Wegvallende meevallers
Tegenvallers in het begrotingsbeleid
van de overheid zijn als ongewenste kinderen in een primitieve maatschappij. Ze
worden weggestopt of te vondeling gelegd. Met meevallers gaat het omgekeerd: van vele kanten werpt men zich op
als adoptie-ouder. Zo vergaat het ook de
meevaller in de begrotingsuitvoering van
het afgelopen jaar. Niet geheel onverwacht blijken vooral de opbrengsten van
de loon- en inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting en van de indirecte
belastingen enkele miljarden guldens
hogertezijn uitgekomen dan geraamd bij
de opstelling van de begroting van 1986,
zo meldt de februarinota.
Het saldo van mee- en tegenvallers
voor het rijk beloopt – volgens voorlopige cijfers over 1986 – ruim f. 2,5 mrd.
(positief), terwijl voor de lagere overheden een negatief saldo van f. 2,2 mrd.
wordt genoteerd. Voor 1987 wordt een
netto meevaller van f. 1,9 mrd. verwacht
ten gevolge van voortzetting van de hogere belastingontvangsten. De tegenvaller die in de lucht hangt betreft de
aardgasbaten. De omvang van de totale
aardgasbaten voor het rijk in 1987 werd
in de Miljoenennota op lets minder dan
f. 8 mrd. geschat. Deze schatting gaat
echter uit van een dollarkoers van f. 2,25
en een olieprijs van $ 15,50 per vat. Een
tegenvaller van f. 1 a 2 mrd. in de aardgasbaten mag dan niet worden uitgesloten.
Ofschoon het saldo van mee- en tegenvallers dus nogal onduidelijk is, hebben
zich potentiele adoptie-ouders aangediend. In het ene kamp treft men degenen die pleiten voor verdere vermindering van het financieringstekort en in het
andere een groep die zich opwerpt voor
verlaging van de tarieven van de loon- en
inkomstenbelasting. Er zijn betrekkelijk
weinig gegadigden buiten deze kampen,
of het moesten al de gegadigden zijn
voor een vergroting van de overheidsinvesteringen in aansluiting op de aanbevelingen van een SER-rapport van afgelopen maand. Toen in 1977 de discussie
over de aanwending van de middelen uit
het
Vermogensaanwasdelingsfonds
woedde, was dat anders. De opiniepagina’s van de dagbladen beleefden gouden tijden met suggesties voor aanwendingen: meer creativiteit of minder
realisme?
Aan de vooravond van de verkiezingen
van afgelopen jaar bestond er tussen de
: drie grote partijen weinig verschil van inzicht over de wenselijkheid van belastingverlaging. De VVD pleitte voor verlaging met f. 4 mrd., de PvdA met f. 3
mrd. en het CDA met f. 1 mrd. over de periode 1986-1990. Rondom de verkiezin’ gen bleek de daling van de dollarkoers
, zich te versnellen (anders dan het CEP
dacht) en bleef de prijs van olie stabiel
(en laag). De daaruit voortvloeiende da-
J.M.M. Ritzen
ling van de aardgasbaten werd voor 1987
op f. 6,9 mrd. geraamd. Om die reden
werd in het regeerakkoord belastingverlaging uitsluitend nog als intentie genoemd. De prioriteit in het financieeleconomische beleid werd gegeven aan
vermindering van het financieringstekort, met als oogmerk een tekort van
51/2°/b van het netto nationale inkomen in
1990. In juni 1986 had immers ook de
Commissie van Economische Deskundigen van de SER dit getal als aanvaardbaar (of was het: maximaal haalbaar?)
genoemd? Dan zou er nu toch weer ruimte zijn voor belastingverlaging als althans
de meevallers niet volstrekt blijken te verdampen?
Verlaging van de tarieven van de loonen inkomstenbelasting verkleint de wig
tussen het bruto en het netto inkomen.
Dit kan aanbodkrachten losmaken die
leiden tot economische groei in het witte
circuit, vooral door de positieve effecten
op arbeidsmobiliteit, het nemen van risico en het klimaat voor ondernemerschap. Over de grootte van deze effecten
is weinig bekend. De weinig positieve ervaringen in de Verenigde Staten met belastingverlaging zijn niet maatgevend,
omdat dat land, met zo’n 600.000 nieuwe
ondernemingen per jaar, al een volstrekt
andere sociaal-economische cultuur
kent.
Het genereren van aanbodkrachten is
het belangrijkste economische motief
voor belastingverlaging. Andere motieven zouden kunnen zijn:
– het genereren van een bestedingsimpuls. Deze zal in een open economic als de onze echter grotendeels
weglekken naar het buitenland. Zelfs
als compensatie voor vraaguitval is
belastingverlaging als instrument dubieus; gerichte overheidsinvesteringen kennen waarschijnlijk een grotere besteding aan binnenlandse produktie;
– als smeermiddel voor loonmatiging.
Belastingverlaging is in dit perspectief echter slechts zinvol wanneer er
of een spijkerharde overeenkomst
over loonmatiging met belastingverlaging bestaat of indien de verlaging
volgt op de matiging;
– verkleining van het grijze en zwarte
circuit. De omkeerbaarheidsgedachte die hieraan ten grondslag ligt, is
echter voor de korte en middellange
termijn weinig plausibel. Belastingverhoging leidt waarschijnlijk tot
meer u its toot uit het witte circuit, dan
een even grote verlaging het grijze en
zwarte circuit doet afnemen.
Verlaging van de belastingen wordt
vaak geplaatst tegen de achtergrond van
de internationale ontwikkelingen. Gemakshalve wordt daarbij Duitsland als
voorbeeld genomen. Duitsland heeft ambitieuze plannen voor belastingverlaging
(met enkele tientallen miljarden marken).
Men vergeet bij het noemen van dit voorbeeld wellicht dat Duitsland een vorderingentekort van de overheid van 1 % van
het bruto binnenlands produkt kende in
1985, terwijl dat voor Nederland 5% was.
Een tegenvoorbeeld zou een ander klein
Noordeuropees land zijn: Denemarken.
Het vorderingentekort werd daar in vier
jaar tijds van 9% tot – 2% van het bruto
binnenlands produkt teruggedrongen via
belastingverhoging (met 3%-punt van
het bruto binnenlandse produkt) in de periode 1982-1986 tegenover een tekortreductie met %%-punt in Nederland, terwijl
de economische groei hoger lag dan de
Nederlandse.
De last van de nationale schuld in ons
land blijkt nog het best uit de jaarlijkse
rentebetalingen van de rijksoverheid.
Deze nemen in de periode 1987-1990
nog met liefst f. 4 mrd. toe. Dit levert bij
constante overheidsuitgaven en zonder
economische groei het beeld op van een
endogene druk tot belastingverhoging.
De ontwikkeling van de rente-uitgaven
zou een indicator kunnen vormen voor
het tijdstip waarop verlaging van de belastingen kan plaatsvinden. Zodra deze
uitgaven gaan dalen komt (endogeen)
ruimte vrij voor belastingverlagingen.
Voor het zover is moet het financieringstekort wel verder omlaag.
Met andere woorden, of de belastingverlagers hun ouderschapsambities nog
even willen uitstellen. Het komt ten goede aan de kinderen, letterlijk en figuurlijk.
J.M.M. Ritzen