Conjunctuurbericht
juni 1986
Centraal bureau voor de statistiek*
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde volume van de industriele produktie was in april 4% kleinerdan
in maart. Vergeleken met april 1985 was ersprake van een toename met 2%. Het produktievolume in de
nijverheid (exclusief bouwnijverheid) nam over deze periode met 6% toe. In het eerste kwartaal daalde
zowel het volume van de invoer als dat van de uitvoer van goederen. Ten opzichte van het eerste kwartaal
van 1985 werd voor beide een afneming van 1% geregistreerd. De prijzen van de in- en uitgevoerde
goederen daalden in maart verder: -17% voor de invoer en -12% voor de uitvoer ten opzichte van
dezelfde maand van 1985. Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie nam tussen mei 1985 en mei
1986 met 0,5% toe; de dalende trend van de prijsstijgingen werd hiermee voortgezet. De binnenlandse
consumptie door gezinnen nam in april met 2% toe ten opzichte van dezelfde maand van 1985. De
aankopen van duurzame consumptiegoederen en de bestedingen aan de categorie overige goederen en
diensten stegen met 3%. De geregistreerde werkloosheid nam verder af. Voor seizoeninvloeden gecorrigeerd registreerde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eind mei 718 100 werklozen.
De rente in meisteeg:hetrendementop staatsobligaties bedroeggemiddeld 6,4% tegen 6,2% in april; de
daggeldmarktrente nam fors toe, van 5,5% naar 6,6%.
Dit blijkt uit gegevens die medio juni 1986 beschikbaar waren.
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde volume van de
industriele produktie was in april 4% kleiner dan in maart.
Gemiddeld over de eerste vier maanden van dit jaar lag het
produktieniveau in de Industrie 3% hoger dan in dezelfde
periode van 1985.
Produktie Industrie
30 -I
I
’77
I
I I
’80
I
I
In het eerste kwartaal werd met de bouw van bijna 27 000
woningen begonnen, een stijging van 24% ten opzichte van
dezelfde periode vorig jaar. Hierbij kan worden opgemerkt
dat gedurende de eerste drie maanden van 1985 de activiteit in de bouwnijverheid op een zeer laag niveau lag.
(volume – seizoengecorrigeerd)
I
I I
’85
Uit de Conjunctuurtest bij de Industrie over de maand april
blijkt dat het indexcijfer van de orderpositie opnieuw licht is
gestegen. De index kwam hiermee weer op het niveau van
januari (109). Vergeleken met april vorig jaar is de index met
7 punten gestegen. Deze stijging is voornamelijk toe te
schrijven aan de investeringsgoederenindustrie waar de
index met 11 punten opliep. Bij zowel de consumptiegoederenindustrie als de intermediaire goederenindustrie
bedroeg de toename 3 punten.
I
(B)
A
J
J
A
5
0
N
D
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
O
J
F
M
A
M
1986
Ten opzichte van de overeenkomstige maand van 1985 nam
in april het volume van de gemiddelde dagproduktie in de
Industrie met 2% toe. De aardolie-, de elektrotechnische en
de hout- en bouwmaterialenindustrie kenden een groei die
groter was dan het gemiddelde van de Industrie. De basismetaal-, de chemische en de voedings- en genotmiddelenindustrie bleven daarentegen achter bij dit gemiddelde. De resultaten van de voedings- en genotmiddelenindustrie en ook van de metaalindustrie zijn in zekere
mate be’invloed door de werkstakingen in april.
ESB 25-6-1986
Het produktievolume van de nijverheid (excl. bouwnijverheid) als geheel steeg in april met 6% ten opzichte van
dezelfde maand van 1985. In het eerste kwartaal werd nog
een daling van 1% geregistreerd (zie Focus). Vooral de
produktie in de delfstoffenwinning in april nam sterk toe,
terwijl ook het groeicijfer van de produktie bij de openbare
nutsbedrijven boven dat van de Industrie lag.
