Ga direct naar de content

Grecon-voorspellingen voor 1981

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: maart 18 1981

Grecon-voorspellingen voor 1981
DRS. R. H. KETELLAPPER — PROF. DR. M. A. KOOYMAN
DRS. A. G. M. STEERNEMAN — DRS. W. VOORHOEVE

Voor het vijfde achtereenvolgende jaar presenteert de Grecon-groep haar
voorspellingen van de Nederlandse economie. De voorspellingen voor 1981 zijn somber;
de economie stagneert en de werkloosheid loopt verder op. De Greconvoorspellingen worden gemaakt met behulp van een econometrisch model.
In dit model is thans een eerste stap gezet op de weg naar het endogeen maken van de
collectieve sector. De prognoses van de Grecon-groep worden vergeleken met die
van het Centraal Planbureau. De auteurs menen dat door het CPB met de nieuwste
voorspellingen een te somber beeld wordt opgeroepen.
Inleiding en samenvatting
Onze voorspellingen voor 1981 zien er niet opwekkend uit.
De stagnatie die in 1980 inzette, houdt in 1981 aan. Als er
geen loonmaatregel voor 1981 was genomen, zou de inflatie
in 1981 al iets afnemen van 6’/2% in 1980 naar ongeveer
5’/2% in 1981. Rekening houdend met deze loonmaatregel,
komt de prijsstijging in 1981 uit op 4’/2%- De werkgelegenheid in de particuliere sector wordt nauwelijks bevorderd
door de loonmaatregel. De door ons veronderstelde groei
van de werkgelegenheid bij de overheid zorgt ervoor dat de
totale werkgelegenheid nog enigermate toeneemt. De lichte
stijging van de vraag naar arbeid is volstrekt ontoereikend
om het extra aanbod op de arbeidsmarkt op te nemen.
De reeds in 1980 sterk opgelopen werkloosheid zal nog
verder stijgen met ca. 60.000 personen. Ook voor latere
jaren lijken de vooruitzichten ten aanzien van de werkloosheid somber. De jaarlijkse stijging van het aanbod op de
arbeidsmarkt zal wellicht tot 1985 op het hoge niveau blijven
van ca. 60.000. Als er geen hervatting van de economische
groei plaatsvindt, zal alleen een verkorting van de werkweek nog een oplossing kunnen bieden. Deze verkorting zal
geleidelijk aan moeten oplopen tot ten minste 10%.
In grote lijnen komen onze voorspellingen voor 1981
overeen met die van het Centraal Planbureau (CPB) in de
Macro-Economische Verkenning 1981 (MEV 1981). De
voorspellingen zijn gemaakt met het model Grecon-81A.
Deze versie van het model wijkt op een belangrijk punt af van
alle vorige versies omdat wij een aantal variabelen uit de
overheidssfeer endogeen hebben gemaakt. De wijzigingen in
de specificatie betekenen geen breuk in de reeks versies van
het Grecon-model. Dit blijkt ook als wij de voorspellingen
voor 1981 met het nieuwe model vergelijken met die op
basis van het vorige model Grecon-80C. De prognoses op
basis van beide modellen tonen hetzelfde beeld.
De vergelijking van onze voorspellingen van 1980 met de
voorlopige realisaties voor 1980 van het CBS laat zien dat
de werkelijkheid wat somberder bleek dan de prognoses.
Met name is de forse toename van het aantal werklozen
niet voorzien. In tegenstelling tot 1980 zijn voor 1979
meer gegevens beschikbaar, immers de Nationale Rekeningen 1979 (NR 1979) zijn gepubliceerd. Hierdoor is het
mogelijk de voorspellingen en realisaties voor 1979 nauwkeuriger te vergelijken. De waarden van de exogene grootheden voor 1979 zijn bekend. Dit maakt het mogelijk 1979
256

