Ga direct naar de content

De economic van de oorlog

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 20 1985

De economic van de oorlog
PROF. DR. J. TINBERGEN

De toenemende militarisering van het maatschappelijk leven vereist een andere houding van de
economische wetenschap ten aanzien van de verschijnselen van oorlogvoering en
oorlogsvoorbereiding. Deze verschijnselen moeten niet langer als externe gegevens worden
behandeld, doch binnen het gebied van de economic behandeld worden. Voornaamste motivering
daartoe is de steeds sterkere invloed op het welzijn van de mensheid, het steeds hogere beslag op
schaarse middelen en de toenemende invloed op het produktieproces. De economische wetenschap
heeft reeds meer zulke uitbreidingen ondergaan. Oorlog kan zowel als een bedrijfstak alsook als een
vorm van sociale politick worden behandeld. Dit wordt door voorbeelden toegelicht. De bijdrage tot
het welzijn is sterk negatief en alternatieve activiteiten verdienen sterk de voorkeur. Op middellange
termijn zal het overleg tussen de supermogendheden, op lange termijn wereldintegratie tot het
uitschakelen van militaire activiteit kunren bijdragen. De economische wetenschap moet aan deze
processen haar bijdragen leveren.

Inleiding

Onderwerp van de economische wetenschap

Oorlogvoering en de voorbereidingen daartoe zijn door de
economische wetenschap tot nog toe als exogene verschijnselen
behandeld. Dit gebeurde of wel door hen weg te veronderstellen,
dan wel door hen als gegeven te behandelen en dan b.v. de gevolgen voor de volkshuishouding te onderzoeken of de mogelijke financieringswijze als keuze-object te behandelen. De oorlog of de
voorbereiding daartoe zelf werden echter niet als object van keuze behandeld.
Het maatschappelijk leven is geleidelijk zodanig ge- of zelfs
vermilitariseerd dat deze houding niet langer verantwoord is. De
economische wetenschap moet oorlogvoering op dezelfde voet
gaan behandelen als andere door haar bestudeerde bedrijvigheden. Eigenlijk had dit al decennia eerder gebeurd moeten zijn.
De invloed op het menselijk welzijn en het beslag op schaarse
middelen zijn al lang zo groot geweest, dat de hier verdedigde
houding al veel eerder zinvol zou zijn geweest.
Deze mening zal waarschijnlijk door velen niet worden gedeeld en met de vraag worden beantwoord: moet de economic
zich soms met alles gaan bemoeien? Deze vraag is gerechtvaardigd. Uitbreiding van het onderzoeksgebied met onderwerpen
die in hoofdzaak door andere wetenschappen worden behandeld
– in casu de polemologie – brengt het gevaar van dilettantisme
zowel als dat van duplicatie met zich mee. Er moet een cfiterium
aan zo’n uitbreiding zijn verbonden dat deze gevaren beperkt tot
wat onvermijdelijk lijkt. Als zo’n criterium zou kunnen worden
geformuleerd dat internalisering van een onderwerp nodig is in
die gevallen waarin van een verschijnsel een terugwerking
(..feedback”) op de betrokken wetenschap en haar uitkomsten
uitgaat van niet-verwaarloosbare omvang. Zelfs dan nog kan de
pretentie van de economische wetenschap slechts zijn zich bezig
te houden met de economische aspecten van het verschijnsel in
kwestie. Deze kunnen echter van voldoende omvang zijn om de
besluitvorming in de praktijk te bei’nvloeden. Wij zullen van het
proces van de internalisering en van het criterium daarvoor enkele andere voorbeelden bespreken ter verdediging van onze
nieuwe internalisering.

