Ga direct naar de content

De cao-structuur in de Nederlandse Industrie (II)

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 16 1983

De cao-structuur in de
Nederlandse Industrie (II)
Achtergronden van de ontwikkelingen in de cao-structuur
DR. M. J. HUISKAMP *
In het eerste deel van dit artikel, dat vorige week verscheen, werd vastgesteld dat in de Industrie
verschillende cao-structuren kunnen worden onderscheiden. In sommige bedrijfstakken
domineren ondernemingscao’s, in andere bedrijfstakcao’s. Soms spelen beide een
vooraanstaande rol. De concerncao is in opkomst maar niet overal. In een enkel geval neemt dit
type cao juist in betekenis af. In dit tweede deel worden de achtergronden van deze
ontwikkelingen belicht. Als belangrijkste verklarende factoren wijst de auteur op het proces van
concernvorming, verschillen in de ontstaansgeschiedenis van de arbeidsverhoudingen in
bedrijfstakken en de bijzondere interrelaties tussen cao’s uit sommige bedrijfstakken. Het derde
en laatste deel van deze artikelenreeks, dat volgende week in ESB verschijnt, zal gewijd zijn aan
de implicaties van de bevindingen voor vraagstukken als (de)centralisatie van de
arbeidsverhoudingen, het overleg over werkgelegenheid en investeringen, en loondifferentiatie
en koppelingsmechanismen.
Inleiding
Veranderingen in aantallen ondernemingscao’s en bedrijfstakcao’s en de aantallen daaronder vallende werknemers hebben
een belangrijke invloed uitgeoefend — zoals beschreven in deel
I in ESB van vorige week — op de ontwikkeling van de caostructuur in de Nederlandse industrie. Vooral de concerncao’s
zijn opgerukt, maar niet overal. Grote bedrijfstakcao’s houden
stand en winnen soms zelf weer terrein. In dit deel wordt een
aantal achtergronden van de ontwikkelingen in de cao-structuur
uitgediept.
De achtergrond van de opkomst van de concerncao wordt belicht door in te gaan op de betekenis van het proces van concernvorming in de onderscheiden bedrijfstakken en sectoren voor de
cao-vorming. Vervolgens wordt — door de werking van bedrijfstakcao’s aan de orde te stellen — ingegaan op de vraag waarom
de ontwikkeling van grote bedrijfstakcao’s en van concerncao’s
binnen een cao-gebied met elkaar op gespannen voet staat. Beide
punten werpen licht op de verhouding tussen en de mogelijkheden tot cao-vorming op bedrijfstakniveau en ondernemingsniveau binnen een bedrijfstak, gezien als een cao-gebied van op elkaar in werkende cao’s. Daarnaast wordt ook aandacht geschonken aan de relatie tussen grote bedrijfstakcao’s en concerncao’s
uit verschillende cao-gebieden d.w.z. in de industrie opgevat als
een groot cao-gebied.
Inzicht in vooral de betekenis van het proces van concernvorming en de werking van de bedrijfstakcao voor de ontwikkeling
van cao’s levert een bijdrage aan de verklaring van de cao-structuur. Er zijn natuurlijk veel meer factoren die daarop van invloed zijn, te veel om op basis van dit empirische onderzoek op
te noemen. Toch wordt dit tweede deel afgerond met een aanzet
tot een verklaring van de cao-structuur in de Nederlandse industrie in een historisch perspectief. In het derde en laatste deel van
deze artikelenreeks, dat volgende week in ESB verschijnt, worden de beleidsimplicaties van de hier gedane bevindingen besproken.
Concernvorming en cao-vorming
Hoeveel concerns in de industrie sluiten een cao af en zou het
feit dat er in een aantal sectoren/bedrijfstakken geen concern154

cao’s zijn, iets te maken hebben met de afwezigheid van concerns
in die bedrijfstakken of sectoren? Op deze vragen kunnen we
licht werpen door het aantal concerns met een eigen cao te plaatsen tegenover het aantal concerns in de industrie. Dit is gedaan
aan de hand van een overzicht van HetFinancieeleDagbladvan
de grotere ondernemingen in Nederland. Gekeken is naar industriele ondernemingen die meer dan 1.000 werknemers in dienst
hebben 1). Dit waren in totaal 116 ondernemingen. Deze vertegenwoordigen maar een fractie van het totale aantal ondernemingen in de industrie, maar hebben wel ca. % van het aantal
werknemers in de industrie in dienst en zijn in bijna alle sectoren/bedrijfstakken werkzaam. Van deze 116 ondernemingen
heeft een minderheid van 41 een eigen cao. Deze minderheid
verschaft niettemin een aanzienlijk deel van de werkgelegenheid
in de industrie: ca. een derde.
Hoe zijn deze 41 en de 75 overige ondernemingen verspreid
over de bedrijfstakken? In de bedrijfstakken waar ondernemingscao’s geen rol spelen, hebben de grote ondernemingen natuurlijk
ook geen eigen cao. In de bedrijfstakken waar alleen ondernemingscao’s aanwezig zijn, hebben bijna alle grote ondernemingen een eigen cao. In de bedrijfstakken waar zowel ondernemingscao’s als bedrijfstakcao’s aanwezig zijn, valt op dat een aantal
van deze bedrijfstakken zowel sectoren kent waar bijna alle grote
ondernemingen een eigen cao hebben als sectoren waarin bijna
geen enkele grote onderneming een eigen cao heeft. De resultaten van de analyse zijn samengevat in de label.
In deze tabel is voor de periode 1973-1977 de samenhang aangegeven tussen de cao-structuren, de bedrijfstakken/sectoren die
er onder te brengen zijn, en de mate waarin ondernemingen met
meer dan 1.000 personeelsleden een eigen cao hebben. Er is een
vrij scherpe tweedeling tussen bedrijfstakken/sectoren waar wel
alle grote ondernemingen een eigen cao hebben en die waar bijna
geen enkele een eigen cao heeft.

