Wankel fundament
Het aftreden van de Engelse minister van Financien
Lawson heeft nog eens nadrukkelijk aangetoond dat de
discussie over een toekomstige Economische en Monetaire Unie (EMU) tot grote politieke spanningen kan
leiden. Het Verenigd Koninkrijk heeft op de Europese
top in Madrid afgelopen juni op hoofdlijnen ingestemd
met de eerste fase van het rapport van het comite-Delors zonder zich te binden aan een tijdstip voor toetreding van het pond tot het Europese Monetaire Stelsel
(EMS). Pas daarna kan daadwerkelijk een aanvang
worden genomen met het realiseren van de ambitieuze
plannen van het comite-Delors voor de EMU. Na de
beoogde voltooiing van de interne markt per 1993 zullen
vooral de pogingen om te komen tot een EMU de
Europese integratie verder op weg moeten helpen.
Het is echter niet alleen het Verenigd Koninkrijk dat
nog de nodige bedenkingen heeft tegen de voorstellen
voor de EMU. In Duitsland heerst nogal wat ongerustheid dat een toekomstige centrale bank zich onvoldoende zal richten op inflatiebestrijding. De president van de
Bundesbank, Pohl, ging onlangs in een rede te Brussel
zelf s zover dat hij politici aanspoorde niet te voortvarend
te zijn met het verwezenlijken van de EMU-plannen.
Politici streven meestal naar successen op korte termijn, terwijl centrale banken duidelijk een langere tijdshorizon hebben. Volgens Pohl vergt de totstandkoming
van de EMU een fundamentele herstructurering van de
economieen van Europa. Dit moet voorzichtig worden
gedaan. Hij onderstreepte ook nog eens het belang van
politieke onafhankelijkheid van het Europese stelsel
van centrale banken en de noodzaak om de hoogste
prioriteit te geven aan prijsstabiliteit.
Een heel ander geluid liet de voorzitter van de Europese Commissie onlangs horen in Brugge. Vorig jaar
zette premier Thatcher daar in een veelbesproken rede
op krachtige wijze haar bezwaren tegen een Europese
superstaat uiteen. Delors ontvouwde een veel optimistischer visie op de toekomst van de Europese integratie.
Hij ziet een federaal Europa als logisch uitvloeisel van
een historisch proces. De recente gebeurtenissen in
Oost-Europa maken het volgens hem noodzakelijk om
de Bondsrepubliek hecht te verankeren in de EG. Het
belangrijkste instrument daartoe is de EMU. Delors ziet
dit als een belang rijke reden om versneld overeenstemming te bereiken over het tijdpad voor de drie fasen van
de EMU. Onlangs kreeg hij hierbij steun van de Franse
president Mitterand. Hun visie staat echter haaks op de
Duitse voorzichtigheid.
Het is duidelijk dat over een aantal vraagstukken met
betrekking tot de Europese monetaire integratie grote
verschillen van inzicht bestaan. Tijdens de op 30 oktober te Zeist gehouden Amro-kapitaalmarktdag ging de
president van De Nederlandsche Bank, dr. W.F. Duisenberg, hier op in. Belangrijke twistpunten zijn nog de
institutionele vormgeving en de taakomschrijving van
een Europees stelsel van centrale banken, de vraag of
er coordinate van het begrotingsbeleid van de lidstaten
dient plaats te vinden en zo ja in welke vorm en hoe bij
vrij kapitaalverkeer ongewenste wisselkoersmutaties
kunnen worden tegengegaan. De Nederlandsche Bank
hecht net als de Bundesbank aan het mandaat van
prijsstabiliteit en acht het zeer nuttig om bindende regels
op te stellen voor de financiering en de omvang van de
nationale begrotingstekorten. Dit om te voorkomen dat
overmatige geldcreatie door monetaire financiering van
nationale overheden het beleid van de Europese centrale bank kan doorkruisen.
