Ga direct naar de content

Consumentenvoorlichting via radio en televisie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 25 1981

Consumentenvoorlichting
via radio en televisie
IR. D. E. ALDERSHOFF* — DRS. W. C. A. M. DESSART*

Consumentenvoorlichting wordt door de overheid en consumentenorganisaties gezien
als een belangrijk instrument ter versterking van de individuele positie
van de consument op de markt.
Uit een door de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden
verricht onderzoek naar de inhoud, de omvang en het bereik van
Consumentenvoorlichting via radio en televisie blijkt dat kwaliteit en kwantiteit van de
Consumentenvoorlichting nogal te wensen overlaten. Sinds 1976 is er nauwelijks verandering
opgetreden in het aanbod van Consumentenvoorlichting via radio en televisie.
Inleiding
In de eind 1979 uitgebrachte nota Consument en consumptie zijn de doelstellingen, uitgangspunten en knelpunten van het consumptiebeleid zoals dat door de overheid
wordt voorgestaan, uiteengezet. Als hoofddoelstelling is
geformuleerd ,,het verbeteren van de mogelijkheden om door
middel van consumptie behoeften te bevredigen” 1). Het
consumptiebeleid ‘is in eerste instantie voorwaardenscheppend. Het legt daarbij de nadruk op groepen van consumenten. Het wordt o.a. uitgewerkt in het consumentenbeleid, dat gericht is op de individuele consument.
Bij het consumentenbeleid gaat het ,,primair om de versterking van de positie van de individuele consument op de
markt door middel van onder meer Consumentenvoorlichting, -bescherming, -opvoeding en -inspraak” 2). De uitwerking van dit beleid is onder meer gebaseerd op de vijf
grondrechten van de consument 3). Doordat het marktmechanisme onbevredigend functioneert, verkeert de consument in een nadelige situatie ten opzichte van de producent.
Om hierin verbetering te brengen, is het o.a. noodzakelijk dat consumenten verantwoorde consumptiebeslissingen
kunnen nemen. Een noodzakelijke voorwaarde hiervoor is
dat consumenten over voldoende en betrouwbare informatie
kunnen beschikken. Dit is ook de reden dat het geven van
voorlichting aan consumenten zowel door de overheid als
door consumentenorganisaties als een belangrijk instrument
bij de uitvoering van het consumentenbeleid wordt beschouwd 4).
In de afgelopen jaren hebben de begrippen consument en
consumptie een ruimere betekenis gekregen. De consument
is niet langer alleen de koper, maar ook de gebruiker en
tevens afdanker van goederen en diensten. Het gaat hierbij
om produkten en diensten die door de particuliere sector,
door de overheid (quasi-collectieve goederen), dan wel door
particuliere huishoudingen geproduceerd en gedistribueerd
worden 5).
Aanbevelingen voor Consumentenvoorlichting
De ideeen van de overheid met betrekking tot de doelstelling, inhoud en organisatie van de voorlichting aan consumenten staat beschreven in de adviezen die de Commissie
voor Consumentenaangelegenheden van de SER enkele
194

jaren geleden aan en op verzoek van de minister van CRM
heeft uitgebracht en uit het aanvullend commentaar van de
Interdepartementale Commissie voor Consumentenzaken
(ICC) daarop 6). Onder voorlichting aan consumenten
wordt verstaan ,,het verstrekken van objectieve en relevante
informatie met het doel consumenten in staat te stellen op
weloverwogen wijze een keuze te doen uit en vervolgens gebruik te maken van aangeboden goederen en diensten” 7).
De CCA-adviezen zijn onder andere tot stand gekomen na
een studie die op verzoek van de werkgroep Consumentenvoorlichting van de CCA in 1976 is verricht. Bij dit onderzoek is een analyse gedaan van de inhoud van consumenten-