* De auteur is werkzaam bij de Commissie voor Ontwikkelingsproblematiek van Bedrijven (COB) van de Sociaal-Economische Raad. Het in dit

artikel gepresenteerde onderzoek is op persoonlijke titel verricht.
1) Het Financieele Dagblad, overzichten van 1973 en 1977 over de omzetcijfers en werkgelegenheid bij de grotere ondernemingen in Nederland.

Tabel. Samenhang tussen cao-structuur en het voorkomen van
ondernemingscao ‘s in ondernemingen met meer dan 1.000 werk-

nemers
Cao-structuur met: Bedrijfstakken

Sectoren

Concerncao’s

staalindustrie
elektrotechnische
Industrie
koffie/thee
meel/brood
aardewerk
glas

olieindustrie
chemische Industrie
rubber- en kunststofverwerkende Industrie

Concerncao’s
en enkeivoudige
sectorcao’s

Mate waarin ondernemingen met ^ 1.000 werknemere een eigen cao hebben

veau van concerns of divisies en anderzijds zijn er werkmaatschappijen die hun bevoegdheid om cao’s af te sluiten verliezen.
groot

meer gevallen over een eigen cao. Het aantal kleinere zelfstandige ondernemingen die hun cao-bevoegdheid verliezen als ge-

groot
groot

volg van opname in een concern is in de jaren 1970-1977 beperkt. Dit wijst er op dat de concernvorming in vele gevallen
voor 1970 gestalte heeft gekregen, maar pas na 1970 is doorge-

Industrie voor bouwmaterialen, aardewerk
englas

afhankelijk van de
sector

voedings- en
genotmiddelenindustrie

afhankelijk van de
sector

hout- en meubelindustrie
GeTnlegreerde
bedrijfstakken c.q.
meervoudige
sectorcao’s

groot

grafische Industrie
textielindustrie
confectieindustrie
schoen- en lederindustrie
overige metaalverwerkende Industrie

Het verlies van deze bevoegdheid staat in het teken van de
overgang van een zelfstandige werkmaatschappij in een gedegradeerde werkmaatschappij. Het is een ontwikkeling die zich bij
werkmaatschappijen van buitenlandse concerns niet voordoet:
als zelfstandige werkmaatschappijen beschikken zij in steeds

groot

papier- en papierwarenindustrie
drankindustrie
tabakindustrie

Meervoudige
sectorcao’s en
concerncao’s

waarin een onderneming en haar directie over zelfstandige functies resp. bevoegdheden beschikt. Voor dit onderzoek is van belang waar in een concern de bevoegdheid ligt om een cao af te
sluiten. Concern- en filiaalvorming weerspiegelen zich in de caovorming. Enerzijds zien we het ontstaan van grote ondernemingscao’s door ,,fusies tussen” en ,,overnamen van” cao’s op het ni-

zuivelindustrie
suikerindustrie
vleestndustrie
groente en fruit
steen en beton

klein

werkt in de cao-vorming.

Toch werkt de concernvorming niet zo rechtlijnig door in de
cao-vorming als bovenstaande wellicht suggereert. Daar zijn een
aantal oorzaken voor. Ongetwijfeld heeft de vorming van concerncao’s er ook toe geleid dat werkmaatschappijen de bedrijfstakcao waaronder ze eerst vielen, verlaten hebben voor de concerncao. Het aantal werknemers onder een concerncao is echter
altijd veel lager dan het aantal werknemers in een concern, ook

als men rekening houdt met hoger personeel dat niet onder een
cao valt en het aantal werkmaatschappijen met een eigen cao.

Bovendien is ondanks de ontwikkeling van concerncao’s de daling van het aantal werknemers onder bedrijfstakcao’s toch minDe aanwezigheid van ondernemingen met meer dan 1.000
personeelsleden is natuurlijk een grove maatstaf om concernvorming te meten 2); er zijn natuurlijk verschillen in de mate waarin concernvorming in bedrijfstakken/sectoren zich voordoet, die
in deze maatstaf niet tot uitdrukking komen. Om dit bezwaar te
ondervangen wordt nu dieper op het proces van concernvorming
en de betekenis daarvan voor cao-vorming ingegaan.

