Ga direct naar de content

Inkomensongelijkheid

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 25 1981

mr. C. A. de Kam

Inkomensongelijkheid
Ruim een maand geleden verscheen
het derde rapport van de Commissie
Hoofdstructuur Rijksdienst. Dit rapport
bevestigt de indruk die elke onbevangen
en oplettende wandelganger in Haagse
circuits noodzakelijkerwijs opdoet,
namelijk dat het anno 1981 in Nederland nauwelijks nog mogelijk is om
,,zaken in de rijksdienst zodanig te kanaliseren, dat een goede belangenafweging en gei’ntegreerde beleidsvoering verzekerd is”. Een politicus met
landelijke bekendheid vatte de teneur
van het rapport als volgt samen: ,,De
rijksoverheid is een optelsom van honderden sterk gespecialiseerde ambtelijke
werkeenheden die in hoge mate verzelfstandigd functioneren op basis van een
historisch gegroeid takenpakket. Die
diensten worden gekenmerkt door een
sterke territoriumdrift die vaak weer
aanleiding geeft tot een verlammende
competentiestrijd” 1). En senator Vis
merkte in de Eerste Kamer bekommerd
op: ,,De coordinatie tussen beleidsterreinen is chaotisch en er wordt gewerkt
met minder prettige methoden, zoals het
achterhouden van informatie. De bureaucratic is een jungle geworden en geheel
volgens de cultureel-antropologische
verwachtingen worden er dan ook starnmenoorlogen gevoerd” 2).
Het gebrek aan beleidscodrdinatie
blijft echter niet beperkt tot interdepartementale verhoudingen. Ook binnen afzonderlijke ambtelijke diensteenheden
is vaak sprake van een verbazingwekkend gebrek aan samenhang in diverse
werkzaamheden. Een enkele keer word
je daar rechtstreeks mee geconfronteerd.
De afgelopen twee jaar was ik betrokken
bij de constructie van een tamelijk uitgebreid rekenmodel (GENTAX genoemd) ter bepaling van de druk en
verdelingseffecten van publieke heffingen 3). Dit rekenmodel werd vervaardigd in opdracht van het Sociaal en Cultureel Planbureau, ten behoeve van een
door het SCP binnenkort te publiceren
studie over de tertiaire inkomensverdeling (in 1977). GENTAX is onder meer
gevoed met data uit het Woningbehoefte
Onderzoek 1977 (WBO 77) van het CBS.
Tijdens het werk bleek de wenselijkheid
om informatie uit het WBO 77 zo mogelijk te verrijken door aanvulling met
ESB 25-2-1981

Ook wanneer het inkomen in enquetes
een minder belangrijke rol speelt, is
coordinatie met de begrippen uit de
inkomensstatistiek wenselijk.
Een gecoordineerde vraagstelling is
niet hetzelfde als een gelijkluidende
vraagstelling. Bij bepaalde onderzoeken
kan het nuttig of nodig zijn ook informatie in te winnen op basis van een
andere inkomenseenheid, met betrekking tot een ander inkomensbegrip, en
dergelijke. Het gaat er bij coordinatie
om dat — op grond van gemeenschappelijke basiselementen — de resultaten van
verschillende onderzoekingen in combinatie kunnen worden gebruikt, dan wel
onderling met elkaar vergelijkbaar zijn.
Het derde rapport van de Commissie
Hoofdstructuur Rijksdienst stemt niet
opgewekt. Gebrek aan coordinatie kenmerkt niet alleen de beleidsafstemming
tussen departementen, maar ook vaak
die tussen hoofdafdelingen van een ambtelijke dienst. Dat is in het voorgaande
met een (willekeurig) voorbeeld gei’llustreerd. Er worden ook veel manuren
in codrdinatiepogingen gestopt. Zie opnieuw wat voorafging. Dat verkwikt het
hart. Maar wanneer zullen de vruchten
van een verbeterde coordinatie (eindelijk) worden geplukt?
Neem nu de inkomensvraagstelling in
CBS-enquetes. Ook als de aanbevelingen van genoemde werkgroep dadelijk
worden overgenomen en geeffectueerd,
zullen toch pas op zijn vroegst over
twee of drie jaar beter combineerbare
en onderling vergelijkbare resultaten
worden verkregen. Voorlopig moeten
beleidsmakers en onderzoekers dus nog
leven met een flinke ongelijkheid, ook
wat betreft inkomensbegrippen.

gegevens uit andere bron, in het bijzonder de Inkomensstatistiek 1975 van het
CBS. Al spoedig werd duidelijk dat informatie over ,,inkomen” uit CBSpersoons- en gezinsenquetes meestal niet
zonder meer te combineren is, doordat
er — soms zeer subtiele — verschillen
zijn met betrekking tot:
— de inkomenseenheid (b.v. individu,
gezin, huishouden);
— de inkomensperiode (b.v. referentieperiode van een week, maand, jaar);
— het inkomensbegrip (b.v. bruto inkomen, netto inkomen);
— de inkomensklassen (b.v. absoluut
guldensbedrag, in guldensklassen).
De oorzaak van deze verschillen ligt
vooral hierin dat bij elk onderwerp een
meest geeigende inkomensdefinitie wordt
gekozen. Een andere oorzaak is mogelijk, dat er in totaal tien persoonsen gezinsenquetes ressorteren onder
maar liefst vijf hoofdafdelingen, welke
bij het CBS worden aangeduid met afkortingen die meteen herinneringen oproepen aan een welbekende geheime
dienst (E4, SI, S2, S5 en S9).
Bij het voeren van inkomensverdelingsbeleid wordt doorgaans gevaren op
gegist bestek, omdat over veel aspecten
van de inkomensverdeling onvoldoende
feiten bekend zijn. Onderzoek kan helpen de feitenkennis over de inkomensverdeling te vergroten. Goed onderzoek
vereist onder meer dat het CBS zo mogelijk de inkomensvragen in enquetes
coordineert. Men is daar ook ,,in huis”
van overtuigd. Een CBS-werkgroep heeft
zich de afgelopen tijd over de coflrdinatie
van inkomensvragen in persoons- en
gezinsenquetes gebogen. Ongetwijfeld
1) Ed van Thijn, De democratic verkeert in
zal deze werkgroep met zinrijke aanlevensgevaar, NRC Handelsblad, ISjanuari
1981.
bevelingen komen. Het ligt voor de hand
2) Handelingen van de Eerste Kamer der
om bij de coordinatie van inkomensStaten-Generaal, vergadering van 13 januari
vragen in CBS-enquetes de inkomens1981, biz. 342 l.k.
statistiek als uitgangspunt te nemen. 3) F. G. van Herwaarden en C. A. de Kam,
GENTAX: een model ter bepaling van de
Dit is immers de meest volledige. De
druk en verdelingseffecten van publieke hefinkomensstatistiek zou referentiekader
fingen, rapport 80.15 van het Centrum voor
moeten zijn voor andere enquetes die Onderzoek van de Economic van de Publieke
aanvullend beogen bepaalde aspecten
Sector van de Rijksuniversiteit te Leiden
(15 december 1980).
van de inkomensverdeling te belichten.
179

Auteur