Ga direct naar de content

Arbeidsbestel onder druk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 7 1982

Arbeidsbestel onder druk
Hardnekkige werkloosheid,fricties op de arbeidsmarkt,
latente spanningen tussen actieven en niet-actieven, oplopende weerstand tegen herverdeling van inkomens, toenemende aspiraties om zich een plaats in het arbeidsproces
te veroveren, onvrede met de k waliteit van de arbeid en het
onverricht blijyen van nuttige werkzaamheden omdat de
arbeid te duur is geworden, vormen overvloedige aanwijzingen dat het arbeidsbestel onder druk staat. Onder grote
druk, want het bestel slaagt er steeds minder in waar te
maken wathetpretendeert: vplledigeen volwaardige werkgelegenheid te bieden voor ieder die wil en kan werken.
In een samenleving waarin het verrichten van betaalde
arbeid zo’n sleutelrpl vervult bij het verwerven van inkomen, maatschappelijk aanzien, zekerheid, eigenwaarde en
ontplooiingska risen als bij ons het geval is, moet dat wel tot
spanningen en frustraties leiden. Dit nummer van ESB is
gewijd aan het arbeidsbestel onder druk. Waar liggen de
knelpunten en in welke richtingen zou naar oplossingen
kunnen worden gezocht.
Kwant beschrijft de ontwikkeling van onze samenleving
tot een arbeidsbestel. Arbeid is voortdurend gestegen inde
rangorde van sociale waarden. De hedendaagse, westerse
mens wil zijn waarde bewijzen door produktief te zijn, te
presteren. Het hebben van een baan is daarbij als een soort
bewijs van volwaardig lidmaatschap van de samenleving
gaan gelden. In samenhang daarmee is de baan gecultiveerd, bekleed met nogal wat rechten en zekerheden.
Mede als gevolg daarvan is arbeid echter steeds duurder
geworden. Zo duur dat er een sterke uitschakelingstendens
van arbeid op gang is gekomen. Voor steeds grotere aantallen is er geen plaats meer in het arbeidsproces, zeker niet
als zij niet tot de meest produktieven behoren. Maar
tegelijkertijd blijft belangrijk werk ongedaan omdat het
onbetaalbaar is geworden. Het is tegen die achtergrond
niet verwonderlijk dat de druk op het arbeidsbestel hoogis
opgelopen. Maar daarmee, zet Kwant uiteen, is de indenting Van de samenleving zelf problematisch geworden.
De problemen manifesteren zich in de eerste plaats op de
arbeidsmarkt. Hartog beschrijft de structured ontwikkelingen in het Nederlandse bedrijfsleven dietoteenaanzienlijke vermindering van de vraag naar arbeid in de industriele sector hebben geleid. Lange tijd heeft daar een uitbreiding van de werkgelegenheid in de commerciele-dienstensector en bij de overheid tegenover gestaan (zie de bijdrage
van Darsono), maar nu begint zich ook daar een kentering
af te tekenen. Het aanbod van arbeid blijft intussen onverminderd stijgen op grond van demografische factoren en
de verhoging van het deelnemingspercentage van vrou wen
op de arbeidsmarkt, mede als uitvloeisel van het emancipatiestreven. De conjuncturele inzinking heeft de problemen nog verscherpt. Naast het vraagtekort speelt het probleem van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de
arbeidsmarkt. De belangstelling van werkzoekenden richt
zich voor een deel op andere sectoren dan waar de (geringe)
vraag zich bevindt. De weerstand tegen vuil, onaangenaam
werk is toegenomen. Volgens recente ramingen van het
CPB 1) heeft van de toename van het arbeidsaanbod in de
jaren tachtig 70% een specifiek kwartaire opleiding, voor
het merendeel van relatief hoog niveau. Bekwame mensen
ongetwijfeld, maar niet wat men op het oog zal hebben gehad bij het ontwerpen van het herindustrialisatiebeleid.
Het is duidelijk dat aan het functioneren van de arbeidsmarkt in de komende jaren zeer hoge eisen zullen worden
gesteld, willen vraag en aanbod voldoende op elkaar aansluiten. Hogere eisen dan waaraan in het recente verleden
werd voldaan.
Niet alle problemen worden manifest op de arbeidsmarkt. Naast de frustraties van degenen die teleurgesteld
zijn doordat zij niet aan het arbeidsproces kunnen deelnemen, zijn er klachten van anderen die wel zijn ingeschakeld, maar allerminst tevreden zijn overde kwaliteit van de
arbeid. De Sitter, en Pot en Vreeman besteden hier aandacht aan. De Sitter zet uiteen hoe de rationalisatie van