Concernvorming en filiaalvorming

der groot dan men zou mogen verwachten op grond van het aantal werknemers dat in deze concerns werkzaam is. Dit komt om-

dat werkmaatschappijen, ook al is er een concerncao, veelal onder bedrijfstakcao’s blijven vallen. Oorzaken daarvoor kunnen
zijn: het caobeleid van concerns, de mate waarin een onderneming een volledige dochter is, de mate waarin de activiteiten van
de dochter passen in de hoofdactiviteit van een concern of/en de
historisch gegroeide situatie.
Het onderscheid tussen concern- en filiaalvorming is niet alleen van belang voor de ontwikkeling van ondernemingen, maar
ook voor die van sectoren. De concernvorming in een sector kan

Het Week dat in de jaren 1970-1977 het aantal werknemers

zijn beslag krijgen in degradatieprocessen. Er is dan geen enkele

onder een ondernemingscao sterk is toegenomen. Deze toename

moedermaatschappij in een sector aanwezig, terwijl er wel werkmaatschappijen met 1.000 en meer werknemers kunnen voorko-

kwam tot stand door toename van het aantal grote-ondernemingscao’s, dat wil zeggen cao’s van ondernemingen met meer
dan 1.000 werknemers. Deze grote-ondernemingscao’s zijn getypeerd als concern- en divisiecao’s., Ook de cao’s van buitenlandse werkmaatschappijen namen in aantal en aantal betrokken
werknemers toe, wat niet gezegd kan worden van cao’s van Nederlandse werkmaatschappijen en van kleinere zelfstandige ondernemingen. Zij namen in betekenis af.
De concerncao’s zijn voor een groot deel voortgekomen uit ondernemingscao’s van voorheen zelfstandige ondernemingen,
maar vooral van werkmaatschappijen van concerns. De ontwik-

men. Het is aannemelijk dat deze grote werkmaatschappijen onder concerncao vallen of onder de desbetreffende bedrijfstakcao.
Concernvorming is niet alleen een proces dat in betekenis toeneemt, zoals we geneigd zijn te denken. In de papierindustrie
verdwijnen thans als gevolg van de economische stagnatie zelfs
concerns en belangrijke onderdelen van concerns (b.v. Van Gel-

der). Dit heeft ongetwijfeld invloed op de ontwikkeling van typen cao’s en aantallen daarbij betrokken werknemers. In dit geval zal naar alle waarschijnlijkheid een daling van aantallen

kelingen bij een beperkt aantal, met name grote Internationale

concerns, hebben een beslissende invloed gehad op het bovenstaande beeld. Ten eerste gaat het om concerns die al voor 1970
bestonden, maar pas in de jaren 1970-1977 overgaan tot het afsluiten van een eigen concerncao. Binnen sommige van deze
concerns beschikte voor 1970 slechts een enkele werkmaatschappij over een eigen cao, binnen andere sloten de meeste
werkmaatschappijen reeds een eigen cao af. Bij het tot stand ko-

men van de concerncao’s werden de cao’s van de werkmaatschappijen gei’ntegreerd. Ten tweede zijn er concerns die al voor
1970 over een eigen concerncao beschikten en die in de jaren

daarop hun bestaande cao steeds hebben gei’ntegreerd met die
van nieuwe fusiepartners.

In zijn studie over fusies en deelnamen onderscheidt Koot
concernvorming van filiaalvorming 3). Van concernvorming is
sprake wanneer ondernemingen tot concerns of divisies zijn uitgegroeid waarin een groot aantal bedrijfsfuncties is geconcentreerd. Van filiaalvorming is sprake bij degradatie van overgenomen ondernemingen tot zelfstandige werkmaatschappijen en
vervolgens tot werkmaatschappijen met louter een produktie-

functie. Koot beschrijft concernvorming in termen van de mate
ESB 16-2-1983

2) Bij het vaststellen van de mate waarin concerns over een eigen cao beschikken aan de hand van de overzichten van Het Financieele Dagblad
kunnen een paar kanttekeningen geplaatst worden:
— het jaar 1973 is gekozen als berekeningsjaar, omdat gegevens over

1971-1977 op zich niet als vergelijkingsmateriaal kunnen worden gebruikt. Wel is 1977 bij het ,,tussenjaar” 1973 betrokken;
— in een tweetal bedrijfstakken is er slechts een onderneming met meer
dan 1.000 werkzame personen, zodat de basis voor een pertinente uitspraak smal is;

— in de bedrijfstakken en sectoren waar concerns niet over een eigen cao
beschikken, is er in een beperkt aantal in de periode 1973-1977 sprake van een duidelijke afname van de werkgelegenheid bij deze con-

cerns. Een aantal duikt zelfs onder de grens van 1.000 werknemers.
Daar staat tegenover dat in de meeste andere van deze bedrijfstakken

en sectoren wel sprake is van grote (ook zeer grote) concerns die tussen
1973 en 1977 qua werkgelegenheid niet aan betekenis inboetten.
3) W. Koot, Concernvorming en zeggenschap over ondernemersbeslissingen, in: A. W. M. Teulings, Herstructurering van de Industrie, Alphen
aan den Rijn, 1978, biz. 111-137. Koot deed een onderzoek naar concernvorming in de cacao/chocolade-industrie, de papierindustrie, de farmaceutische Industrie en de elektrotechnische Industrie. Als we kijken
naar de cao-structuur in deze bedrijfstakken, dan blijken deze opvallende
overeenkomsten te vertonen met de concernvorming en filiaalvorming in

dezelfde bedrijfstakken/sectoren.