— De auteurs zijn werkzaam bij Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Konsumentenaangelegenheden (SWOKA) te Den Haag.
1) Nota Consument en Consumptie. Een terreinverkenning,Tv/eede
Kamer, zitting 1978/1979, 15 176, nr. 1-2, biz. 9.
2) Nota Consument en consumptie, biz. 10.
3) Het betreft de volgende vijf grondrechten voor de consument:
— recht op bescherming van gezondheid en recht op veiligheid;
— recht op bescherming van economische belangen;
— recht op schadevergoeding;
— recht op voorlichting;
— recht op vertegenwoordiging (recht om te worden gehoord).
4) Wat betreft de overheid komt dit tot uitdrukking in de werkzaamheden en rapportages van de Interdepartementale Commissie voor
Consumentenzaken (ICC): Jaarrapporten overheidsbeleid Consumentenaangelegenheden, Den Haag, vanaf 1972 tot en met 1980
en van de Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de
Sociaal-Economische Raad (CCA: SER, Interimadvies inzake de
huishoudelijke voorlichting in verband met de voortzetting van de
subsidising van de Stichting voor Huishoudelijke Voorlichting ten
Plattelande, Den Haag, nr. 14, 1976; SER, Interimadvies over
de voorlichting van de consument via radio- en televisie-uitzendingen, uitgebracht door de Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Den Haag, nr. 16 1976; SER, Advies inzake consumentenopvoeding op scholen, uitgebracht door de Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Den Haag, nr. 1977; SER, Advies inzake de huishoudelijke en Consumentenvoorlichting, uitgebracht
door de Commissie voor Consumentenaangelegenheden, Den Haag,
nr. 22, 1978. De Consumentenbond en Konsumenten Kontakt
geven al sinds jaar en dag via verschillende media voorlichting aan
consumenten: via hun eigen maandbladen Consumentengids resp.
Koopkracht, via brochures, telefoon, door medewerking aan radioen televisieprogramma’s e.d.
5) Nota Consument en consumptie, biz. 9.
6) ICC, Jaarrapport 1976/1977, bijlage 1.
7) SER, op. cit., 1978, biz. 10.

programma’s die in de maand februari in 1976 op radio en

televisie zijn uitgezonden. De resultaten van dit onderzoek
hebben mede geleid tot de aanbevelingen die de CCA in
1978 gedaan heeft omtrent de inhoud en programmering
van consumentenvoorlichting. Deze aanbevelingen betreffen

consumentenvoorlichting in het algemeen en die welke via
radio en televisie wordt gegeven in het bijzonder. Vooral
consumentenvoorlichting op radio en televisie neemt in de

uitwerking van het beleid inzake consumentenvoorlichting
een belangrijke plaats in, omdat deze media, beter dan

andere, financieel zwakke groepen van consumenten en groepen met een lage opleiding bereiken. Bekend is dat juist deze
groepen van consumenten het moeilijkst worden bereikt met
voorlichting. Voorlichtingskundigen noemen dit de voor-

doende voorkomen, ontbreken of onderbelicht worden.

Bovengenoemde vraagstelling betreffende het aanbod van
consumentenvoorlichting is uitgewerkt door middel van een
inhoudsanalyse van een aantal radio- en televisieprogramma’s.
Die programma’s zijn in de analyse betrokken geweest
waarvan de omroepen hebben aangegeven dat daarin meer
of minder aandacht wordt besteed aan consumentenvoorlichting. Voor de radio zijn dit de programma’s: Des
Engels, Kat in de zak, Ouder worden we allemaal, Globaal,
In ‘t zilver, Knollen voor citroenen, Hobbyscoop, Keuren

en kiezen, Rondom twaalf, Middagje Avro, Even na zeven,
Kieskeurig en Op de vrije toer. Voor de televisie zijn dit de

lichtingsparadox: het verschijnsel dat degenen die het meeste

programma’s: Achter het Nieuws, Brandpunt, Televizier
Magazine, Tros Aktua, Kieskeurig, Koning Riant, De

voordeel zouden hebben van voorlichting, deze voorlichting

ombudsman, Rondje theater, Wat heet beter, Voor een

het minst ontvangen 8). Audiovisuele massamedia lijken
beter geschikt dan bij voorbeeld schriftelijke media om genoemde groepen van consumenten te bereiken.

