen niet meer wordt aangeduid met
de term profit of winst.
J. Keus
De auteur is universitair hoofddocent aan de
Erasmus Universiteit Rotterdam.
1. Ditverschijnsel komtveelvuldig voor inde
macro-economische literatuur. Zie ondermeerW.H. Branson, Macroeconomic theory
and policy, Harper & Row, New York, 1972,
biz. 371; S.A. Morley, Macroeconomics,
Holt-Saunders, New York, 1984, biz. 433;
D.B.J. Schouten, Macht en wanorde, Stenfert Kroese, Leiden, 1980, biz. 5, 20 en 241.
2. Zie voor enkele voorbeelden: J. Keus,
Ondernemingsw/nst en werkgelegenheid,
Stenfert Kroese, Leiden, 1990, biz.72-75.
3. CPB, Macro Economische Verkenning
1991, Den Haag, 1990, biz. 91 e.v.
4. Ontleend aan J. Keus, op cit., biz. 178.