155

werknemers onder grote ondernemingscao’s optreden. In de
hout- en meubelindustrie bij voorbeeld wonnen de grote bedrijfstakcao’s in de jaren zeventig aan betekenis t.o.v. de grote ondernemingscao’s. De ontmanteling van Bruynzeel zal dit proces ongetwijfeld versnellen.
De economische stagnatie leidt in een aantal gevallen tot ontmanteling van concerns en in het kielzog daarvan tot de ontbinding van grote ondernemingscao’s. De keerzijde van deze ontwikkeling is dat de kleine-ondernemingscao, zij het als cao van

een kleinere zelfstandige onderneming of van een werkmaatschappij, weer aan betekenis wint. Ontbinding van cao’s kan ook
het gevolg zijn van het cao-beleid van ondernemingen of vak-

drijven die boven de minima zitten, geldt de cao niet, ook niet
als norm of richtsnoer., Deze bedrijven kunnen een volledig
eigen arbeidsvoorwaardenbeleid voeren en dienen een eigen
cao te sluiten. De resultaten van deze ondernemingscao’s
kunnen geringer zijn, dan die van de bedrijfstakcao’s. Pas als
na een aantal cao-ronden de loonschalen van zo’n onderneming beneden de minima dreigen te komen, wordt de bedrijfstakcao weer van toepassing. De bedrijfstakcao functioneert
als een veiligheidsnet. Het is overigens wel zo dat de wijzigingen in de schaalbedragen in alle ondernemingen gebruikt worden als basis voor de berekeningen van toeslagen voor overwerk e.d.

bonden. Zo is het mogelijk dat, als concernleidingen er toe over-

gaan om werkmaatschappijen meer zelfstandigheid te verlenen,
het afsluiten van cao’s weer aan de leidingen van werkmaatschappijen toevalt. Ook de vakbonden kunnen, als er op concernniveau geen resultaten bij de cao-onderhandelingen te behalen zijn, er op aansturen met werkmaatschappijen waar bij voorbeeld de organisatiegraad hoog is, te onderhandelen om zo de beoogde doelen te bereiken 4).
Enerzijds hebben we gezien dat concernvorming in een aantal
bedrijfstakken en sectoren gepaard ging met het ontstaan van
concerncao’s. Anderzijds werd geconstateerd dat in een sector/bedrijfstak waar concernvorming haar beslag krijgt in degradatieprocessen, geen concerncao’s ontstaan en bedrijfstakcao’s
belangrijk blijven. Voor beide ontwikkelingen bleken plausibele
verklaringen te vinden. Zoals de tabel Het zien, zijn er ook sectoren/bedrijfstakken waarin wel grote concerns voorkomen
maar concerncao’s niet. In de volgende paragraaf zal op dat verschijnsel worden ingegaan.

De werking van bedrijfstakcao’s

Het bleek dat in de jaren 1970-1977 het aantal werknemers
onder een bedrijfstakcao is afgenomen. Deze afname komt grotendeels voor rekening van het gedaalde aantal werknemers dat
onder de kleine-bedrijfstakcao’s ofwel de enkelvoudige sectorcao’s valt. Meervoudige sectorcao’s en gei’ntegreerde bedrijfstakcao’s verloren minder werknemers, m.u.v. cao’s in bedrijfstakken en sectoren waarin de werkgelegenheid sterk daalde. De aanwezigheid van deze twee typen cao’s staat op gespannen voet
met de ontwikkeling van concerncao’s in hun bedrijfstak c.q.
sector. Bij wijze van spreken is, naarmate de bedrijfstakcao meer
gei’ntegreerd is (enkelvoudig, meervoudig, gei’ntegreerd), het corset om de ondernemingen steviger aangeregen en wordt het
moeilijker — ook als het concernvormingsproces zijn beslag
krijgt of heeft gekregen — uit het corset te ontsnappen. Dit insnoeren door de bedrijfstakcao blijkt samen te hangen met de
werking van een cao. Deze wordt in de ,,industrial relations”theorie in Engeland in kaart gebracht met behulp van een onderscheid tussen drie werkingswijzen van bedrijfstakcao’s 5). De indeling is gebaseerd op de mate waarin de bedrijfstakcao geldig is
voor ondernemingen in de bedrijfstak. Onderscheiden worden:
• de standaardcao. De hoogte van de loonwijziging in de loonschalen die in de cao wordt vastgelegd, wordt gevolgd in alle
bedrijven die onder de cao vallen. Er is een vaste relatie tussen