opnieuw te voorspellen met gebruikmaking van de feitelijke
waarden van de exogenen (de z.g. ex-post-voorspelling).
De ex-post-voorspellingen tonen een bevredigender gelijkenis met de realisaties, hetgeen bijdraagt in ons vertrouwen
in het model als een redelijke benadering van de werkelijkheid 1).
Achtereenvolgens zullen ter sprake komen:
— de voorspellingen voor 1981;
— de wijzigingen in de specificatie van het model;
— de voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1980;
— de ex-ante- en ex-post-voorspellingen voor 1979.
De voorspellingen voor 1981
Het model Grecon-81 A bevat twintig gepredetermineerde
variabelen waarvan de helft exogeen is en de andere helft
uit vertraagde variabelen bestaat. De vertraagde variabelen
hebben betrekking op 1980; voor de meeste hiervan zijn dan
ook slechts voorlopige gegevens beschikbaar. Tot de belangrijke exogene variabelen moeten worden gerekend de reele
uitvoer, de invoerprijs en de inkomensoverdrachten van en
aan gezinnen. Wij ontlenen de ramingen voor de exogene
variabelen hoofdzakelijk aan de MEV 1981 en aan de
Economic Outlook van de OECD. In label 1 geven wij
de belangrijkste veronderstellingen. De exportprijs ontbreekt in het overzicht omdat deze in afwijking van in vroegere modellen endogeen wordt geraamd.

* De auteurs zijn verbonden aan het Econometrisch Instituut van
de Rijksuniversiteit Groningen.
1) Voor de afgelopen tien jaar hebben wij tevens de (ex-post-)
Grecon-voorspellingen vergeleken met die van de Box-Jenkinsmethode. Op grond van deze resultaten verdienen de Greconyoorspellingen de voorkeur. De voorspellingen voor 1981, die wij verkrijgen met de Box-Jenkins-methode, lijken op het oog onwaarschijnlijker dan de Grecon-voorspellingen. Daarbij komt nog dat de
tijdreeksvoorspellingen grotere onzekerheidsmarges hebben dan de
econometrische voorspellingen. Een volledige beschrijving van de
details van het grondmateriaal, het model, de vooronderstellingen
en de Box-Jenkins-experimenten kunt u vinden in een rapport van
het Econometrisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen.
Belangstellenden kunnen dit bij ons aanvragen.

Tabel I . De waarden van debelangrijkste gepredetermineerde variabelen
Voorlopig cijfer
c.q. veronderstelling
voor 1980

Variabele a)

Veronderstelling
voor 1981

Procentuele mutaties t.o.v. vorig jaar

Werkgelegenheid in bedrijven (a) . . . .

-b)
15
0
0,1

2
15
-b)
-b)
Niveaus of anderszins

Toename werkloosheidspercentage

0.9

-b)

Mutatie in directe belastingen van en
inkomensoverdrachten aan gezinnen in procenten van het beschik-

0,5

0,5

a) De in het Grecon-model gebruikle symbolen staan tussen haakjes vermeld.
b) Wordt niet gebruikt bij de voorspelling voor 1981.

Er zijn door ons twee voorspellingen voor 1981 uilgerekend. De centrale voorspelling is die waarbij de in december
1980 vastgestelde loonmaatregel is verwerkt. Het effect van
deze maatregel maken wij zichtbaar door daarnaast ook de
voorspellingen te geven zonder de loonmaatregel. De loonmaatregel is in het model ingebracht door het verlagen van de
coefficient die de prijscompensatie representeert in de loonvergelijking; deze coefficient is op drie kwart van zijn normale waarde gesteld. De andere wijziging betreft de waarde
voor de exogene variabele ,,Loonsom overheid”; deze is met
2% verlaagd tot 3%. Wij hebben niet geprobeerd om met
andere mogelijke effecten rekening te houden, zoals bijvoorbeeld een verbetering in de concurrentiepositie ten opzichte
van het buitenland. Op korte termijn mag men hiervan immers niet veel effect verwachten.
In label 2 zijn de voorspellingen van 1981 samengevat.
Om een indruk te krijgen van de onzekerheidsmarge is de
standaarddeviatie van de voorspelling vermeld. Uit de bestudering van het verschil tussen voorspelling en realisatie
voor vroegere jaren kan men als vuistregel halen dat de
realisatie niet meer dan eenmaal de standaarddeviatie van
de voorspelling afwijkt. Ter vergelijking geven wij in label 2
ook de voorspellingen van het CPB, zoals deze in de
MEV 1981 slaan. DeCPB-voorspellingenkuntu hel best vergelijken mel onze raming zonder loonmaalregel, omdal hel
CPB in de MEV 1981 hiermee nog geen rekening hield.
De prognoses van Grecon en CPB verschillen weinig.
Als men de iweede kolom mel de vierde vergelijkl, is hel
CPB iets somberder over de reele consumplie, de reele afzel
en de werkgelegenheid en oplimislischer len aanzien van de
belalingsbalans. Als men de onzekerheidsmarges erbij be-

