De verstoorde droom
Met leek een paar maanden geleden allemaal nog zo
mooi. De ontwikkelingen in Oost-Europa zorgden voor
een wereldwijde ontspanning zoals die decennia lang
ontbroken heeft. Er groeide een groot vertrouwen in een
duurzaam tijdperk van ‘peace and prosperity’. Deze
illusie is inmiddels wreed verstoord. De inval van Irak in
Koeweit heeft opnieuw grote politieke onzekerheid gebracht. De gerechtvaardigde vrees voor het uit de hand
lopen van het conflict houdt in dat de foutenmarge in de
huidige economische voorspellingen enorm is toegenomen. In de economische wetenschap kunnen de effecten van vooraf bekende beleidsalternatieven berekend
worden onder de veronderstelling dat overige omstandigheden gelijk blijven. Op de gevolgen van de huidige
politieke crisissituatie voor de Internationale economie
valt echter niet te anticiperen. Juistde randvoorwaarden
van het economisch proces staan op het spel. Diverse
scenario’s zijn denkbaar, met zeer uiteenlopende consequenties voor de Internationale conjunctuur.
Het optimisme in de VS dat nog zo kort geleden tot
nieuwe records op Wall Street leidde, leek een goede
basis te hebben. De onevenwichtigheden in de wereldeconomie zijn afgenomen, het Amerikaanse federale
begrotingstekort was als percentage van het bnp gehalveerd, de werkloosheid is relatief laag en de inflatie leek
zich op een niveau van 4 a 5% te stabiliseren. Er waren
echter ook wel enkele donkere wolken aan de horizon.
Te denken valt daarbij aan de crisis bij de Amerikaanse
spaarbanken, de grote schuldenlast van particulieren en
bedrijven gekoppeld aan een stijgende lange rente, een
dalende bezettingsgraad in de Industrie en lagere winsten in het bedrijfsleven. Cijfers over o.a. de afnemende
groei van het bnp (in het tweede kwartaal slechts 1,2%
op jaarbasis) brachten vele Amerikaanse ‘conjunctuurwatchers’ eind juli in mineur. De eerste voortekenen van
een recessie, zo meenden de zwartkijkers onder hen.
De forse stijging van de olieprijs tot inmiddels $ 30 per
vat en de daling van de dollar hebben de vooruitzichten
voor de Amerikaanse economie er niet beter op gemaakt. Een stijging van de inflatie in de resterende
maanden van 1990 en de eerste helft van volgend jaar
is onvermijdelijk geworden. Het is echter van groot
belang of het bij een eenmalige prijsschok blijft, of dat
de inflatie langdurig op een veel hoger niveau komt. In
het eerste geval zijn de schadelijke gevolgen voor de
economie te overzien, in het tweede geval zal de hogere
inflatie zich in de verwachtingen van consumenten en
producenten nestelen en kan de economie duurzaam
ontwricht raken. Het zal in belangrijke mate van het
beleid van de Federal Reserve afhangen of de VS aan
de inflatiespiraal weten te ontkomen. Het gevaar bestaat
dat de Fed zal proberen om met veel stuurmanskunst
de Amerikaanse economie op het smalle pad tussen
inflatie en recessie te houden. De instrumenten die de
Fed hiervoor ten dienste staan, zijn ontoereikend om
deze doelstelling te bereiken. De druk zal toenemen om
in het licht van de groeivertraging het monetaire beleid
te versoepelen. Onder de huidige omstandigheden zou
het aansturen op een renteverlaging de oorzaken van
de inflatie en afnemende groei echter niet wegnemen.
Het zou slechts de pijn verzachten, met als schadelijke
bijwerking een uitstel van het noodzakelijke aanpassingsproces. Op langere termijn is de Amerikaanse
economie meer gebaat bij het onder controle houden
van de inflatoire dreiging.
ESB 29-8-1990
De speelruimte om met fiscale politiek een groeivertraging te bestrijden is zeer gering. Van de jaren van
economische voorspoed is onvoldoende gebruik gemaakt om de overheidsfinancien structureel gezond te
maken. De doelstellingen van de Gramm-Rudmanwet
zijn onhaalbaar gebleken. Nu de groei tegenvalt, zullen
de belastingontvangsten lager zijn dan geraamd. Na
enkele jaren van tekortreductie wijzen de voorspellingen
op een weer stijgend tekort. Belastingverhoging of het
verlagen van de uitgaven zijn in geval van groeivertraging niet populair. De politieke haalbaarheid van dergelijke maatregelen is derhalve verder afgenomen, terwijl
de economische noodzaak juist is toegenomen. De
groei van de uitstaande overheidsschuld maakt de VS
steeds afhankelijker van buitenlandse besparingen.
Deze groeiende afhankelijkheid beperkt steeds meer de
mogelijkheden om met fiscaal en monetair beleid een
economische terugslag op te vangen.
In de continentale Westeuropese landen is er sprake
van een robuuste conjuncturele ontwikkeling. De vraag
is of deze landen de olieprijsschok beter kunnen opvangen dan de VS. Hoewel de meeste Europese landen
voor een grater deel van hun energievoorziening afhankelijk zijn van olie uit het Midden-Oosten, is hun uitgangspositie veel beter. Zo is de energie-intensiteit van
de produktie veel geringer, is de huidige groei hoger bij
een in de meeste landen lagere inflatie en hebben bijna
alle landen wel gebruik gemaakt van de al acht jaar
durende economische opleving om hun overheidsfinancien te saneren. Indien de VS echter daadwerkelijk in
een recessie geraken, is het zeertwijfelachtig of Europa
de conjuncturele opleving op eigen kracht kan voortzetten. Voorts zal de stijgende inflatie voor het eerst sinds
de recessie aan het begin van de jaren tachtig een
serieuze test voor de werking van het EMS vormen. De
gevolgen van de olieprijsstijging en groeivertraging in de
VS zullen niet voor alle landen die aan het EMS deelnemen gelijk zijn. Het is zeer de vraag of de monetaire
autoriteiten allemaal even vasthoudend blijven in hun
streven naar prijsstabiliteit. Na een aantal jaren van
convergerende economische ontwikkeling en beleid
moet rekening gehouden worden met grotere inflatie- en
groeiverschillen. Van de Europese beleidscob’rdinatie
zal de komende tijd veel gevergd worden om te voorkomen dat dit zal leiden tot een divergerend beleid.
Veel dramatischer dan voor de VS en West-Europa
zijn de jongste ontwikkelingen voor Oost-Europa en de
olie-importerende ontwikkelingslanden. Hogere rente
maakt de last van de buitenlandse schuld zwaarder en
de toch al sombere exportvooruitzichten naar hardevalutamarkten worden er ook niet beter op. Voor de
Oosteuropese landen buiten de Sovjetunie komt daar
de stijging van de olieprijs nog bij. Deze stijging komt op
een wel zeer ongelukkig moment, juist nu zij er toe
moeten overgaan om ook de olie-invoer uit de Sovjetunie in harde valuta te betalen. Het economische hervormingsproces komt hiermee voor nieuwe problemen
te staan. Nu de euforie overde politieke omwentelingen
enigszins geluwd is, zal de economische realiteit iedere
hoop op een spoedige aansluiting bij het Westeuropese
welvaartspeil tot een mooie droom bestempelen, die
helaas ver van de grauwe werkelijkheid staat.
A.J. Wolters
781