De werking van de bedrijfstakcao in de Britse metaalindustrie
Omdat het empirische gedeelte van dit onderzoek beperkt van
opzet is — er is slechts gekeken naar de aantallen cao’s en de aantallen daarbij betrokken werknemers — wordt voor het verkrijgen van inzicht in de werking van bedrijfstakcao’s gebruik gemaakt van eerder verricht onderzoek in de Britse metaalindustrie. In deze bedrijfstak heeft zich de volgende ontwikkeling voltrokken 6). De Britse metaalcao had in de jaren vijftig en zestig
het karakter van een standaardcao. Midden in de jaren zeventig
vond de omschakeling plaats naar de selectieve cao. Sommigen
menen dat er aanwijzingen zijn dat de metaalcao zich thans ontwikkelt in de richting van een raamcao.
In de onderhandelingen in de Britse metaalindustrie ontwikkelde zich in de jaren vijftig en zestig in grote bedrijven een situatie waarin de arbeidsvoorwaarden in drie trappen werden
aangepast. Dat leidde er toe dat de arbeidsvoorwaarden aan alle
kanten uit het corset van de bedrijfstakcao barstten. De bedrijfstakcao werd een dubbele standaardcao, waarvan de eerste twee
trappen een automatisme werden. In zeer veel bedrijven lagen de
verdiende lonen ver boven de contractlonen. In de eerste trap
werkten de resultaten van onderhandelingen over de standaardcao door in de loonschalen. In de tweede trap werkten de resultaten eveneens door in de al bestaande verschillen tussen de contractlonen en de verdiende lonen. De doorwerking van beide
trappen was een automatisme geworden, zodat de discrepantie
tussen contractlonen en verdiende lonen steeds groter werd.
Maar er was nog een derde trap, nl. de echte onderhandelingen
in het bedrijf over de initiele loonsverhoging boven de resultaten
van de standaardcao.
Werkgevers, maar ook vakbonden (met het oog op de druk op
de onderlinge solidariteit), wilden aan deze situatie een einde
maken: of wel de bedrijfstakonderhandelingen, of wel de bedrijfsonderhandelingen zouden moeten verdwijnen. Een raamcao waarin beide een plaats zouden kunnen vinden, bood geen
soelaas: er was al sprake van aanvullende arbeidsvoorwaarden
per onderneming en ondernemers hadden juist geen behoefte aan
een richtlijn, een vloer op basis waarvan het eigen loonhuis kon
worden omhooggetrokken. De enige manier om de relatie met de
resultaten van de bedrijfstakcao te verbreken, was het afsluiten
van een eigen ondernemingscao. Vele grote ondernemingen gingen hiertoe over en verlieten de werkgeversorganisatie. De bedrijfstakcao leek ten onder te gaan.

loonwijzigingen in de bedrijfstakcao en in de bedrijven. Aan-

vullende arbeidsvoorwaarden zijn in principe niet toegestaan.
Een ondernemingsgewijs arbeidsvoorwaardenbeleid is alleen
mogelijk als de onderneming een eigen cao afsluit;
• de raamcao. Ook hier geldt dat de hoogte van de loonwijziging
in de cao in de bedrijven wordt gevolgd. Het is echter toegestaan perbedrijf aanvullende arbeidsvoorwaarden te regelen.

De resultaten van de bedrijfstakcao zijn een vloer voor de verandering van de arbeidsvoorwaarden, waar een — zij het kleine — verdieping bovenop gezet mag worden. De onderneming
hoeft geen eigen cao af te sluiten om een eigen arbeidsvoorwaardenbeleid te kunnen voeren;
• de selectieve cao. De standaardcao en de raamcao kennen een
algemene geldigheid, de selectieve cao een beperkte. In de bedrijfstakcao gelden namelijk de veranderingen in de loonschalen alleen voor die ondernemingen, wier werknemers zich onder of op het niveau van in het overleg vastgestelde minimale
arbeidsvoorwaarden voor de loonschalen bevinden. Voor be156

4) Philips wilde bij de cao-onderhandelingen 1982 de automatische prijscompensatie afschaffen, waardoor een akkoord over de concerncao uitbleef. De Industriebond FNV ging er vervolgens toe over om in de afzonderlijke werkmaatschappijen van Philips (vooral die met een hoge organisatiegraad) de cao-onderhandelingen op gang te brengen. Kort daarna
werd een cao afgesloten bij Polygram (50%-dochter van Philips) waarin de
prijscompensatie gehandhaafd bleef. Daags daarna kwam de concerncao
tot stand met prijscompensatie. Zonder directe oorzakelijke relaties te
kunnen aanwijzen, lijkt hier een spel aan de gang te zijn geweest waarbij
concern, ,,gedegradeerde” werkmaatschappijen en zelfstandige werkmaatschappijen c.q. zelfstandige ondernemingen tegen elkaar werden uitgespeeld.
5) W. Brown en M. Terry, The changing nature of national wage agreements, Scottish Journal of Political Economy, nr. 2, juni 1978, biz.
119-134. R. F. Elliot, Some further observations on the importance of
national wage agreements, British Journal of Industrial Relations, nr. 3,
november 1981, biz. 370-376.
6) Zie verder M. J. Huiskamp, Shop stewards en arbeiderszeggenschap,
een onderzoek naar arbeidsverhoudingen in de Britse metaaherwerkende
Industrie 1830-1975, Alphen aan den Rijn, 1976.