Voor eventuele niet-economen onder de lezers van dit betoog
lijkt het gewenst dat in ‘t kort wordt uiteengezet, waarmee de
economische wetenschap zich bezighoudt en wat dientengevolge
de economische aspecten van oorlogvoering en de voorbereiding
daartoe zijn.
Om te beginnen is de economic een wetenschap en dit houdt in
dat de wijze waarop zij uit gegeven elementen (data) conclusies
trekt geen irrationele schakels mag bevatten, of irrationele elementen mag toevoegen. Voorbeelden van zulke irrationaliteiten
in oorlogvoering zullen in wat volgt ter sprake komen.
Een eerste grondbegrip van de economische wetenschap is het
menselijk welzijn, ook wel bevrediging of nut genoemd: in dit
opzicht zullen deze drie woorden als synoniemen worden gebruikt. Het economische aspect van het menselijk handelen
wordt ook wel uitgebeeld als het handelen van de ,,homo economicus” — die dus een verschraald aftreksel is van de werkelijke
mens. (Sommige werkelijke mensen lijken echter buiten hun gezin en vriendenkring tamelijk veel op dit aftreksel.)
Het welzijn hangt af van een aantal determinanten (bij wiskundige behandeling ook wel argumenten genoemd; waarbij dit
woord niets te maken heeft met de gewone betekenis van elementen ener redenering of dialoog). Tot die determinanten behoren
de hoeveelheden voedsel, kleding, andere bescherming, en cultuurgoederen per tijdseenheid verbruikt en ook de bevrediging
verkregen uit arbeid, om er enige te noemen. Er is echter wel goede grond om bij sommige dezer determinanten een onderscheid
te maken tussen een natuurlijke component en een kunstmatige,
omdat in de huidige samenlevingen een aantal behoeften wordt
..aangepraat”, soms op zeer uitgesproken wijze. Bedrijfskundigen kennen dit onderwerp; nog onlangs is het zeer opvallend behandeld door Woo 1) in bedrijfskundige toepassing. Een indrukwekkende discussie over welzijn zonder dat er een econoom

172

1) H.K.H. Woo, The unseen dimensions of wealth, Victoria Press, Fremont (CA), 1984.

aan te pas kwam, is te vinden bij Baerends, Groen en-De Groot

ingenieur vaak niet interesseerden, zoals substitutie-elasticitei-

2). De geheel aparte welzijnsdeterminanten die bij oorlogvoering een hoofdrol spelen en met het woord patriotisme of nationalisme kunnen worden aangeduid, hebben een hoog gehalte
van kunstmatigheid. Wij komen daarop later terug.
Een tweede grondbegrip dat in de economische wetenschap
een rol speelt is schaarste; het verschijnsel dat er van een aantal
goederen, diensten en bekwaamheden minder aanwezig is dan er
begeerd wordt, waardoor er aan het welzijn grenzen worden
gesteld. Een der later te bespreken recente internaliseringen van

ten, homothetie enz. Leontief 3) en Boon 4), ieder op een eigen
wijze, hebben de samenwerking met de ingenieurs verdiept.
Het ruimtelijk aspect is ten dele ook al lang geleden belicht, in
het bijzonder door Duitse economen (b.v. Losch 5)), maar recenter op verdiepte wijze door Amerikanen en Nederlanders
(Bos, Klaassen, Nijkamp, Paelinck). Blijkens. de bespreking
door Nijkamp 6) van het boek van Ponsard 7) is in dit laatste een
goed overzicht van deze tak van economic te vinden.
De rol van het onderwijs en wat nu als menselijk kapitaal bekend is, is, voor zover mij bekend, door Mincer 8) het eerst aan
de economische wetenschap toegevoegd, waarna er hier te lande

de economic heeft te maken met de ,,nieuwe schaarsten”, het
schaars geworden zijn van zuivere lucht en zuiver water.

Als een derde grondbegrip zou ik nog willen toevoegen dat van

door Hartog 9) een aanzienlijke verdieping aan is gegeven en, na

produktieprocessen: het voortbrengen, met behulp van produktiefactoren (natuurlijke hulpbronnen, arbeid en kapitaal), van
(eind)produkten, met behulp waarvan het welzijn kan worden
verhoogd. Laten wij daarbij het begrip produktieprocessen zo

De Wolff en Van Slijpe 10), aansluiting is gevonden bij onderwijssociologen als Husen e.a. in Zweden en Dronkers 11) in
Nederland.
Een der recente en in belang sterk toenemende internalisaties
is die met de ecologie en ethologie (Hueting 12)), waardoor aansluiting werd verkregen met biologic en andere natuurweten-

ruim mogelijk interpreteren en in elk geval daartoe ook rekenen
leerprocessen, formele (onderwijs) en informele. In dit artikel
zullen wij ook de mogelijkheid openhouden dat oorlogvoering
een produktieproces zou kunnen zijn. Reeds zijn wij er aan gewend dat er naast produktie ook contraproduktie voorkomt
(vandalisme, vervuiling). Bij het leerproces is een belangrijk begrip – voor ons onderwerp – dat van erfelijke eigenschappen.