Bij de in- en uitvoer van goederen werden in het eerste
kwartaal van 1986 prijsdalingen gemeten zoals deze zich de
laatste dertig jaar niet meer hebben voorgedaan. Mede als
gevolg van de goedkopere dollar en de lagere prijzen van
aardolie (uitgedrukt in dollars) daalden de invoerprijzen met
13% ten opzichte van het eerste kwartaal van 1985. De uitvoerprijzen namen met 9% af. Gecorrigeerd voor deze prijsveranderingen lag zowel de invoer als de uitvoer van goederen in het eerste kwartaal van 1986 op een niveau dat1%
lager was dan in de overeenkomstige periode van 1985. De
laatste keer dat bij kwartaalvergelijking dalingen werden
gemeten, was in 1982. Voor de invoer was dit in het eerste
kwartaal, voor de uitvoer in het vierde kwartaal van dat jaar.
Verbeterde cijfers worden niet als zodanig gekenmerkt.
• Samengesteld door de hoofdafdeling Nationale rekeningen van het CBS.
641
Ongeveer twee-derde van de ingevoerde goederen bestaat
uit grondstoffen en halffabrikaten. Vergeleken met de
Ten aanzien van de werkloosheid in de komende 12 maanden toonde men zich in mei over het algemeen optimis-
overeenkomstige periode van 1985
tischer. Liefst 52% voorzag een daling (april: 41%),
daalde de import van
deze categorie in het eerste kwartaal met 4%. Voor de
overige onderscheiden categorieen werden wel volumestijgingen gemeten. De invoer van consumptiegoederen
groeide zelfs sterker dan in enig kwartaal van 1985 (6%). De
import van investeringsgoederen nam met 4% toe, die van
algemene goederen met 6%.
De volumedaling van ruim 1% die in het eerste kwartaal bij
de uitvoer werd waargenomen, is voor een belangrijk deel
toe te schrijven aan de grote afneming bij de export van
delfstoffen (-21%). De uitvoer van aardgas daalde zelfs met
26%. De export van fabrikaten steeg met 2%, terwijl de
uitvoer van onbewerkte agrarische produkten nagenoeg op
hetzelfde niveau lag als in het eerste kwartaal van 1985.
terwijl
nog maar 12% (16%) een stijging verwachtte.
Het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie is tussen midden april en midden mei niet gewijzigd. Vergeleken met mei
1985 was er sprake van een toename van 0,5%.
Prijsindex gezinsconsumptie
De meest recente gegevens, die over de maand april, laten
een fors herstel zien van zowel de volumegroei van de
invoer als die van de uitvoer. Vergeleken met april 1985 nam
het volume van de invoer van goederen met 16% toe; de
uitvoer steeg met 10%. Deze volumestijgingen zijn de resultante van dalende waardecijfers voor zowel de invoer
(-5%) als de uitvoer (-6%) en nog sterker afnemende
prijzen. De invoerprijzen (‘unit value’) lagen in april liefst
(Bl – maandci
18% onder die van dezelfde maand van 1985; bij de uitvoer-
prijzen bedroeg de daling 14%.
In- en uitvoerprijzen
140
(unit value)
Indexcijfens I960 • 100
(A)
(A) = voortschrudend 3-maandsgemiddeld«
— * invoeron jzen
120
100
’77
’80
Het voor seizoeninvloeden gecorrigeerde aantal geregistreerde werklozen daalde tussen eind april en eind mei met
4 800 en kwam daarmee op 718 100. Deze cijfers zijn op
basis van de registraties van de arbeidsbureaus samengesteld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De openstaande aanvragen van werkgevers
bij de arbeidsbureaus namen met 700 toe tot 29 500.
Vergeleken met de overeenkomstige maand van 1985
daalde het aantal personen met een werkloosheidsuitkering
in april met 6%; de daling van de geregistreerde werkloosheid bedroeg over deze periode 7%.