Tabel 2. De voorspellingen voor 1981
Variabele

Grecon
StandaardMEV 1981
Grecon
excl.
incl.
excl.
deviatie van de
oonmaatrege loonmaatrege voorspelling loonmaatregel

0.5
4,5

0,7
5,6

1.4
2,9

0
6,5

-5,5
11,8
-1,1
0,5

-5,4
11,9
-0,8
0,6

6.9
1,0
2,4
1.0

-4
9
0.5
OaO.5

-0,11
3,7

-0,21
5.7

0,70
2.2

-0,5
8

• +60

+65

— a)

+40

0

-0

-a)

+3.5

+0,09

-0,26

0,28

—

a) Niet beschikbaar omdat deze voorspellingen niet direct in het model worden gemaakt.
b) Omdat de totale afzet een centrale rol speelt in het model is deze gebruikt in plaats van
het nationale inkotnen.

ESB 18-3-1981

inflaliegraad en een oplopend aanlal werklozen. Hel effecl
van de loonmaalregel is een duidelijke daling van de inflalievoel. Er vindl een lichle verbeiering plaats van hel inkomenssaldo van de overheid, le welen hel verschil lussen hel
beschikbare inkomen van de overheid en de overheidsbesledingen. Hel beoogde doel van een stimulering van de

werkgelegenheid is nauwelijks aanwezig in 1981. De
gunslige gevolgen die regering en parlemenl van de loonmaalregel verwachten lijken, a It bans voor 1981, nogal mager uil le vallen.
De vraag of de maalregel echl noodzakelijk was, kan

ons inziens niel bevesligend worden beanlwoord. De loonmaalregel beiekenl dal hel reeel beschikbare inkomen van
gezinnen zal dalen met iels meer dan 1%. Dal niellemin
de consumplie nog lichl zal slijgen houdl in dal de besparingen van gezinnen onder druk komen le slaan. De financiering van de invesleringen en van het lekori van de overheid
zal er hel komend jaar niel eenvoudiger op worden.

De oplopende werkloosheid is een ernstig probleem dal
moeilijk op korte lermijn lol een oplossing kan worden gebrachl. Dil koml omdat de jaarlijkse toename van het aanbod op de arbeidsmarkl op grond van demografische faclo-

ren hoog blijfi tol 1985. Gemiddeld zal hel per jaar om
ca. 60.000 mensen gaan. Na 1985 vail hel jaarlijkse accres
lerug lol ca. 40.000 en na 1990 loopl hel addilionele aanbod
snel tol nul lerug. Bij een economische groei van 1 a 2%
neeml de markl geen exlra aanbod op omdat de arbeidsproduklivileil globaal mel een zelfde percenlage zal slijgen.
De economische groei zou lol 1985 minimaal ca. 4% per jaar
moelen belopen om arbeidsplaalsen le scheppen voor hel
exlra arbeidsaanbod, hel omlaag brengen van de reeds beslaande hoge werkloosheid zou een nog hoger groeipercen-