Een belangrijk punt in de huidige discussie is in
hoeverre de lidstaten bereid zijn om door het overdra-
ESB 15-11-1989
gen van bevoegdheden aan het Europese niveau een
verdere inperking van hun soevereiniteit te dulden. Voor
Nederland speelt dit probleem veel minder dan bij voorbeeld het Verenigd Koninkrijk. In het Nederlandse monetaire beleid staat namelijk al jaren stabilisering van de
koers van de gulden ten opzichte van de Dmark centraal. Hierdoor is nauwelijks meer sprake van een zelfstandig monetair beleid. In het VK hecht men echter veel
meer aan het voeren van een zelfstandig monetair
beleid als een belangrijk instrument om de doelstellingen van de regering op economisch terrein nate kunnen
streven. In het verlengde hiervan ligt de veel geringere
onafhankelijkheid van de Engelse centrale bank en de
veel grotere verantwoordelijkheid van de minister van
Financien voor het te voeren monetaire beleid. Centrale
bankiers mogen hun bedenkingen hebben tegen deze
constructie, feit is wel dat politieke controle van de
uitvoerende macht in Engeland zeer hoog staat aangeschreven. De doctrine van de ‘sovereignty of Parliament’ zet men niet zo maar opzij. Toetreding van het
pond tot het EMS, waar de actuele politieke discussie
in het VK om draait, is nog maar een eerste stap die
premier Thatcher in elk geval voorlopig niet wenst te
nemen.
Pas als de valuta’s van alle lidstaten dee) uitmaken
van het EMS kunnen de fasen twee en drie van het
rapport van het comite-Delors, die o.a. de instelling van
een Europees stelsel van centrale banken en de invoering van een Europese munt omvatten, van start gaan.
Een intergouvernementele conference zal een tijdpad
voor het gefaseerd in werking treden van de EMU
moeten vastleggen en de daartoe benodigde wijzigingen van het Verdrag van Rome moeten goedkeuren.
Frankrijk en Commissie-voorzitter Delors willen reeds
op de in december te houden Europese top in Straatsburg een datum vaststellen voor deze conferentie. De
openlijke Engelse weerstand tegen de plannen-Delors,
de Duitse voorzichtigheid en de in bedekte termen
geuite Nederlandse terughoudendheid maken het echter niet waarschijnlijk dat politieke overeenstemming
over de EMU spoedig bereikt kan worden.
Doorde recente ontwikkelingen in de DDR, Hongarije
en Polen zullen de discussies over verdergaande monetaire integratie binnen de EG politick nog gevoeliger
komen te liggen. Toenadering tussen West- en OostDuitsland is niet denkbeeldig meer, terwijl de EG wellicht
op een geheel andere manier betrekkingen met Polen en
Hongarije gaat onderhouden dan tot nu toe gebeurde.
Duitsland zal hierdoor een geheel andere rol in Europa
gaan innemen. Mogelijk zal het zich meer naar het oosten
richten en een lagere prioriteit geven aan een snelle
voortgang van de Europese integratie. Andere Westeuropese landen zullen een versterking van de Duitse positie
in Midden-Europa argwanend bekijken. Tegen die achtergrond zal de bereidheid van bij voorbeeld Engeland om
de monetaire onafhankelijkheid aan een door Duitsland
gedomineerde EMU overte dragen niet groot zijn.
Al met al betekenen de uiteenlopende visies op de
structuur van en het tijdpad voor de EMU dat het streven
naar verdere Europese integratie slechts op een wankel
fundament rust. Het valt te hopen dat de politieke impasse
doorbroken kan worden. Zo niet, dan zal het rapport van
het comite-Delors hetzelfde lot beschoren zijn als de
ideeen van de commissie-Wemer aan het begin van de
jaren zeventig: ambitieuze plannen, maar vanwege gebrek aan politieke wil en onder druk van gewijzigde Internationale omstandigheden onurtvoerbaar in de praktijk.
A.J. Wolters
1121