De consumptieve bestedingen van gezinnen namen in april
opnieuw toe. Ten opzichte van april 1985 groeide het
volume van de binnenlandse consumptie met 2%. De
laatste keer dat bij deze wijze van vergelijken een daling
werd geregistreerd, was in September vorig jaar. Vooral de
bestedingen aan duurzame goederen, zoals personenauto’s, zijn in de periode daarna toegenomen. In april
bedroeg de stijging voor de duurzame consumptiegoederen als geheel 3%, voor de personenauto’s zelfs 13%.
Ook het volume van de bestedingen aan overige goederen
en diensten nam in april toe (3% t.o.v. april 1985). Het verbruik van gas kende binnen deze categorie de grootste stijging. Deze ontwikkeling was ook al te zien bij de produktieontwikkeling van de openbare nutsbedrijven. De uitgaven
aan voedings- en genotmiddelen bleven in april nagenoeg
op hetzelfde niveau als in de overeenkomstige maand van
1985.
Het consumentenconjunctuuronderzoek, dat voortaan
maandelijks wordt gehouden, gaf een lichte stijging van het
vertrouwen onder consumenten te zien. Tussen april en mei
steeg het gemiddeld saldo van de positieve en negatieve
antwoorden op een vijftal vragen van +9% naar +13%.
Opvallend was dat bij de vraag naar de verwachtingen ten
aanzien van de algemene economische situaties in Nederland het percentage ‘weet niet’-antwoorden sterk toenam:
van 15% in april tot 27% in mei. Hierbij moet worden aan-
getekend dat het onderzoek voor het merendeel vlak voor
de kamerverkiezingen is gehouden.
642
Als gevolg van de tamelijk zwakke positie van de gulden in
het Europees Monetair Stelsel, liep de rente in mei enigszins
op. Het rendement op staatsobligaties bedroeg gemiddeld
over deze periode 6,4% tegen 6,2% in april. De toename
van de daggeldmarktrente was groter: een stijging van
5,5%
in april naar 6,6%
in mei.
Rente
i i
’77
I I I I I
’80
IB)
i I I I I I I
J
J
1984
A
S
0
N
1
D
J
1
F
1
M
1
A
1
M
1
J
1
J
1985
A
1
S
1
0
1
N
D
J
1
F
1
M
1
A
1
M
1986
label 1. Kerngegevens recente ontwikkelingen in Nederland
Procentuele mutaties t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor, tenzij anders aangegeven
1979/83
gemidd.
1984
1985
1985
1986
e
e
e
e
1985
e
1986
1 kw. 2 kw. 3 kw. 4 kw. 1 kw. nov.
dec.
0
febr.
mrt.
apr.
-5
-22
4
4
5
2
-3
-19
6
3
2
5
4
1
-2
3
4
3
5
0
-5
3
3
1
0
6
-9
-4
9
20
66
1
-1
0
-6
-2
-7
5
9
6
-1
7
9
3
1
11
Jan.
mei
1. VOLUMEGEGEVENS
Pnxtuktie in de nijverheid
Nijverheid (excl. bouwnijverheid)
Delfstoffenwinning
Industrie
Voedings- en genotmiddelenindustrie
Textiel-, kleding- en lederindustrie
Papier- en grafische Industrie
Aardolie-industrie
Chemische Industrie
Rubber- en kunststofverw. Industrie
Hout- en bouwmaterialenindustrie
Basismetaalindustrie
Elektrotechnische Industrie
Rest metaal- en overige Industrie
Openbare nutsbedrijven
Bouwnijverheid: begonnen woningen
-1
-6
0
2
-4
-1
-9
2
5
-5
-1
2
-1
2
3
5
2
6
3
0
4
9
8
7
1
15
8
6
5
-6
4
8
3
6
12
4
3
2
3
2
2
4
-4
2
4
4
1
5
-5
5
3
2
4
-12
0
11
2
-3
6
3
2
-10
-8
3
4
7
-9
3
6
9
-28
13
3
0
-9
0
-8
2
1
2
4
-2
3
2
5
-2
6
1
-4
7
4
17
1
1
4
2
0
0
-2
7
-4
0
2
-1
-12
3
0
-5
0
24
9
37
2
3
4
3
-2
1
-2
8
6
-4
3
8
1
4
5
-3
3
3
7
-1
-4
3
-1
-1
-4
0
3
-10
2
-1
-5
-16
7
-1
8
2
Buitenlandse handel (goederen}
-1
Invoer, totaal
Grondstoffen en halffabrikaten
-2
-1
Consumptiegoederen
Investeringsgoederen
Algemene goederen
-3
3
2
5
-8
Urtvoer, totaal
Onbewerkte agrarische produkten
Delfstoffen
Fabrikaten
6
11
1
9
9
8
3
8
3
3
6
6
8
10
-3
5
-1
0
0
_4
-2
1
1
2
1
-1
-2
-1
3
Metaalprodukten
Overige fabrikaten
3
1
Textiel, kleding, schoeisel e.d.