briefkaart op de eerste rang en Artsenij.
Van elk programma zijn twee afleveringen beluisterd,
respectievelijk bekeken door een panel, bestaande uit drie
van elkaar onafhankelijk werkende codeurs van het onder-

De belangrijkste aanbevelingen die de CCA gedaan heeft
betreffen 9):
• uitzendtijdstip. Er bestaat behoefte aan consumentenprogramma’s die op gunstige kijk- en luistertijden worden
uitgezonden;
• aanduiding. Consumentenvoorlichting moet worden aangeboden in programma’s die duidelijk als consumentenprogramma herkenbaar zijn, zodat consumenten er tijdig
op kunnen afstemmen;
• verscheidenheid aan produkten en diensten. Consumentenvoorlichting moet over een breed veld van produkten
en diensten verstrekt worden;
• verscheidenheid aan aspecten van produkten en diensten.
Bij aangeboden consumentenvoorlichting mag geen infor-

matie achterwege blijven over het betreffende produkt of
dienst waarvan verwacht mag worden dat die informatie
van essentiele betekenis kan zijn voor beslissingen van
consumenten. Met andere woorden, aan een reeks van
aspecten van produkten en diensten moet aandacht worden besteed. Het betreft aspecten als: kenmerken (soort,
prijs, kosten, levensduur, gebruik, innerlijk, uiterlijk),
informatievoorziening (reclame, etikettering e.d.), consu-

mentenrecht, financieel beheer, distributie, management
in de huishouding en consequenties van consumptie;

• aard van de voorlichting.De consumenteninformatie dient
niet alleen signalerend te zijn (informatie over een produkt/dienst) en/of zich te beperken tot achtergrond-

informatie. De informatie dient tevens te bestaan uit
waarschuwingen (informatie waarin de consumptie van

een produkt/ dienst wordt afgeraden onder verwijzing naar
de gevolgen ervan), aanbevelingen (informatie waarin de
consumptie van een produkt/dienst wordt aangeraden)
en/of vergelijkingen (informatie over verschillende produkten/diensten).

In haar adviezen spreekt de CCA haar twijfel uit over de
omvang van de consumentenvoorlichting en de mate waarin
aan relevante aspecten aandacht wordt besteed. Onderzoek

hiernaar wordt door haar als gewenst beschouwd. Ook het
vervolg op de nota Consument en consumptie spreekt zich
in deze zin uit: als prioritaire activiteit wordt gezien te komen
tot een inventarisatie van alle vormen van consumentenvoorlichting in Nederland 10).

Onderzoek
Swoka heeft in 1980 onderzoek verricht naar het aanbod

en het bereik van consumentenvoorlichting via radio en
televisie 11). Doel van dit onderzoek is het vergaren van

kennis op dit terrein ter ondersteuning van het beleid inzake
consumentenvoorlichting dat doorconsumentenorganisaties

en overheid gevoerd wordt. Voor hen is het van belang te
weten welke aspecten in de consumentenvoorlichting vol-

zoekbureau Intomart Qualitatief BV. Alle programma’s
zijn uitgezonden in de maanden januari, februari en maart

van 1980. De inhoudsanalyse heeft gegevens opgeleverd,
waarmee de kenmerken van de uitgezonden consumentenvoorlichting beschreven kunnen worden; tevens is de inhoud

getoetst aan de aanbevelingen van de CCA. Inzicht in het
bereik is verkregen door middel van een secundaire analyse
van beschikbare kijk- en luisterdata 12).