De economische wetenschap onderzoekt, hoe de schaarse goederen, diensten en bekwaamheden met behulp van produktieprocessen het menselijk welzijn het hoogst kunnen maken binnen de restricties waaraan menselijk handelen onderworpen is.
De terugwerking van oorlogvoering op bepaalde conclusies
van de economische wetenschap – b.v. op de aanbevelingen
voor een optimale politiek – is zeer duidelijk. Oorlogen hebben
een toenemende sterk negatieve invloed op het welzijn; zij leggen
een enorm beslag op schaarse middelen en zij vormen het grootste voorbeeld van contraproduktie.
Dat is niet altijd zo geweest, maat wel al veel langer dan de
voor oorlogvoering verantwoordelijken denken. We moeten
waarschijnlijk tot de Kruistochten teruggaan om met enige
grond te kunnen beweren dat met geweld een positieve bijdrage
tot het welzijn werd geproduceerd. De welzijnsdeterminanten
die toen tot die uitkomst bijdroegen, kunnen worden aangeduid
met de lust tot vechten, de voldoening van een overwinning en
het verdedigen of zelfs verbreiden van het christelijk geloof.
De bijdrage tot het menselijk welzijn is in steeds versneld tempo tot sterk negatief veranderd als gevolg van: a. het vallen van
slachtoffers bij non-combattanten; b. de invoering van de
dienstplicht voor mensen die niet van vechten hielden; en c. de
technische ontwikkeling, waardoor b.v. een strijder zijn slachtoffers niet eens meer ziet en, vooral door de komst van de kernwapens, de aanvaller zelf na vrij korte tijd ook slachtoffer
wordt.
Er wordt sedert een eeuw gepoogd om oorlog als middel van
het beslechten van geschillen uit te schakelen. Een der factoren
die dit proces heeft tegengewerkt, is de reeds genoemde kunstmatige component van de welzijnsdeterminant patriottisme, dat
met behulp van onware voorlichting enorm wordt opgezweept.
Onwaar, omdat zij op de een of andere wijze stelt dat het eigen
volk beter, bekwamer of nobeler is dan de tegenstander. Dit kan
niet gelden voor beide kanten en moet dus onwaarheid bevatten.
Recente uitbreidingen van het onderwerp der economic

Uitbreidingen van het veld van onderzoek der economische
wetenschap hebben zich al voorgedaan vanaf het begin van haar
bestaan. Zij hebben zich ook in tel kens weer vernieuwde vorm

vertoond. Voor het doel van dit artikel is het niet nodig om daarop diep in te gaan. Wij beginnen daarom niet te lang geleden,
met het voorbeeld van de verdiepte studie van de produktieprocessen, waarbij door de techniek een grote rol wordt gespeeld.
De samenwerking en gedachtenwisseling met ingenieurs is een
der hoofdvormen waarin de economic deze gebiedsuitbreiding
tot stand heeft gebracht. De Franse economic is eigenlijk zelfs
door ingenieurs geformuleerd, in tegenstelling tot de Duitse. De
enorme angelsaksische literatuur over produktiefuncties is wel
wiskundig geformuleerd, maar met de nadruk op aspecten die de
ESB 20-2-1985

schappen.
Positieve economie van de oorlogvoering

De oorlogvoering is al geruime tijd onderwerp geworden van
wetenschappelijk onderzoek, welk onderzoek tegenwoordig met
de naam polemologie wordt aangeduid. Het is van enig belang er
aan te herinneren dat zulk onderzoek al werd gedaan toen er nog
geen kernenergie bekend was. Dit moge worden geillustreerd

met het feit dat Einstein zich al in 1932 met de vraag van het
voorkomen van oorlog bezighield, o.m. in een open brief aan
Freud 13) over de psychologische factoren die het vormen van

een wereldregering bemoeilijken. Reeds in de periode v66r de
tweede wereldoorlog werd het proces van bewapeningswedlopen

bestudeerd.
Nederlands eerste polemoloog is B.V.A. Roling 14), wiens onderwijs en geschriften een aantal verdere beoefenaren hebben
helpen vormen. Enkele bekende Amerikaanse polemologen zijn
A. Etzioni, S, Melman, T.C. Schelling en L.B. Sohn. De bekende econoom O. Morgenstern heeft zich van 1959 af op dit gebied
bewogen.