Huish. artikelen en woninginrichting
Transportmiddelen
Rest duurzame Consumptiegoederen
Overige goederen en diensten
6
4
14
17
7
-2
-1
Duurzame Consumptiegoederen
13
22
8
6
12
9
Chemische produkten
Consumptieve bestedingen van gezinnen
Binnenlandse consumptie, totaal
Voedings- en genotmiddelen
7
4
4
5
6
9
4
2
5
Voedings- en genotmiddelen
Textiel en kleding
Aardolieprodukten
7
12
2
14
-15
6
0
Huur, verwarming, verlichting en water
Rest overige goederen en diensten
5
-2
-2
-4
-1
0
-1
1
2
0
2
0
4
5
7
8
-5
4
-1
1
23
23
5
8
4
-1
3
6
4
6
28
3
0
4
-4
6
3
4
6
-1
16
1
5
-10
17
2
-5
32
5
2
5
4
2
9
4
4
12
9
9
11
13
0
1
1
2
2
1
4
0
0
2
8
9
3
14
3
1
8
2
1
2
-1
2
4
0
6
0
9
3
1
1
1
2
3
-3
-1
3
3
15
2
-2
6
13
-5
5
14
-19
4
16
-2
-2
-2
10
-4
-16
0
5
3
-1
1.1
1
1
2
-3
3,9
-2
6
4
2,3
0.8
0,0
21
0
2,5
-1
5
4
2,5
1,0
-0,1
14
-3
35
0
-2
6
0
-21
2
2
9
16
-2
-13
59
-6
-4
5
6
3
2
7
-7
1
2
-10
-7
-3
3
2
5
5
3
10
2
3
3
4
5
2
2
5
9
1
5
2
4
11
1
7
-1
-1
2
0
6
1
6
6
12
3
7
6
7
5
16
11
4
36
9
1
6
11
15
10
6
1
-1
4
16
1
2
14
-27
5
-5
7
-11
11
16
17
-7
-2
4
0
9
3
1
14
-33
-3
-7
-8
21
-5
-9
-6
3
6
9
3
1
4
2
1
2
2
0
3
0
3
3
3
-5,3
4
-9
-6
-6,6
6
-13
-8
17
-7
-5
10
0
4
15
2
1
2
1
4
6
10
1
8
-5
Investeringen in vaste activa
Bruto investeringen, totaal
Bedrijven
-4
-4
-6
-3
-4
Nijverheid
Exploitatie van woningen
Overige bedrijven
Overheid
-3
4
2. PRIJ2EN
Producentenprijzen landbouw. tot. afzet
Producentenprijzen Industrie, tot. afzet
1
Ruilvoet, unit value (goederen)
0
Invoerprijzen, unit value
Uitvoerprijzen, unit value
8
Prijzen gezinsconsumptie (werknemers)
Regelingslonen particulier bedrijf
Regelingslonen overheid
Dollarkoers, contante notering
8
5.6
9
5,6
2
6
8
3.3
0,3
-1.4
12
2.3
1,1
-1.0
4
0
0,2
2
0
2
2.3
1,3
-1,9
-3
-2,5
3
-4
-2
1.7
1,4
-1.9
-15
-1
-1,9
2
-4
-2
1.7
1
-3,2
4
-5
-2
1.4
-1,9
1.4
1.1
-0,4
-28
1.5
-1,9
-13
-19
-23
12
29
-31
32
-12
35
12
36
-10
6
5
-13
-9
1.2
1,1
-0,4
6
4
-18
1,2
1,1
-0,4
-29
-17
-12
0,7
1,1
-0,4
-32
0,6
0.5
0,9
-1.2
-27
-29
-12
-34
25
-31
25
-27
9
31
-11
30
-27
107
-9
108
-10
7
3
109
-6
6
107
-14
6
108
-10
6
109
-13
6
-6
723
29
1,7
-14
3. OVERIGE INDICATOREN
Consumentenvertrouwen ‘