Resultaten
Algemene kenmerken van de programma’s

Het merendeel van de onderzochte programma’s is niet
herkenbaar als consumentenprogramma, hetgeen onder
meer blijkt uit de hoeveelheid tijd die zij besteden aan voor
consumenten relevante informatie. Tabel 1 geeft een overzicht van de verhouding tussen de totale tijdsduur van behandelde consumententhema’s per programma en de totale
tijdsduur van het betreffende programma.

Uit tabel 1 blijkt dat er slechts drie radio- en drie televisieprogramma’s zijn die hun tijd geheel of grotendeels besteden

aan voor consumenten relevante informatie. Het zijn de
radioprogramma’s Keuren en kiezen, Knollen voor citroenen en Kieskeurig en de televisieprogramma’s Kieskeurig,

Koning Klant en Wat heet beter 13). Dit betekent dat de
hoeveelheid tijd die, omgerekend per maand, structureel
wordt besteed aan consumentenvoorlichting voor de radio gemiddeld 4uuren voorde televisie gemiddeld 1 ‘/2uur per maand

bedraagt. In vergelijking met de hoeveelheid zendtijd waarover
de STER beschikt voor het uitzenden van reclameboodschap-

8) Zie ook: F. W. Blase, The war on poverty, lessen voor de voorlichting aan achtergebleven groepen in Nederland, Landbouwhogeschool Vakgroep Voorlichtingskunde, Wageningen, 1979.
K. Gronhaug en G. Zaltman, Exploring consumer information

problems: findings and consumer policy implications, ESSECseminar, 13 en 14 december 1979.
9) Zie voor een volledig overzicht van de aanbevelingen Aldershoff
en Dessart, Swoka onderzoeksrapporten, no. 1, Den Haag, 1980.

10) IVV, Jaarrapport 1979/1980, biz. 77 e.v.
11) Zie voor een uitgebreide beschrijving van de opzet en resultaten

van het onderzoek Aldershoff en Dessart, Swoka onderzoeksrapporten, no. 1, Den Haag, 1980. In dit artikel wordt hoofdzakelijk

ingegaan op het aanbod van consumentenvoorlichting.

12) NOS, Resultaten van Periodiek Luister Onderzoek van november 1979, Afd. Kijk- en Luisteronderzoek, Hilyersum, 1980 (niet

gepubliceerd). NOS, Resultaten van Continu Kijk Onderzoek voor
derde kwartaal 1979 en eerste kwartaal 19.80, Afd. Kijk- en Luisteronderzoek, Hilversum, 1980 (niet gepubliceerd).

13) Het televisieprogramma Wat heet beter heeft inmiddels opgehouden te bestaan en is bij de verdere presentatie van de resul-

taten buiten beschouwing gelaten. Het televisieprogramma Kieskeurig wordt nu twee maal per maand uitgezonden. Bij de berekening
van het aantal uitzenduren is hiermee rekening gehouden.
ICK

Tabel 1. Verhouding themaduurIprogrammaduur per programma a)
Televisieprogramma

Verhouding

Kieskeurig ……………………
Wal heet beter ………………..
Koning Klant …………………
Voor een briefkaart op de eerste rang
Ombudsman ………………….
Artsenij ……………………..
Tros Aktua …………………..
Rondje theater ………………..

0.94
0,94
0,87
0.71

in een aantal categorieen ingedeeld. Tabel 2 geeft een overzicht hiervan. Het blijkt dat de programma’s aan een beperkt
veld van produkten en diensten aandacht schenken. De
thema’s zijn ongelijk verdeeld over de verschillende onderscheiden categorieen. De meeste aandacht krijgen produkten/diensten uit de categoric recreatie en die uit de categoric
persoonlijke en medische verzorging. Financiele dienstverlening en produkten en diensten betreffende voeding, wonen

0,57
0.42
0.33
0,14

Verhouding

Radioprogramma

en huishoudelijke verzorging krijgen veel minder aandacht.
De meeste programma’s, uitgezonderd het radioprogramma
en Kieskeurig, zijn op een, hooguit twee produkten/diensten

Keuren en kiezen …..
Knollen voor citroenen
Kieskeurig ………..
In *t zilver ………..
Op de vrije toer ……
Hobbyscoop ………
Globaal . . . . . . . . . . . . .
Rondom twaalf ……
Middagje Avro …….
Even na zeven …….