Het integreren van militaire besluitvorming in de algemene
politieke besluitvorming is met kracht ter hand genomen door
het Wissenschaftszentrum Berlin, met name door K.W. Deutsch
15) en zijn medewerkers. Zij hebben daarbij omvangrijk kwantitatief onderzoek verricht naar de factoren die de frequentie van
Internationale conflicten en hun omvang bepalen, en meer in het

2) G.P. Baerends, J. J. Groen en A.D. de Groot, Over welzijn. Van Loghum Slaterus, Deventer, 1978.
3) W. Leontief, Essays in economics, Oxford University Press, 1966.
4) O.K. Boon, Economic choice of human and physical factors in production, North-Holland Publ. Co., Amsterdam, 1964.
5) A. Losch, Die riiumliche Ordnung der Wirtschaft, 2e-druk, Jena,
1944.
6) P. Nijkamp, boekbespreking van C. Ponsard (1983), De Economist,
jg. 132, 1984, biz. 529.
7) C. Ponsard, History of spatial economic theory, Springer, Berlijn,
1983.
8) J. Mincer, A study of personal income distribution, dissertatie, Columbia University, 1957.
9) J. Hartog, Personal income distribution, Martinus Nijhoff,
Boston/Den Haag/Londen, 1981.
10) P. de Wolff en A.R.D. van Slijpe, The relation between income,
education and social background, European Economic Review, 1973.
11) J. Dronkers en U. de Jong (1978), Jencks and Fagerlind in a Dutch
way, Social Science Information, jg. 18,1978, nr. 4/5, biz. 761-81.
12) R. Hueting, New scarcity and economic growth, North-Holland,
Amsterdam, 1974.
13) A. Einstein, Open letter to S.Freud (1932), The Federalist, jg.26, nr.
l.juli 1984, biz. 76.
14) B.V.A. Roling, Over oorlog en vrede, De Bezige Bij, Amsterdam,
1963.
15) K.W. Deutsch, Zur Bedeutung von Weltmodellen, WZB Mitteilungen, September 1984, biz. 12-15.
173

algemeen de interdependence van economische en algemeen-

toedienen.

politieke krachten.
De behoefte van de zijde van de economische wetenschap om

van de oorlog) behoeft een omvangrijke empirische toetsing.

De hiervoor geschetste theorievorming (economische theorie

het oorlogsverschijnsel te betrekken in econoraisch onderzoek

Daartoe ontbreekt het geenszins aan het benodigde materiaal.

blijkt uit het feit dat een medewerker van het bekende Ameri-

Wegens de grote invloed op het menselijk welzijn (vooral in negatieve zin) is er een zeer grote hoeveelheid informatie verza-

kaanse economische onderzoeksinstituut Brookings Institution,
M. MccGwire 16), een diepgaande studie aan het vraagstuk van
oorlog en vrede heeft gewijd.
Voor het doel dat met dit artikel wordt nagestreefd is het nuttig om onderscheid te maken tussen twee vormen van economische wetenschap, positieve of analytische en normatieve of politieke. De eerste vprm houdt zich bezig met de verklaring van economische toestanden of processen en de tweede vorm met het
zoeken naar meest gewenste toestanden of ontwikkelingen. De

beide vormen kunnen, indien beoefend met behulp van economische modellen, met hetzeJfde model worden uitgevoerd, door
achtereenvolgens andere van de in het model optredende variabelen als gegeven en als onbekend te beschQuweja. In enkele zeej
eenvoudige toepassingen kan onderscheid worden gemaakt tussen vier soorten variabelen; a. exogene variabelen of data; b.
doelvariabelen; c. instrument- of middelvariabelen; en d. alle
andere variabelen (vgl. Tinbergen 17)). Bij de positieve oif verklarende economic worden naast de exogene variabelen (a) ook
de door de autoriteiten gekozen in^trumentvajiabelen (c) als gegeven aangenomen en zjjn de pnbekenden van het (verklarende)
vraagstuk de doelvariabelen (b) en alle andere variabelen (d). Bij
de normatieve of politieke vorm van de economic zijn naast de