lage eisen.
Als men deze hoge groeicijfers niel realislisch achl, blijfi
als enige middel over hel beschikbare werk le herverdelen. Andere maalregelen zullen waarschijnlijk le weinig
effecl hebben omdal hel gaal om tot 1990 ca. 800.000 mensen — dit is de som van de huidige werkloosheid en hel
extra aanbod — werk le geven boven de beslaande werkende

bevolking van ruim vijf mln. Een geleidelijke werkiijdverkorling oplopend lol len minsle 10% lijkl de enige maalregel
die soelaas kan bieden. Dil zal dan wel moelen worden gekoppeld aan een evenredige verlaging van hel inkomen
omdal er anders een verhoging van de koslen per eenheid

produkl oplreedl die hel beoogde effect op de werkgelegenheid legenwerkl. Ten slolle willen wij er voor waarschuwen
dal een veel grotere arbeidstijdverkoriing in de jaren negentig
kan leiden lol een lekort aan arbeidskrachten. Tijdelijk zou
dit wellichl gunslig werken, maar omdal hel maalschappelijk
ondoenlijk lijkt een eenmaal doorgevoerde werktijdverkorling lerug le draaien, bezorgl men zich op de langere lermijn
nieuwe moeilijkheden.

Hel belangrijksle verschil in de specificalie van Grecon81A len opzichle van oudere versies is dal een eersle slap
is gezel op de weg van hel endogeen maken van de overheidsseclor. Wij sireven hiernaar omdal de overheid een belangrijk beslag legl op de beschikbare middelen en omdal, en
mede daardoor, de onderlinge bei’nvloeding van de parliculiere sector en de overheidssector aan beiekenis winl. Om

die onderlinge bei’nvloeding le benadrukken hebben wij als

Absolute mutaties t.o.v. 1980
Aantal werklozen (X 1.000)
Saldo betalingsbalans (mrd
guldens) . . . . . . . . . . . . . . .
Inkomenssaldo overheid in
procenten van de afzet van
bedrijven b) . . . . . . . . . . . .

voorspellen een siagnerende economie mel een malige

De wijzigingen in de specificatie van het model

Procentuele mutaties t.o.v. 1980
Reele consumptie (c) . . . . . .
Consumptieprijs (p c )
Reele investeringen (excl. woningen) (i m )
Exportprijs (p b )
Reele invoer van goederen (m
Reele afzet van bedrijven ( ‘
Werkgelegenheid (excl. overheid) (a) . . . . . . . . . . . . . . .
Loonvoet (/) . . . . . . . . . . . . . .

treki, beslaat er geen duidelijk verschil. Beide prognoses

minimale eis bij hel endogeniseren gesleld dat de nieuwe
specificalie meer zou moelen inhouden dan het toevoegen
van definilievergelijkingen. Dil is gelukl: hel nieuwe model
verloonl een aanlal duidelijke, d.w.z. slatistisch significanle,
invloeden vanuil de overheidssfeer naar de particuliere sector. De invloed in omgekeerde richling is ook aanwezig via

de relalie van de lonen in de pariiculiere sector met de
overheidslonen en met het prijsindexcijfer van de overheids257

bestedingen. Bij de vaststelling van de waarde voor de
exogene ,,Loonsom van de overheid” wordt van het Irendbeleid uitgegaan. In grote lijnen zijn de volgende verbanden

vanjanuari 1980. De werkloosheid is sterk onderschat. Daarnaast zijn alle reele grootheden lager uitgekomen dan was
geraamd. De eerste helft van 1980 gaf geen aanleiding om

gelegd.

aan de tendens die de prognoses aangaven, te gaan twijfelen.