ANP-CBS beursindex
Uitgesproken faillissementen
(in %)
-22
27
-4
29
-19
-13
-7
22
-16
-10
32
-9
83
100
-11
9
85
105
-9
4
85
102
-6
3
85
104
-9
3
-10
3
-3
-2
33
508
33
7
822
15
1
-2
761
25
0
1
781
21
0
-1
768
23
1
-3
760
27
3
0
8
5
10
8
5
-3
9
4
7
10
6,3
7,3
7
11
6,4
5
9
9
6
12
6,9
4
18
6
7
7.7
7,4
10
22
Con/unctuurtest Industrie
Bezettingsgraad
(in %)
Orderpositie
(1984=100)
Beoordeling orderontvangsten1
(in %)
Beoordeling voorr. eindprodukten’
(in %)
Arbeidsmarkt
Werkzame personen in de Industrie
Aantal werkloosheidsuitkeringen
Geregistreerde werklozen’
Openstaande aanvragen
2
(x 1000)
(x 1000)
0
-16
84
107
3
30
-12
84
107
-9
5
84
108
1
-4
-5
-3
-4
-5
734
26
740
26
738
27
-5
739
26
-5
741
27
733
26
730
27
4
9
9
7
12
5.8
7,0
4
29
4
4
8
7
9
5,8
7,0
4
14
5
52
4
29
13
10
7
15
5,8
6,9
5,7
6,8
6,0
13
718
30
Geld en krediet
Spaartegoeden
Verstrekt consumptief krediet
Binnenlandse liquiditeitenmassa
Geldhoeveelheid
Secundaire liquiditeiten
Daggeldmarktrente
Rendement op staatsobligaties
1
2
8
-6
7
6
10
(in %)
(in %)
8,7
9,7
13
5,8
8,0
5
6,1
7,0
5,8
6,7
6,8
4
5,7
6,5
5,5
6,2
6,6
6,4
Saldo van positieve en negatieve antwoorden in procenten van het totaal.
Seizoengecorrigeerde cijfers.
ESB 25-6-1986
643
Tabel 2.
Recente ontwikkelingen in het buitenland
1984
1985
1986
1985
e
e
1 kw.
2 kw.
e
3 kw.
e
4 kw.
e
1 kw.
1985
nov.
1986
dec.
jan.
febr.
apr.
% mutatie t.o.v. dezelfde periode het jaar daarvoor
Produktie nijverheid’
(volume)
3
2
3
Buitenland (gewogen)2
Nederland
2
3
7
3
-2
1
3
0
4
6
2
0
3
5
Japan
5
10
4
12
11
Verenigde Staten
4
1
-1
1
3
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italic
2
2
6
6
3
6
3
3
-1
-1
0
6
3
2
2
3
1
1
2
1
0
4
-5
0
-3
5
9
1
2
-4
4
7
0
2
3
2
-1
2
1
9
Produktie Industrie
(volume)
Bondsrepubliek Duitsland
Belgie
Frankrijk
Verenigd Koninkrijk
Italie
3
2
2
4
3
4
6
Buitenland (gewogen)2
Nederland
-2
12
11
Verenigde Staten
Japan
5
2
0
3
1
4
2
3
0
2
1
-1
-1
4
-1
7
4
3
-4
0
1
4
9
2
1
4
3
2
6
1
0
2
-1
3
4
5
6
3
7
2
5
2
1
2
1
2
0
2
2
3
1
2
1
2
2
3
3
3
5
3
3
2
3
1
2
3
4
2
0
-1
4
4
2
2
0
3
4
1
4
-1
-4
3
2
2
Bron voor gegevens buitenland: Eurostat.