expgene ook de doelvariabelen (a en b) gegeven en de instrumentvariabelen (c) en de overige variabelen (d) onbekend.
Betrekken wij het oorlogsverschijnsel in ons onderzoek, dan
moet de positieve economic verklaren waarom er oorlog wordt
gevoerd of een bepaalde omvang van oorlogsvoorbereiding
plaatsvindt: b.v. de hoogte van de defensiebegroting en de daarmee gefinancierde activiteiten. In de volledigste versie van de,ze
vorm zal men het geh.ee! van alle soevereine staten beschouwen;
er laten zich natuurlijk beperfctere studies als benadering of

meld, zodat het daaraan voorlopig niet zal ontbreken. Bekend is
het materiaal dat periodiek wordt gepubliceerd door het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) en het International Institute for Strategic Studies te Londen.
Enkele der vermoedelijke conclusies waartoe de positieve eco-

nomie van de oorlog zal leiden is dat de omvang van de militaire
sector in kleine landen vrijwel geheel door buitenlandse factoren
wordt bepaald. Het belangrijke krachtenspel is te vinden in en
nabij de twee supermogendheden, de US en de Sovjetunie.
Normatieve economie van de oorlogvoering

Wenden wij ons nu tot de normatieve economie van de oorlog,

dus tot het vraagstuk wat de optimale omvang van de militaire
sector is en met behulp van welke middelen deze kan worden bereikt. Op grond van de zojuist gemaakte opmerking dat het
voornaarnste krachtenspel inzake oorlog en vrede te vinden is in
en nabij de twee supermogendheden, schijnt het doelmatig om

eerst enkele opmerkingen te maken over de daar werkzame
krachten en eventuele alternatieve modellen. Nadien zal, bij wijze van voprbeeld voor de verdere inhoud van de economie van de
oorlog, op enkele thans vaak besproken thema’s worden ingegaan.
Het economische inzicht dat bij het oplossen van het normatieve vraagstuk toegepast op de twee supermogendheden van

doorslaggevend belang zal zijn, is een inzicht dat ook verkregen

voorbereiding denken. Zeer belangrijk zal een onderzoek zijn

is bij de internalisatie van de ruimtelijke dimensie, en dat reeds
optreedt bij de besluitvorming in een hierarchic. Het heeft betrekking op het bestaan van uiteenlopende niveaus van besluitvorming, van zeer lage tot zeer hoge. Lage niveaus of vlakken

waarin als ,,actoren” alleen de NAVO en het Warschau-pact

(..levels”) zijn gezins- of bedrijfshuishoudingan en het hoogste

worden beschouwd.

De normatieve versie onderzoekt welke omvang van het oorlogsvers.chijnsel optimaal is, dus het welzijn van de beschouwde

bevolkingen maximeert onder de natuurlijke restricties die men
meent te moeten aanvaarden.
Voor beide versies van economisch onderzoek is een nadere
precisering van de ,,bedrijfstak” oorlogvoering en -voorbergiding nodig. Daarbij zullen de inzetten (,,inputs”) en afzetten
(,,outputs”) en hun onderlinge verband, de produktiefunctie(s),
moeten worden aangeduid. Tot 4e inzetten behoren wapens en
militair en ander personeel, alsmede grote hoeveelheden informatie. Tot de afzetten behoren eventuele bezettingen of ontruimingen van bepaalde geografische gebieden, doden en gewon-

den onder ingezet personeel en onder de burgerbevolking en verwoestingen, gecombineerd met vervuilingen van atmosfeer, wa-

ter en vaste stoffen. Zowel bij inzet als afzet treden veranderingen in de geestelijke toestand der betrokkenen op, van positief
tot negatief gewaardeerde. Het draagt tot het inzicht bij om twee
hoofdmptieven tot oorlogvpgring te onderscheiden, die wij als
conventionele en ideologische zullen aanduiden. In de situatie na
de tweede wereldoorlog worden door ons met conventionele mo-