Het beschikbare inkomen van de overheid (incl. sociale

In de tweede helft van het jaar is een vrij scherpe terugslag

verzekering) is onderverdeeld in dat wat rechtstreeks van de
gezinnen komt en dat wat op andere wijze wordt verkregen.

in de economie opgetreden die zich zo sterk heeft doorgezet
dat voor het gehele jaar een neergang overbleef. Het voor-

Onder de laatstgenoemde categoric vallen de indirecte belastingen en subsidies, het inkomen uit beleggingen en deelnemingen (o.a. aardgas) en de belastingen en inkomensoverdrachten van en aan bedrijven. Beide calegorieen zijn als
exogeen in het model gei’ntroduceerd. Het saldo van de geldstroom van en naar gezinnen is omgezet in een drukvariabele,
die op zijn beurt doorwerkt in de consumptiefunctie en de
loonfunctie. De tweede lijn naar de rest van het model gaat

spellen met behulp van een econometrisch model in een
situatie van negatieve groei is een hachelijke zaak. DeNederlandse economie heeft in de naoorlogse periode steeds een
jaren die met 1980 vergelijkbaarzijn. Het is dan moeilijk om
met een model goede voorspelresultaten te krijgen. Daarbij
komt dat de voorspellingen ook minder goed lijken omdat
men vaker de richting waarin de variabele zich beweegt fout

via het inkomenssaldo van de overheid, of wel het verschil

voorspelt; de variabele bevindt zich immers dicht bij nul.

tussen het beschikbare inkomen en de uitgaven van de overheid. Een positieve verandering in het relatieve inkomenssaldo duidt op een vergroting van het beslag dat de overheid

legt op de totale middelen. Het gevolg hiervan komt tot
uiting in de werkgelegenheidsvergelijking. Deze toont een
negatieve invloed van een vergroot beroep van de overheid

op de beschikbare middelen op de werkgelegenheid in de
particuliere sector.
De andere wijzigingen in de specificatie geven wij kort aan.
Een tweetal prijsvergelijkingen is toegevoegd, een voor de
uitvoerprijs en een voor de prijs van de overheidsuitgaven.
De uitvoerprijsvergelijking vertoont de zeer hoge R2 van
0,98. De belangrijkste verklarende variabele is de invoerprijs.

Uit de specificatie blijkt dat de uitvoerprijs voornamelijk

duidelijke groei vertoond. Het grondmateriaal bevat geen

Tabel 3. De voorspellingen en voorlopige realisaties voor
1980
Voorlopige

Variabele

realisatie

Greconvoorspelling

CPB-voorspelling
MEV:I98I

januari 1981

Procentuele mutaties t.o.v. 1979
Reele consumptie (c) . . . . . .
Consumptieprijs (p c ) ……
Reele irwesteringen (excl. woRee’le invoer van goederen(m)
Reele afzet van bedrijven (vO
Werkgelegenheid (excl. overheid) (a) . . . . . . . . . . . . . . .

—1
6.5

1.8
5,2

-3
-I
-0
5.5

-1
0
1.8
8.3

2
6

0.5
6 a 6.5

0
2,5
2,5
7.5

0
0
0.5
7,5 a 8

bepaald wordt door het prijsverloop op de wereldmarkt en in
geringe mate door binnenlandse factoren. Ten slotte is in
een tweetal prijsvergelijkingen de versnelling van het inflatietempo (Ap c ) als verklarende opgenomen. Hiermee brengen
wij tot uitdrukking dat een eenmaal in gang gezette inflatie
zich zelf gedeeltelijk in stand houdt.

a) Niet vermeld.

De voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1980

De ex-ante- en ex-post-voorspellingen van 1979

De eerste voorlopige cijfers voor 1980 zijn door het CBS
in het begin van januari van dit jaar bekendgemaakt in
Het jaar 1980 in cijfers. Het CBS wijst crop dat het cijfermateriaal omstreeks 1 december 1980 is opgesteld en dus

van de realisaties; wij zullen de twee belangrijkste bespreken.