De oplossing werd gevonden in de z.g. selectieve cao, die een
beperking van de geldigheid van de bedrijfstakcao mogelijk
maakt. Bonden konden de bedrijfsonderhandelingen de ruimte
geven en tegelijkertijd in de bedrijfstakcao de lonen van de lager

zich tot elkaar als kerncao’s. Naarmate de grenzen van een caogebied nauwer gedefinieerd zijn (industrie-bedrijfstak-deel van
een bedrijfstak) is de kans op aanwezigheid van kerncao’s onder
zowel de ondernemingscao’s als de bedrijfstakcao’s kleiner. Bin-

betaalden veiligstellen. Er kwam een veiligheidsnet in de loon-

nen een beperkt cao-gebied verhouden grote cao’s en kleine cao’s

differentiatie, beneden welke een onderneming niet kon vallen.

zich veelal als kerncao’s en satellietcao’s. De beeldspraak van

De grote ondernemingen, waar de bedrijfsonderhandelingen

Frenkel doortrekkend: het cao-gebied industrie is een melkweg-

vooral goed van de grond waren gekomen, konden eigen cao’s afsluiten. De werkgeversorganisatie kon een cao afsluiten die voor
deze ondernemingen geen referentiepunt meer vormden.
Zo is er een formule gevonden, waarin gei’ntegreerde bedrijfstakcao’s en concerncao’s elkaar niet meer uitsluiten. Grote ondernemingscao’s kunnen ontstaan, zonder dat de gei’ntegreerde

stelsel met daarin verschillende cao-gebieden als zonnestelsels.
Tussen differentiatie en uniformiteit
Het belichten van de achtergronden van ontwikkelingen in de

bedrijfstakcao verdwijnt. Die blijft een functie vervullen voor de

cao-structuren van de Nederlandse industrie brengt ons op het

vele kleine bedrijven die geen behoefte hebben aan een eigen cao
en veelal minder betalen.

spoor van factoren die een bijdrage kunnen leveren aan de verklaring van de ontwikkeling van cao-structuren.
Het is niet de bedoeling hier de ontwikkeling van de cao-structuur van iedere bedrijfstak/sector te verklaren. Daarvoor zou het

De ontwikkeling van selectieve cao naar raamcao vindt thans

mogelijkerwijze plaats doordat door de economische stagnatie de
onderhandelingsposities van de vakbonden in concerns verzwakken. De veranderingen in de arbeidsvoonvaarden op bedrijfstakniveau worden dan toch weer een soort richtsnoer
voor de onderhandelingen op bedrijfsniveau.
Daar waar bedrijfstakcao’s als standaardcao een groot deel van
een cao-gebied bestrijken staan zij op gespannen voet met de

ontwikkelingsmogelijkheden van concernscao’s. Concerncao’s
komen niet tot ontwikkeling tenzij de werkingswijze van de bedrijfstakcao verandert.

De dans tussen de kerncao’s

noodzakelijk zijn over meer gegevens te beschikken, bij voor-

beeld over het cao-beleid bij concerns of over andere aspecten
van de cao’s, zoals de inhoud van de cao’s, de speelruimte tussen
het contractloon in de cao en de verdiende lonen in de bedrijven,
het beleid van vakbonden en werkgeversorganisaties, de organisatiestructuren van de cao-partijen. Dergelijke gegevens liggen
niet binnen handbereik en het verzamelen ervan vergt aanvullend onderzoek. Toch wordt hier een eerste aanzet tot een verklaring van de gevonden cao-structuren gegeven. De resultaten
van het reeds verrichte onderzoek naar de cao-vorming in de
Britse metaalindustrie vervult daarbij wederom de rol van souffleur.

De mogelijkheden tot cao-vorming op zowel bedrijfstakniveau

Naast het proces van concernvorming en de werking van de
bedrijfstakcao bleken de volgende factoren van belang:

als ondernemingsniveau binnen een bedrijfstak/sector zijn zoals
uit het voorgaande blijkt beperkt. Het volgend probleem dat aan
de orde komt is de verhouding tussen concerncao’s en grote bedrijfstakcao’s die naast elkaar in de industrie als een cao-gebied
functioneren. Om dit te analyseren is het zinvol het onderscheid
tussen kerncao’s en satellietcao’s te introduceren. Frenkel c.s.
heeft dit onderscheid kunnen introduceren door onderzoek te
doen naar het verloop van cao-onderhandelingen in een aantal