tieven de patriottische of nationalistische bedoeld, die de positie
– eventueel de grootte van de machtssfeer – van het eigen land
willen versterken. Met ideologische motieven worden bedoeld
het streven naar een andere sociale orde of het behouden van een
bestaande orde. In casu gaat het om wat in de onnauwkeurige ge-

vlak is dat van de wereld als geheel, dat op het ogenblik als

beshiitvormingsniveau niet bestaat, doch wordt benaderd door
instellingen als de Wereldbank en het Internationale Monetaire
Fonds (IMF). Op het militaire terrein zijn de beslissingen for-

meel in handen van NAVO en Warschau-pact, en staan sterk onder invloed van de twee supermogendheden, die zich beide als
soeverein beschouwen. Voor verschillende voorwerpen van besluitvorming bestaan er optimale besluitvormingsvlakken en deze moeten zo laag mogelijk zijn, doch verwaarloosbare externe

ef fecten hebben. In ons voorbeeld zijn er twee denkbare niveaus,
nl. enerzijds het laagste niveau, dat van de soevereine mogendheden, en anderzijds het niveau van een Wereldveiligheidsorgaan. Dit laatste zou men als een sterk hervormde Veiligheids-

raad van de Verenigde Naties kunnen zien, waarbij de vetorechten zouden vervallen en de Raad zou beschikken over een
Wereldpolitiemacht om de uitvoering van zijn besluiten te verzekeren. Daarnaast zou het Internationaal Gerechtshof zijn taken
behouden.

De alternatieve besluitnemingsvormen zouden in eerste instantie zijn (1) een besluitvorming van twee soevereine staten (of
organisaties als NAVO en Warschau-pact) en (2) een besluitvorming door het Wereldveiligheidsorgaan. Daar alleen bij vorm
(2) geen externe effecten optreden, is deze de optimale. Het is,

met andere woorden, die van de wereldintegratie. Ter ondersteuning van de zojuist uitgesproken stelling kan op heel wat voorbeelden van lagere niveaus worden gewezen, waarbij integratie

bruikelijke bewoordingen communisme versus kapitalisme, cen-

(of federatie) het gebruik van geweld voor het beslechten van ge-

traal geleide versus marktstelsel of dictaturen versus democra-

schillen inderdaad heeft uitgeschakeld. Men denke aan de Verenigde Staten na de burgeroorlog, aan Duitsland en Italic na hun
integratie omstreeks diezelfde tijd, of aan Nederland na de Unie

tieen heet. Bij nadere uitwerking zal de nauwkeurigheid van de
beschrijving der nagestreefde sociale orde moeten worden ver-

groot, en niet weinig.
De afzet (output) van net produktieproces is naar zijn a,ard een

publiek ,,goed” en de besluitvorming erover zal weinig gebruik
maken van marktkrachten. De voorbereiding zal een grote hoeveelheid informatie van de hiervoor genoemde kunstmatige

sport, anders gezegd propaganda, produceren en de ook al genoemde geestelijke toestand een sterke kunstmatige component
174

16) M. MccGwire, Peace and war – the anatomy of an argument,
Coexistence 21, Brookings Institution, 1984, biz. 107-122.
17) J. Tinbergen, Economic policy: principles and design, NorthHolland, Amsterdam, 1956.

Even waarschijnlijk als een Wereldfederatie de oorlogskansen

door een inspectie ter plaatse, die door de Sovjetunie werd afgeWezen. overbodlg werd. Hier heeft rich het nut gemanifesteerd
van de Pugwash-beweging, waarin wetenschapsbeoefenaren van
Oost en West dergelijke vraagstukketi bespreken. Zulke bespre-

sterk zou verminderen, even waarschijnlijk is het niet tot stand

kingen zullen nodig zijn, welke oplossing (die van integratie dan

komen ervan op korte of zelfs middellange termijn, zeg v66r het

wel die van verdragen tussen soevereihe staten) men ook kiest.

van Utrecht. Ook lijkt het niet te gewaagd om de Europese Gemeenschap in staat te achten om een hervatting van Frans-Duitse
oorlogen te beletten, ofschoon enig risico hier nog bestaat.

