EODNOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Heroverwegen
In het ontwerp-regeerakkoord van CDA en VVD in
november 1977 stelden de toenmalige fractieyoorzitters
Van Agt en Wiegel: ,,Bij het plan van ombuigingen dient
het kabinet de bestaande taken kritisch te bezien op effectiviteit van uitvoering”. Nu het kabinet-Van Agt bijna
aan het eind van zijn regeerperiode is gekomen, heeft de
minister-president een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin bekend wordt gemaakt ,,dat het kabinet
opdrach t heeft gegeven tot het analyseren en heroverwegen
van diverse terreinen van overheidszorg”. ,,Gezien de omvang van de financieel- en spciaal-economische vraagstukken die zich de kpmende jaren aandienen is het ondenkbaar dat een kabinet van welke kleur of samenstelling zal kunnen ontkomen aan belangrijke bijsturingen
in de collectieve uitgaven”. … ,,De tijd is voorbij dat
Nederland zich daarbij jaren van yertraging kan veroorloven”. Wie die tijd dan wel voorbij heeft laten gaan, laat
zich raden. Beleid aankondigen is blijkbaar nogietsanders
dan het uitvoeren.
Het is dan ook nietde oude beloftein het regeerakkoord,
maar de nieuwe middellange-termijnyerkenning van het
CPB die het kabinet tot zijn initiatief heeft bewogen.
Het Planbureau heeft het kabinet voorgerekend dat stabilisatie van de collectieye-lastendruk en het bereiken van
een verantwoord financieringstekort in de komende vier
jaar een ombuiging van f. 16 mrd. zullen vergen. En dan
komt er voor de broodnodige versterking van het bedrijfsleven nog geen cent extra vrij. Daarom moet nu binnen de
kortste keren worden goedgemaakt wat reeds jarenlang
— ook onder vpprgaande kabinetten — is verzuimd: een
zo breed mpgelijk spectrum van het overheidsbeleid op
zijn effectiviteit door te lichten.
Zowel op ministerieel als op ambtelijk niveau wordt
thans de ,,Heroverweging collectieve uitgaven” ingezet.
Daarbij zal het overheidsbeleid op uiteenlopende beleidsterreinen aan ,,een reeks kritische vragen” worden
pnderworpen. Deze vragen betreffen de doelstellingen en
instrumenten van het beleid, een vergelijking van het beleid met dat in andere geindustrialiseerde landen, de mogelijkheid om bij verschillende collectieve voorzieningen
het profijtbeginsel toe te passen en de effecten van beleidsactiviteiten op de economische ontwikkeling in het algemeen en de inkomensverdeling in het bijzonder. Per
onderwerp dat wordt onderzocht, moeten drie a vier beleidsalternatieven worden ontwikkeld, waaronder in elk
geval een die tot 10% ombuiging leidt op posten in de
sfeer van de sociale zekerheid, de vplksgezondheid en de
salarissen en pensioenen van overheidspersoneel en trendvolgers, en tot 20% op overige posten. Er is een lijst opgesteld van 28 beleidsterreinen die bij de ,,heroverweging”
worden betrokken. Omstreeks 1 juni moet het karwei
zijn geklaard. Dan kan een volgend kabinet er direct zijn
voordeel mee doen.
Hoewel het de bedoeling is dat de ,,heroverweging”
een permanent karakter knjgt, ligt de nadruk duidelijk
op de resultaten die over drie maanden op tafel kunnen
liggen. Die moeten de basis vprmen vpor een nieuwe omyangrijke bezuinigingsoperatie. Het lijkt echter onmogelijk dat op die termijn een breed scala van overheidsactiviteiten zorgvuldig kan worden doorgelicht. Te vrezen valt
dan ook dat de nodige miljarden hapsnap bijeen worden
gegaard. Het volgende kabinet kan daar dan zijn ,,verantwoorde politieke besluitvorming” op baseren.