— de historische ontwikkeling van de arbeidsverhoudingen in
de bedrijfstak: vinden de onderhandelingen van ouds plaats
op bedrijfstakniveau of op ondernemingsniveau;
— het beleid c.q. de opstelling van werknemers en werkgeversorganisaties m.b.t. de cao-vorming. Van belang is b.v. of de
vakbonden het accent leggen op bescherming laagstbetaalden, of zij een beleid van decentralisatie voeren, en of de
werkgeversorganisaties een standaardcao stimuleren of juist

bedrijfstakken. Hij heeft daarbij alleen aandacht besteed aan bedrijfstakcao’s 7).
Kerncao’s zijn de belangrijkste cao’s in een bedrijfstak, zij heb-

— de mate waarin de bedrijfstak een geheel vormt naar eindpro-

ben een groot uitstralingseffect en de resultaten van deze kerncao’s worden gevolgd in de cao’s die in het desbetreffende caogebied om de kerncao been cirkelen, de satellietcao’s. In ons onderzoek is geen veldonderzoek verricht, zodat er alleen kan worden gesproken van potentiele kerncao’s. Uitgangspunt daarbij is

de aard van de cao.

De potentiele kandidaten voor kerncao’s

zijn de meervoudige sectorcao’s, de gemtegreerde bedrijfstakcao’s en de concern- en divisiecao’s. In termen van grootteklas-

loondifferentiatie door het afsluiten van ondernemingscao’s;
dukt, grondstof en/of technologie. Heterogeniteit van ondernemingen legt een hypotheek op de mogelijkheden om tot

een (cao)beleid bij de werkgeversorganisatie te komen;
— het niveau van economische activiteit: van belang is of er

sprake is van groei of stagnatie en of er op dit punt grote verschillen tussen de sectoren bestaan. Ook in perioden van
stagnatie zijn er sectoren die groeien en derhalve het zich
kunnen veroorloven hogere lonen te betalen dan de stagne-

rende sectoren.

se: grote-bedrijfstakcao’s (> 10.000 werknemers) en grote-ondernemingscao’s (> 1.000 werknemers). Naar grootteklasse be-

De Nederlandse metaalindustrie

tekent dit dat er in de gehele industrie exclusief de metaalindustrie in de periode 1970-1977 negen kerncao’s waren onder de bedrijfstakcao’s. Onder de ondernemingscao’s steeg het aantal

kerncao’s van 15 tot 31. Het aantal werknemers onder deze kerncao’s steeg van 59,5% naar 63,5%. De overige werknemers vielen
in 1970 en in 1977 onder 304 resp. 308 satellietcao’s.
Het belang van kerncao’s bleek b.v. duidelijk in de onderhandelingen over de volledige doorbetaling van loon bij ziekte. In de
tweede week van maart 1982 werden t.a.v. het ziektegeld resultaten geboekt bij de zuivelcao, de cao voor Niemeijer (tabak,

voedings- en genotmiddelen) en voor Windmill (chemie). In de
derde week kwam de cao Van Nelle-Lassie (voedings- en genotmiddelen), de cao-grootmetaal en de cao’s van Unilever (voedings- en genotmiddelen) en van drie papierfabrieken van Biihrman-Tetterode op het punt van het ziektegeld rond. In de vierde
week werd ten slotte het akkoord in de grafische industrie bereikt.
Wat we zien is een dans tussen kerncao’s. Bijna al deze cao’s
zijn nl. te karakteriseren als grote-bedrijfstakcao’s (c.q. gei’ntegreerde bedrijfstakcao’s of meervoudige sectorcao’s) en groteondernemingscao’s (c.q. concerncao’s en enkele divisiecao’s).

Grote-ondernemingscao’s en grote-bedrijfstakcao’s verhouden
ESB 16-2-1983

Het is opvallend hoe in de Nederlandse metaalindustrie de-

zelfde dynamiek als in de Britse metaalindustrie tot een andere
relatie tussen bedrijfstakcao en arbeidsvoorwaardenbeleid in de
onderneming heeft geleid. In de Nederlandse metaal hebben de
arbeidsverhoudingen zich historisch zodanig ontwikkeld dat er
in feite maar een onderhandelingspositie is: op bedrijfstakniveau. Bovendien is er een andere opstelling en beleid van vakbonden en werkgeversorganisaties: zij zijn veel huiveriger voor
loondifterentiatie dan hun Britse collegae. Vooral de vakbonden
leggen grote nadruk op de onderlinge solidariteit en de positie
van de laagstbetaalden.

In twee sectoren van de metaal die qua eindprodukt, grondstof
en technologie sterk afwijken en waar de concernvorming al
vroeg heel ver is voortgeschreden — de ijzer- en staalindustrie en

de elektrotechnische industrie — ontstaan grote concerncao’s.

7) B. S. Frenkel, A. T. J. M. Jacobs en E. Nieuwstraten-Driessen,, De
structuur van het cao-overleg, Alphen aan den Rijn, 1980. In ons onderzoek is het verloop van cao-onderhandelingen niet bestudeerd, zodat de
uitspraak dat een cao een kerncao is, op een aanname berust.

