Ga direct naar de content

Een ministerie op zoek naar beleid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 22 1986

Een ministerie op zoek naar beleid
Een bedrijf dat een produkt op de markt brengt moet
er rekening mee houden dat de vraag naar dat produkt
op een gegeven moment afneemt omdat de markt verzadigd is en het produkt zijn aantrekkingskracht voor
de consument heeft verloren. Zo ook moet een ministerie dat een bepaald beleid op de politieke markt brengt
er op bedacht zijn dat de behoefte aan dit soort beleid
vermindert omdat het beleid overbodig is geworden of
uit de gratie is geraakt. Hoe vanzelfsprekend dit ook
klinkt, het blijkt voor veel organisaties buitengewoon
moeilijk te zijn op dit soort veranderingen in de buitenwereld in te spelen. Telkens weer ziet men dat bedrijven in moeilijkheden raken als ‘plotseling’ blijkt dat hun
‘cash cows’ zijn uitgemolken. En men ziet overheidsen gesubsidieerde instellingen ‘geschokt’ en krampachtig reageren als duidelijk wordt dat de politiek een
aanslag op het veilig gewaande budget beraamt.
Bedrijven en instellingen die met een dating van de
belangstelling voor hun produkt worden geconfronteerd, kunnen in beginsel op twee manieren reageren.
Zij kunnen de schaal van hun activiteiten in overeenstemming brengen met de verminderde vraag of zij
kunnen op zoek gaan naar nieuwe activiteiten om te
proberen het gat te vullen. In negen van de tien gevallen wordt voor het laatste gekozen. Slechts zelden ziet
men dat bedrijven vrijwillig inkrimpen of ophouden te
produceren omdat hun produktassortiment is verouderd. Zelden ook ziet men instellingen zich zelf opheffen omdat zij hun taak als beeindigd beschouwen. Continu’i’teit is het belangrijkste doel van de meeste organisaties, belangrijker dan het behalen van winst of het bereiken van de formele doelstellingen. Daarom zorgen
bedrijven er voor dat zij nieuwe produkten ontwikkelen
die mettertijd de oude kunnen vervangen en gaan nonprofitinstellingen op zoek naar nieuwe taken als de
oude overbodig zijn geworden.
Het Ministerie van Economische Zaken vormt geen
uitzondering op deze regel. Na het politieke failliet van
het steunverleningsbeleid van de jaren zeventig stond
het departement voor een ernstig probleem. Het was
iedereen duidelijk dat de steunverlening aan bedrijven
in moeilijkheden weggegooid geld was. De politieke
druk om het beleid te beeindigen was onweerstaanbaar
geworden. Rigoureuze afschaffing van het beleid zou
echter aan talrijke ambtenaren die met de uitvoering
van alle regelingen belast waren hun baan kosten en
het departementale budget met vele miljoenen doen
slinken. Dat moest koste wat het kost worden voorkomen. Net op tijd ging het roer om. Het beleid van ‘backing the losers’ werd vervangen door een beleid van
‘picking the winners’. Het Ministerie zou alleen nog
maar kansrijke activiteiten ondersteunen. De ambtenaren kregen nieuwe instructies en de loketten waarlangs
de financiele middelen naar het bedrijfsleven werden
gesluisd kregen andere benamingen. De continu’i’teit
was gewaarborgd en de problemen waren opgelost.
De RSV-enquete gooide echter roet in het eten. Zij
bracht opnieuw een politieke discussie over het steunbeleid op gang. De hele industriepolitiek kwam in een
kwaad daglicht te staan. Toen bleek dat ook het ‘picking the winners’-beleid de toets der kritiek niet kon
doorstaan. In de eerste plaats niet omdat op geen enkele manier aannemelijk kon worden gemaakt dat de
overheid beter dan de markt zou kunnen selecteren
welke activiteiten kansrijk zijn en welke niet. In de twee-

ESB 29-10-1986

de plaats niet omdat er voor de werkelijk kansrijke activiteiten voldoende financieringsmogelijkheden aanwezig waren. De participatiemaatschappijen waren als
paddestoelen uit de grond geschoten. Medefinanciering van kansrijke projecten door de overheid was in feite overbodig geworden. Het beleid zou slechts tot gevolg hebben dat de overheid geld zou steken in projecten die toch wel van de grond zouden zijn gekomen of
dat de overheid projecten financierde die door het bedrijfsleven te riskant werden gevonden, met andere
woorden tweederangsprojecten. In beide gevallen kon
moeilijk van een doelmatige aanwending van gemeenschapsgeld gesproken worden. Bovendien lag voortdurend het gevaar van concurrentievervalsing op de
loer.
Tegen deze argumenten was het beleid niet bestand.
Het Ministerie van Economische Zaken had door de
RSV-enquete zijn laatste goodwill verspeeld en moest
zich een forse vermindering van het beschikbare budget laten welgevallen. Bij de toewijzing van de ombuigingsbedragen over de verschillende begrotingshoofdstukken ten behoeve van het regeerakkoord werd EZ
relatief het zwaarst belast. De bezuinigingstaakstelling
van f. 500 mln. in de komende vier jaar komt er op neer
dat het departement van ongeveer 20% van zijn beschikbare middelen wordt beroofd. En het leed lijkt nog
niet geleden. De ‘fact finding’ door de Tweede Kamer
heeft zodanige tekortkomingen in de administratieve
organisatie en de interne controle bij het departement
aan het licht gebracht, dat het politieke aanzien van het
departement nog verder is verslechterd.
De instandhouding van de organisatie stelt evenwel
haar eisen. Er kan geen oud beleid worden afgebroken
voordat er nieuw beleid voor in de plaats is. Het gevleugelde woord op het departement van EZ is nu: technologiebeleid; het nieuwe motto: kennis loont. Minister De
Korte heeft de technologie ontdekt als een van de belangrijkste factoren die de economische groei bepalen.
Vooral ondernemers die actief zijn op het gebied van de
biotechnologie, de medische technologie, de informatica en de distribute mogen in de toekomst op ondersteuning van Economische Zaken rekenen. Waaruit
die ondersteuning zal bestaan weet nog niemand. De
commissie-Dekker heeft opdracht gekregen om deze
vraag voor 1 mei 1987 te beantwoorden. Tegen die tijd
kan het nieuwe loket worden geopend waarlangs de
oude geldstroom naar het bedrijfsleven wordt gesluisd.
Nog net op tijd om een en ander in de begroting voor
1988 vast te leggen.
De veranderingen in het beleid dat het Ministerie van
Economische Zaken de laatste jaren heeft gevoerd,
hangen voor een deel natuurlijk samen met veranderende inzichten omtrent de verhouding tussen overheid en bedrijfsleven. Maar zeker zo belangrijk is de natuurlijke drang van organisaties om zich zelf in stand te
houden. Zoals bedrijven zoeken naar nieuwe produkten om de oude te vervangen als de markt verzadigd is,
zoeken ministeries naar nieuw beleid wanneer het
oude heeft afgedaan. Niet de behoeften van de samenleving staan daarbij centraal, maar de behoeften bij de
uitvoerders van het beleid om de continu’i’teit van hun
activiteiten te verzekeren.
L. van der Geest

1041

Auteur