jaar 2000. En dan zijn wij overgeleverd aan de soevereiniteitsmaniakken 18) en de ingewikkelde processen die zij prefereren. Deze bestaan uit het afsluiten en de naleving van verdragen, waarvan SALT I en ABM-verdrag de bekendste zijn en waaraan nu

de door de US en de Sovjetunie aangewezen onderhandelaren er
een aantal zouden kunnen toevoegen; naar de mening van president Reagan niet binnen vier jaar. Dit brengt ons met onze voeten op de grond en concentreert onze aandacht op de ingewikkelde dynamica van deze processen, waaraan de polemologen al

heel wat geestelijke energie hebben besteed, terwijl nog veel meer
geestelijke energie aan de twee zijden wordt gestoken in de uitvinding van nieuwe vernietigingstechnieken. Ter illustratie van
waarmee de soevereiniteitsgedachte ons opscheept noem ik en-

kele begrippen die nodig zijn om de dynamica van een bewapeningswedloop en van onderhandelingen over bewapeningsvermindering te begrijpen, om haar daarna te beinvloedeh.

Een eerste begrip is de onzekerheid die beide partijen hebben
omtrent elkaars doelstellingen: zijn deze offensief of defensief
en hebben zij betrekking op nationalistische dan wel ideologische doelen (in de zin zoals hierv66r gedefinieerd)? Zijn offensieve en defensieve doelen te onderscheiden, als sommigen zeggen ,,de beste verdediging is de aanval”? Kan een defensief doel
worden gedemonstreerd door de wapenkeuze, zoals voorstanders van ,,geruststelling” bepleiten? (MccGwire).
Als de andere partij van offensieve doelen verdacht wordt,
kan dat een defensieve eigen voorkeur veranderen in het ,,voor
alle zekerheid” toeslaan (,,preemptive first strike”)? Dit is een
eerste illustratie van de begrippen labiliteit tegenover stabiliteit

van een bewapeningsevenwicht. Stabiele wederzijdse afschrikking (..deterrence”) kan door een technische ontwikkeling

(..star wars”) labiel worden. Onzekerheid kan ook worden geschapen door met opzet onjuiste voorlichting over de voorsprong van de andere partij (MccGwire).

Als vertrouwenwekkende maatregelen ter geruststelling van
de andere partij ziet men, behalve de soort wapeneh, ook studies
over conversie, d.w.z. de mogelijkheid van omschakeling van
oorlogs- op vredesproduktie. De Verenigde Naties hebben de ledenlanden verzocht daarover studies te verrichten; natuurlijk

was Zweden weer het eerste land dat zo’n studie uitvoerde 19).
Kernwapens hebben aan de ene kant de risico’s ongelooflijk

vergroot, maar, als hun uitwerkingen worden begrepen, ook positieve kanten. Zij treffen, op iets langere duur, ook de aanvaller. McNamara 20) concludeert dat zij militair, Bundy 21) dat zij
diplomatiek onbruikbaar zijn. Alva Myrdal 22) betoogt dat het
streven naar evenwicht (of het spreken over het potentieel van
elk der partijen) zijn zin verliest als men de bevolking van de tegenpartij meer dan eens kan doden. Het verlangen om ,,uit een
positie van sterkte te onderhandelen” verliest dan zijh zin, terwijl het bovendien onmogelijk is dat beide partijen cell positie
van sterkte hebben. Velen hebben het nieuwe denken dat de

Enkele zeer Voof lopige c6nchisies mogeh-onze zeer schetsma-

tige bespreking van de normatieve versie van de economic van de
oorlOgvoering afsluiten. De vefwez&ilijking van een optimale
omvang van de militaife sector, nl. e’en zeer ved kleinere omvang, kan worden nagestreefd door het afsluiten van verdragen
tussen soevereine staten, in hoofdzaak de US en de Sovjetunie.
Dit is een methode die in beginsel ingewikkelder is en langs labiele evenwichten kan voeren. Zij zal daafdoor ook minder systematisch, minder recht op het doel af verlopen, en langer duren,

omdat het aantal vrijheidsgraden groter is. Bij het afwegen van
concessies moet aan beide zijden bedacht worden dat het verlies
aan welzijn als gevolg van een oorlog zeer veel groter is dan de
verliezen van welzijn als gevolg van welke eoncessies zonder oorlog dan ook.