157

Voor de overige bedrijfstakken in de metaalindustrie heeft de be-

arbeidsverhoudingen op bedrijfstakniveau te regelen. De on-

drijfstakcao voor de grootmetaal het karakter van een raamcao

dernemingscao’s groeien uit tot concerncao’s (b.v. de chemi-

gekregen om tegemoet te komen aan de behoefte van grote ondernemingen om een eigen arbeidsvoorwaardenbeleid te kunnen
voeren. De veranderingen in de bedrijfstakcao gelden vooral in
grote ondernemingen als een vloer waarbovenop een eigen arbeidsvoorwaardenpakket kan worden vastgesteld, Dit leidt sinds
kort tot een expliciet onderhandelingsmoment in de ondernemingen, maar er komt als zodanig geen ondernemingscao tot
stand. Misschien zou men kunnen spreken van een semi-cao.
In deel I werd geconstateerd dat in de jaren zeventig een min-

derheid van de grote ondernemingen een eigen cao hadden (41
van de 116). Dit beeld verandert volledig als we aannemen dat
de grote ondernemingen in de metaalindustrie semi-cao’s heb-

ben. Dan is er sprake van een meerderheid, nl. 70 van de 116.
Zo zien we dat ook in de Nederlandse metaalindustrie door verandering in de werking van de bedrijfstakcao, bedrijfstakcao’s en
arbeidsvoorwaardenpakketten op ondernemingsniveau elkaar
niet hoeven uit te sluiten.
Andere bedrijfstakken
Het is nu ook mogelijk, zonder per bedrijfstak een diepgaande

analyse te plegen, de ontwikkeling van bedrijfstakcao’s en ondernemingscao’s in de Nederlandse Industrie in een drietal hypothesen samen te vatten:

• als een bedrijfstak relatief vroeg in de industriele ontwikkeling

sche industrie);
• als een bedrijfstak vanaf het begin van haar ontwikkeling he-

terogeen is naar eindprodukt, technologie en/of grondstof of
in de schaduw staat van een andere bedrijfstak, komen bedrijfstakcao’s tot stand die in de periode voordat de concernvorming zijn beslag krijgt niet de kans krijgen uit te groeien tot
gei’ntegreerde bedrijfstakcao’s. Als de concernvorming haar
beslag heeft gekregen, ontstaan bij de aanwezigheid van alleen
enkelvoudige sectorcao’s concerncao’s (b.v. de papierindustrie). Bij de aanwezigheid van meervoudige sectorcao’s ontstaat hetzelfde effect als bij gei’ntegreerde bedrijfstakcao’s: er
komen geen concerncao’s in die sectoren die door de meervoudige sectorcao’s in voldoende mate worden gedekt (b.v. de
voedings- en genotmiddelen industrie).

Bovenstaande analyse is niet uitputtend, maar zij levert wel
een bijdrage aan de verklaring van de in de tabel beschreven caostructuren. Aan het slot van dit tweede artikel over de cao-structuur in de Nederlandse industrie is het trouwens van meer belang
de dynamiek van ontwikkelingen te onderstrepen dan een uitputtende opsomming van verklarende factoren te geven. Gebleken is dat aan de ene kant economisch getinte factoren, zoals de
mate van concernvorming en niveauverschillen in economische
activiteit in een bedrijfstak en de heterogeniteit van een bedrijfstak naar eindprodukt, technologie en/of grondstof, ook op het

van een land is ontstaan, lange tijd vrij homogeen is naar

terrein van arbeidsvoorwaarden leiden tot differentiatie tussen

eindprodukt, technologic en/of grondstof en als werkgeversen werknemersorganisaties met name in een periode van stagnatie onderhandelingsposities op bedrijfstakniveau opbouwen en een bedrijfstakcao afsluiten voordat de concernvorming haar beslag heeft gekregen, dan ontwikkelt de bedrijfstakcao zich tot een ge’integreerde bedrijfstakcao. De concernvorming leidt niet tot concerncao’s, ook niet in een periode
van economische groei, omdat op dat niveau door vakbonden
geen onderhandelingsposities zijn opgebouwd (b.v. de grafische Industrie);
• als een bedrijfstak relatief laat in de industriele ontwikkeling
van een land is ontstaan en de concernvorming vroeg haar beslag heeft gekregen, worden met name in een periode van economische groei onderhandelingsposities op ondernemingsniveau opgebouwd voordat de kans aanwezig is geweest om de

ondernemingen. Aan de andere kant wordt — als de gelegenheid
en tijd voor een krachtige institutionalisering van de arbeidsverhoudingen zich heeft voorgedaan — op het punt van de arbeidsvoorwaarden een deken van uniformiteit over de ondernemingen
gelegd. Concernvorming, de werking van de bedrijfstakcao’s en
de relaties tussen kerncao’s en met satellietcao’s vormen zwaartepunten in de dynamiek van differentiatie en uniformiteit. Volgende week zal in deel III de aandacht uitgaan naar de betekenis
van deze conclusie voor de (de)centralisatie van de arbeidsverhoudingen, het overleg over werkgelegenheid en investeringen
en de problematiek met betrekking tot koppelingsmechanismen
en loondifferentiatie.

M. J. Huiskamp

Auteur