ESB 7/ l-M-1982

de produktie, de ver doorgevoerde arbeidsdeling en de
daarmee samenhangende bureaucratisering van de arbeidsorganisatie in veel gevallen tot een degradatie van de
arbeidstaak hebben geleid, juist in een tijd dat meer uitgesproken opvattingen en verlangens met betrekking tot
mondigheid, medezeggenschap en het dragen van medeverantwoordelijkheid ontstonden. De ontwikkelingen in
de werkorganisatie staan haaks op de ontwikkelingen in
het Nederlandse educatieve stelsel, aldus De Sitter. Ook
Pot en Vreeman hebben niet veelgoede woorden over voor
de kwaliteit van de arbeid, vooral in de Industrie. En het is
niet denkbeeldig dat nieuwe technologische ontwikkelingen eerder tot een verslechtering dan een verbetering van
de situatie zullen leiden.
Daarnaast zijn erjtnancieleproblemen die het arbeidsbestel onder druk zetten. Het is-al gesignaleerd dat arbeid
steeds duurder is geworden en steeds exclusiever. Maar
tegelijkertijd zijn ook zij die niet werken in toenemende
mate aanspraak gaan maken op een eigen inkomen. De
financiele last van het groeiend aantal niet-actieven is
zwaar gaan wegen op de schouders van de werkenden (zie
ook Hoffman). Vooral nu de (inkomens)groei stagneert
neemt de wrevel daarover toe. Er komen steeds sterkere
aanwijzingen dat de grenzen van de solidariteit in zicht zijn.
Het is duidelijk dat hier een grote bron van conflicten ligt.
Last but not least heeft ook het emancipatiestreven consequenties voor het arbeidsbestel. Emancipatiedoelstellingen zijn altijd sterk verweven geweest met participatie op
de arbeidsmarkt. In het bijzonder is herverdeling van arbeid en arbeidstijdverkorting benadrukt: een 25-urige
werkweek voor iedereen om mannen en vrou wen gelijke
kansen te bieden op de arbeidsmarkt. Op die manier zou
ook voor meer vrouwen economische onafhankelijkheid
te verwezenlijken zijn. Daarnaast zijn denkbeelden over
verzorgingsloon en basisinkomen opgekomen. Maar de
geweldige herverdeling van inkomens die met het ten uitvoer leggen van deze doelstellingen gepaard zou gaan
staat garant voor grote weerstanden.
Problemen te over; zijn er ook oplossingen? Deauteurs
die in dit nummer aan het woord komen trachten op hun
terrein naar openingen te zoeken. Onlangs heeft ook de
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)
een rapport uitgebracht over Vernieuwingen in het arbeidsbestel 2). Van Stiphout, voorzitter van de projectgrpep die het rapport heeft voorbereid, gaat nader in op
drie ideee’n die daarbij naar voren zijn gekomen: het voeren van een consumptiebeleid, herverdeling van arbeid, en
nieuwe vormen van inkomensgaranties. Maar hij moet
tegelijkertijd constateren dat onder druk van de werkloosheidsproblemen de vruchten van het denken over maatschappelijke vernieuwing in het ,,vrieshuis van de economische recessie” lijken te zijn ppgebprgen. Faase beaamt
dat als hij kijkt naar ontwikkelingen in de arbeidsverhoudingen. Veel van de vernieuwingen in het arbeidsbestel
zullen moeten worden geconcretiseerd op het niveau waar
werkgevers en werknemers opereren, maar daar blijkt de
drang tot vernieuwing nog geen hoge vlucht te hebben
genomen.
Het arbeidsbestel staat onder druk — dat lijdt geen twijfel. Maar gemakkelijke oplossingen liggen niet voor de
hand. Misschien wordt het tijd dat we af zien te komen van
de overdadige cultivering van betaalde arbeid, die ons
— in de woorden van Kwant — leidt ,,naar een onverzorgde samenleving die ten dele bevolkt wordt door gef rustreerde mensen”. Het moet anders kunnen.
L. van der Geest
1) Centraal Planbureau/Sociaal en Cultured Planbureau,
Arbeidsaanbod ten behoeve van de kwartaire sector in de jaren

tachtig, Project personeelsvoorziening kwartaire sector, bulletin
no. 3, ‘s-Gravenhage, 19§2.

2) WRR, Vernieuwingen in het arbeidsbestel, Rapporten aan

de Regering no. 21, Staatsuitgeverij, ‘s-Gravenhage, 1981.

349

Auteur