‘ Excl. bouwnijverheid.
Het gemiddelde van de 6 belangrijkste exportlanden, gewogen met hun aandeel in de Nederlandse export in 1984.
2
Focus:
Produktie nijverheid en industrie
Het volume van de gemiddelde dagproduktie in de nijverheid (excl. bouwnijverheid) nam in het eerste kwartaal met
die bij onze belangrijkste handelspartners. Voor Nederland
werd een toename van 3% ten opzichte van hetzelfde tijd-
1% af vergeleken met dezelfde periode van 1985. Nederland
vak van 1985 geregistreerd; voor onze handelspartners
bleef hiermee duidelijk achter bij de groei die gemiddeld
door de zes belangrijkste handelspartners werd gerealiseerd. Dit zijn de in tabel 2 genoemde landen met uitzondering van Japan. Gewogen met hun aandeel in de Nederlandse export nam de produktie in de nijverheid in die
zes landen over deze periode met 2% toe. In tegenstelling
tot de produktie in de nijverheid groeide de industriele produktie in het eerste kwartaal in Nederland juist meer dan
was dit 2% (zie tabet 2). Het betreft nier jaar-op-jaarmutaties die berekend zijn aan de hand van de niet voor
seizoeninvloeden gecorrigeerde indexcijfers.
Produktie nijverheid en industrie (volume)
:entuele maandmut
Bij internationale vergelijking van de produktie-ontwikke-
ling is het gebruikelijk hiervoor het produktieverloop van de
nijverheid (excl. bouw-) als uitgangspunt te nemen. Deze
bestaat uit drie bedrijfstakken: delfstoffenwinning, industrie en openbare nutsbedrijven. In Nederland is op jaarbasis van de totale in de nijverheid (excl. bouw-) gevormde
toegevoegde waarde ongeveer 30% afkomstig uit de delfstoffenwinning en 60% uit de industrie. De ontwikkeling
van de produktie in de delfstoffenwinning (voornamelijk
aardgas) verloopt nogal grillig. Een specifiek aspect van de
aardgasproduktie is namelijk dat deze bijna onmiddellijk op
J
F
M
A
M
J
J
A
S
O
N
D
J
F
M
A
M
M
J
J
A
S
O
N
D
J
F
M
A
M
buitenland CgffMOgen)
J
F
M
A
1965
1 – nijverneid lexcl. bouwnijverheid)
1
1986
^Q – industn
een wijzigende vraag kan reageren. Relatief warme of
koude maanden in het winterseizoen leiden dan ook tot
grote fluctuaties. Zo werd de daling van het produktievolume in de nijverheid in het eerste kwartaal voornamelijk
veroorzaakt door een scherpe afneming bij de delfstoffenwinning (-12% t.o.v. de overeenkomstige periode van
1985).
De produktiestructuur van de meeste van onze belangrijkste handelspartners is anders. Door de relatief geringe produktie in de delfstoffenwinning is in deze landen
het aandeel van de industrie in de nijverheid (excl. bouw-)
dusdanig groot dat de stijgingspercentages van de industriele produktie nauwelijks afwijken van die van de produktie in de nijverheid. Een uitzondering hierop is het Verenigd Koninkrijk, waar overigens de samenstelling van de
produktie in de delfstoffenwinning (kolen en meer aardolie) wel weer sterk verschilt van die in Nederland.
Bijgaande grafiek illustreert de afwijkende ontwikkelingen
van de produktie in de nijverheid en de industrie.