Het systematische onderzoek van overheidsbeleid is
in Nederland nog vrij wel onontgonnen gebied. Op de
meeste beleidsterreinen is er geen inzicht in de mate waarin de nagestreefde doeleinden met de gekbzen middelen
ESB 25-2-1981
worden bereikt. Dikwijls is zelfs niet eens geheel duidelijk
om welke doeleinden en welke instrumenten het eigenlijk
precies gaat. En dan is er nog het gebrek aan coo’rdinatie
en consistentie waarover de Commissie-Vonhoff zulke
verhelderende rapporten heeft geschreven. In een politiek
systeem waarin de totstandkpming van beleid veelal geen
kwestie is van kpele berekening en rationele overweging
maar van politieke touwtrekkerij, mag men van het
onderzoek naar doeleinden en instrumenten dan ook geen
snelle en overzichtelijke resultaten verwachten. De effectiviteit van het beleid te analyseren en alternatieven vopr
verbetering daarvan te formuleren is eerder een kwestie
van jaren dan van maanden.
Als de commissie er echter niet uitkomt kan zij in het
buitenland te rade gaan. Misschien is het daar allemaal
wel beter georganiseerd. Natuurlijk valt er best wat voor
te zeggen zijn hcht eens in het buitenland op te steken—te
veel lijdt men in Nederland aan de ,,nationale staar” —,
maar aan de afwijkende gang van zaken elders zijn geen
eenvoudige conclusies te yerbinden vpor beleidswijzigingen hier. Dat niettemin in die richting wordt gedacht,
wordt geillustreerd door het gemak waarmee onlangs het
Westduitse sociale-zekerheidsstelsel aan het Nederlandse
volk ten voorbeeld werd gesteld.
Verder zal opnieuw de mogelijkheid worden bekeken
om in de collectieve sector het prpfijtbeginsel meer dan nu
gebeurt toe te passen. Op zich is er yeel voor te zeggen
dat waar mogelijk de band tussen genieten en betalen wat
wordt verstevigd. Maar omdat een dergelijk beleid al
snel leidt tot grote consequenties voor de inkomensverdeling is uiterste zorgvuldigheid geboden. Hetzelfde geldt
vpor de zogenaamde ,,privatisering”yan overheidsactiviteiten, waarbij vopr bepaalde taken die de overheid nu in
eigen beheer verricht wordt gekeken of het particuliere
bedrijfsleven kan worden ingeschakeld. Op zich is er niets
op tegen dat eens zpnder vopringenomenheid voor overheids- dan wel particulier initiatief wordt onderzocht op
welke wijze bepaalde taken het meest effectief kunnen
worden verricht. Maar dat een overheveling van de collectieve naar de particuliere sector de nationale welvaart
ineens zou stimuleren, voorzie ik van een vraagteken.
Ten slotte wordt nog gesproken over de invloed van
beleidsactiviteiten op de economische ontwikkeling in het
algemeen en de inkomensverdeling in het bijzonder. Het
wordt uit de brief niet duidelijk of dit alleen betrekking
heeft op gevallen waarin het profijtbeginsel zou moeten
worden toegepast of meer in het algemeen op alle beleidsalternatieven. Bij een omvangrijk ombuigingsbeleid zullen in elk geval de effecten op uiteenlopende doelstellingen in aanmerking moeten worden genomen. Niet alleen
vopr de inkomensverdeling maar ook voor werkgelegenheid, inflatie en economische groei is het overheidsbeleid
op vele terreinen immers van grote invloed.
De in gang gezette heroverweging van collectieve uitgaven blijkt al met al nogal wat te omvatten. Heel wat
meer dan in de drie maanden die daarvoor zijn uitgetrokken, kan worden verhapstukt. De hele operatic, hoe
noodzakelijk die op zich zelf ook is, draagt daardoor het
gevaar in zich af te glijden tot het aanreiken van een botte bijl. Meer dan een opperylakkige verkenning van omvangrijke beleidsterreinen is immers binnen de gestelde
termijn niet mogelijk. Voor de verantwoorde politieke
besluitvorming waarnaar het kabinet zegt te streven, is
dat een wankele basis.
L. van der Geest
177