0,1

0.47

0

-a)

Absolute mutatie t.o.v. 1979
Toename aanta) werklozen
38

2

0

8 a 18

Voorspellingen kunnen om een aantal redenen afwijken

gedeeltelijk op ramingen berust. De vergelijking van de voorspellingen met de relaties van 1980 kan niet meer dan van
globale aard zijn.
De veronderstellingen waarmee de voorspellingen zijn
berekend, wijken soms aanzienlijk af van de gerealiseerde
waarden. Voor 1980 valt dit echter erg mee voor de exogene

De eerste reden heeft te maken met de fouten die men maakt
bij het vaststellen van de waarden van de gepredetermineerde
variabelen, de tweede met de onvolkomenheid van het model
als beschrijving van de werkelijkheid. Men krijgt een beter
beeld van de kwaliteit van een model als men de voorspellingen opnieuw berekent met gebruikmaking van de goede veronderstellingen ten aanzien van de gepredetermineerde variabelen. Voor 1979 beschikken wij inmiddels over het volledige

variabelen. De invoerprijsslijging werd door ons op 16%

cijfermateriaal omdat de NR 1979 zijn gepubliceerd door

gesteld en blijkt 15% te zijn geworden. De uitvoerprijsstijging
(13%) en de stijging van de ree’le uitvoer (2%) waren precies
goed geraamd. De vertraagde endogene variabelen laten
verhoudingsgewijs grotere afwijkingen zien. De verandering
in het ree’el beschikbare gezinsinkomen was op 1,5% gezet;
dit had 0,8% moeten zijn. De werkgelegenheid steeg in 1979
met 1%, terwijl wij bij het voorspellen van 1980 slechts met
een stijging van 0,2% rekening hielden. Om tot een goede

het CBS. Hoewel deze cijfers nog twee maal worden herzien,
bieden ze een voldoende basis om de ex-post-voorspellingen uit te voeren. In label 4 geven wij de resultaten van de

beoordeling te komen of het model bij gebruik van de juiste
waarden van de gepredetermineerden naar behoren voorspelt, moet men 1980 eigenlijk opnieuw voorspellen. Wij

zullen dit nu niet doen omdat de gegevens nog te voorlopig
zijn. In de volgende paragraaf zullen wij de z.g. ex-posl-voor-

spellingen wel maken voor 1979.

ex-ante- en ex-post-voorspellingen en de realisaties. Voor het
CPB kunnen wij alleen de ex-ante-cijfers geven omdat zij
geen ex-post-voorspellingen publiceren.
Wat direct opvalt zijn de grote verschillen tussen de veronderstelde waarden van de exogenen en de realisaties. Het
beeld is iets overtrokken omdat de niet in label 4 gegeven gepredetermineerde variabelen tamelijk weinig afwijken van
de realisalies. Nieltemin krijgt men een idee vande mogelijke
orde van grootte van dil soon foulen. Dal hierdoor de voorspellingen worden bei’nvloed, blijkl duidelijk bij vergelijking

van de eersle kolom mel de derde. De prognose voor een

Tabel 3 bevat de voorspellingen voor 1980 die wij vorigjaar
publiceerden in dit tijdschrift 2), en de voorspellingen van

aanlal variabelen bedraagl een veelvoud van de ex-anle-

het CPB uit de MEV 1980 en die vanjanuari 1980. De CPBvoorspellingen uit het Centraal Economisch Plan 1980 geven
wij niet omdat deze later in het jaar verschijnen en dus geen

werkgelegenheid. De belangrijksle vraag is naluurlijk of de
ex-posl-prognoses dichler bij de realisalies liggen dan de
ex-anle-prognoses. Het gaat erom te bepalen of de resultalen

echte voorspellingen zijn.

prognose, zoals die voor de invesleringen, de invoer en de

Onze prognoses voor 1980 zijn te optimistisch geweest.
Hetzelfde geldt in mindere mate voor de CPB-voorspellingen
258

2) ESB, 12 maart 1980, biz. 307, label 2.

in de derde kolom dichter liggen bij de realisaties van de vierde
kolom dan de voorspellingen uit de eerste kolom. Bekijken wij
per variabele de absolute afwijking, dan zijn de ex-postvoorspellingen doorgaans aanzienlijk beter dan de ex-anteresultaten. Uitzonderingen op deze regel zijn de ree’le consumptie en de consumptieprijs. Aan het totaalbeeld verbinden
wij de conclusie dat het model duidelijk gevoelig is voor de
ramingen van de waarden van de gepredetermineerden, maar
dat het overigens de bewegingen inde economic redelijk goed
tot uitdrukking brengt.