,De verwezenlijking van het optimum kan ook worden nagestreefd doof integratie, in het bijzonder door het oprichten van
een Wereldveiligheidsorgaan. Ofschoon deze methode uiteraard
zeer veel elemehten g’emeen heeft met de eerstgenoemde – vrijwel dezelfde vraagstukken zullen ter sprake komen – is de mogelijkheid om rechter op het doel af te gaan en tijd te winnen groter. Misschien kan dit worden geillustreerd aan de hand van een

ervarirtg bij de onderhandelingen over het nieuwe zeerecht opgedaan. Deze onderhandelingen begonnen met de aanbieding van
een aantal (tussen de vijf en tien) concurrerende ontwerpteksten, ingediend door verschillende delegaties of groepen van
delegaties. Een initiatief van de voorzitter om uit al deze teksten
den ,,informele onderhandelingstekst” samen te stellen betekende het ei van Columbus om de efficientie van de onderhandelin-

gen te verhogen. Het is een goed voofbeeld van wat een meer
systematische aanpak betekent.
Bij het proces van een integratie zal ook een veelheid van economische onderwerpen ter sprake korhen, die ten dele ook de
noodzakelijke integratie op andere gebieden ten goede zullen komen, b.v. die op ecologisch tsrrein. Gezien in net bredere’ kader
van wat er in de toekomst moet’gebeuren, betekent dit ook hogere efficientie.
De integratie zal mede worden bevorderd vanuit een aantal
reeds bestaande niet-gouvefnementele organisaties (NGO’s).
Aan het adres van deze of ganisaties zal een integratie van henzelf
een der eerste aanbevelingen zijn. Dat zal de gezamenlijke invloed zeer verhogen.
Tot slot moge toegevoegd worden dat dit opstel een oprofcp
vomit aan de economische professie om een ded onzer krachteti
te geven aan een nieuw hoofdstuk van ons vak.

J. Tinbergen

kernwapens nodig maakten, nog niet geleerd! De eerste stappen
door McNamara en Kennan aanbevolen worden dienovereen-

komstig bedordeeld. Siccama 23) herinnert er ons aan dat de
conventionele wapens in vernietigingskracht ook sterk toegenomen zijn. Zij waren reeds in 1914 naar mijn smaak misdadige
vormen van politiek (denk aan de loopgraven bij leper), en zijn
het dan nu nog vele malen meer. Toch blijft er het verschil van
het stralingsgevaar dat de menselijke genen bedreigt.
De beschrijving van het bewapenings- en een ontwapenings-

proces door de polemologen, waarbij de genoemde begrippen
een rol spelen, is een moeilijke opgave en een nog lang niet voltooide. De economische wetenschap zal er ongetwijfeld nog aanzienlijk door worden verrijkt. Wij beeindigen onze voorlopige
schets met het noemen van een nog niet genoemd deelproces van

de optimale orde, dat van de controle van de naleving van een
verdrag of van besluiten van een Wereldveiligheidsorgaan. Zoals bekend, is een der reeds aanvaarde verdragen, het verbod van
bepaalde proefnemingen met nieuwe wapens, mogelijk geworden door een ontwikkeling in de toegepaste natuurkunde, waarESB 20-2-1985

18) Ik veroorloof mij deze uitdrukking, omdat voorstanders van soevereiniteit vaak denken dat een soevereine staat zijn lot ,,in eigen hand”
houdt. Dit is niet waar en de voorkeur voor soevereiniteit heeft dus een
irrationele (wetenschappelijk onjuiste) component.
19) Inga Thorsson, In pursuit of disarmament. Conversion from military to civil production in Sweden, 2. vol. mSftab/gotab, Stockholm, 1984.

20) R.S. McNamara, What the US can do, Newsweek, 5 decefhber 1984,
biz. 114-118.

21) McGeorge Bundy, Atomic diplomacy reconsidered, Bulletin of the
American Academy of Arts and Sciences, jg. 38, 1984, nr. 1, biz. 25-44.
22) Alva Myrdal, The game of disarmament, Pantheon Books, New
York, 1976.

23) J.G. Siccama, be voorlaatste oorlog overdoen?, Internationale
Spectator, jg. 38, 1984, biz. 445-448.

175

Auteur