Tabel 4. Voorspellingen en veronderstellingen voor 1979,
ex ante en ex post
Voorspelling
ex ante a)

Variabele

Grecon

ex post
Grecon

Realisatie

CPB
MEV 1979
Procentuele mutaties t.o.v. 1978

Veronderstellingen
Invoerprijs (pm) . . . . . . . . . .

3.5

3,5

12,2

12.2

2.5
3.5
2.5

2,5
3,5
2,5

-5.2
9,1
9,3

-5.2
9,1
9,3

3.1
3,0

2
4 a 4,5

3.9
2.4

2.2
5,0

3

5.0

3,5
3

4.7
5,2
5.2

3.8
7,4
5,7
4,6

1.2
6,3
4,7

I.I
6.2
7,4

Ree’le investeringen in woningen (i w ) . . . . . . . . . . . . .

Ree’le uitvoer vangoederen(b)
Uitvoerprijs (p b ) . . . . . . . . . .

Resultaten
Reele consumptie (c) . . . . . .
Consumptieprijs (p c ) . . . . . .

Ree’le investeringen (excl. woningenl (i m ) . . . . . . . . . . . .
Investeringsprijs (PJ) . . . . . . .
Reele invoer van goederen (m)
Ree’le afzet van bedrijven (v’)
Werkgelegenheid (excl. overheid) (a) . . . . . . . . . . . . . . .
Loonvoet (/) . . . . . . . . . . . . . .
Investeringsprijs (PJ) . . . . . . .

1.8
3,2
1,9
3,1
0.6
6.2
3.2

-0,5 a 0
5,5 a 6

Absolute mutatie t.o.v. 1978
Toename aantal werklo/en
(X 1.000) . . . . . . . . . . . . . .

15

10

-5

+4

a) Zie fSflvan 15 maart 1979. bl?. 253, label I .

De Grecon-voorspellingen vergeleken met de nieuwste CPBprognose

Eindjanuari 1981 kwamen nieuwe voorspellingen van het
CPB beschikbaar. De voorspellingen zijn aanzienlijk somberderdandieuitdeMEV 1981. Het ree’le nationale inkomen

daaltmet 1% tegen een stijging van 0 a0,5% inde MEV 1981.
De werkloosheid neemt toe met 85.000 personen tegen 40.000
in de vorige raming. Ook de ree’le consumptieen investeringen
zijn in negatieve zin bijgesteld. Voor zover wij kunnennagaan
is de oorzaak van dit somberder beeld dat de export zich ongunstiger gaat ontwikkelen dan in de MEV 1981 werd aangenomen. De ree’le uitvoer daalt met 1%; dit is 3% ongunstiger

dan i n d e MEV 1981.
Wij menen dat hiermee een te somber beeld wordt opgeroepen. De laatste twee jaren heeft het CPB de exportontwikkeling onderschat. Wij handhaven derhalve onze
centrale voorspelling. Indien wij de nieuwe veronderstelling
van het CPB voor de uitvoer wel zouden overnemen, levert
dit een duidelijke neerwaartse herziening van de voorspellingen van de ree’le grootheden op; de loon- en prijsvoorspellingen veranderen echter nauwelijks. De voorspelling van
de verandering van de ree’le consumptie gaat van 0,5% naar
0,4%, die van de investeringen van -5,5% naar -6,4%, die van
de invoer van -1,1% naar -2,7%, die van de werkgelegenheid
van -0,11% naar -0,30% en die van de afzet van 0,5% naar
-0,7%. De werkloosheid stijgt extra met 7.000 personen.
R. H. Ketellapper
M. A. Kooyman

A. G. M. Steerneman
W. Voorhoeve

ESB 18-3-1981

Auteurs