Keuren en kiezen en de televisieprogramma’s Koning Klant

1.00
1.00
0,88
0.58

gericht.
Ook is nagegaan over welke inhoudelijke aspecten per
produkt/dienst informatie gegeven is (zoals hierboven genoemd bij de vierde CCA-aanbeveling). Hieruit blijkt dat dit
soort informatie per produkt/dienst beperkt is. In hoofdzaak

0,48
0,27
0,17

wordt ingegaan op kenmerken van produkten/diensten, dat
wil zeggen dat ingegaan is op uiterlijk, werking, samenstelling of onderdelen van een produkt/dienst. Voor consumenten belangrijke aspecten als levensduur, prijs, kosten bij

0.08
0,07
0,04

Bron: Swoka, onderzoeksrapporten no. I, 1980.
a) Enlcele bnderzochte programmed die in het geheel geen consumenteninformatie bevatten
zijn niet in de label opgenomen.

gebruik, consequenties van consumptie (energieverbruik),

juridische aspecten en budgetteren, krijgen nauwelijks aandacht.
Aard van de voorlichting

pen (respectievelijk 18 uur radio en IS uur televisie) is dit zeer
gering. De programmering van de uitgezonden programma’s is uit oogpunt van kijk- en luisterdichtheid ongunstig.

Zowel de radio- als de televisieprogramma’s worden op zenders uitgezonden die een lage luister- respectievelijk kijk-

dichtheid hebben. De radioprogramma’s worden op een na
alle via Hilversum 1 en 2 uitgezonden, terwijl de zender

Hilversum 3 verreweg de hoogste luisterdichtheid heeft; de
televisieprogramma’s worden, op de actualiteitenrubrieken
na, uitgezonden via Nederland 1, terwijl Nederland 2 een
hogere gemiddelde kijkdichtheid heeft doordat via deze zender de programma’s op de vaste wekelijkse omroepavonden
worden uitgezonden.

De uitgezonden consumentenvoorlichting blijkt op radio
zowel als televisie voornamelijk beperkt te zijn tot signalerende en/of achtergrondinformatie. Dat wil zeggen dat
informatie over een produkt/dienst/merk gegeven is en/of
dat informatie niet gericht is op de consumptie van het betreffende produkt/dienst/merk. De consumentenvoorlichting gaat in onvoldoende mate vergezeld van een aanbeveling voor, een waarschuwing tegen en/of een vergelijking
tussen produkten/ diensten/ merken.

Conclusies

Bovengenoemde drie radioprogramma’s bereiken per uit-

zending gemiddeld 165.000 luisteraars. De genoemde televisieprogramma’s bereiken per uitzending gemiddeld ruim 1,4
min. kijkers; hierbij moet worden aangetekend dat juist het

bereik van deze. programma’s ongunstig wordt beinvloed

Als de resultaten van de inhoudsanalyse gelegd worden
naast bovengenoemde CCA-aanbevelingen voor consumentenvoorlichting, dan luidt de conclusie dat het totale aanbod
van consumentenvoorlichting op radio en televisie in geringe

doordat hun uitzendingen geheel of gedeeltelijk samenvallen

mate aan deze aanbevelingen voldoet. In 1980 zijn er drie

met die van het journaal op Nederland 2, dat een hoge kijkdichtheid heeft. Het publiek van de programma’s bestaat

radioprogramma’s en een tweetal televisieprogramma’s,
welke als consumentenprogramma’s te betitelen zijn. Het plei-

voor het merendeel uit mensen die ouder dan 50 jaar zijn
en/of huisvrouw zijn en/of een lage opleiding hebben genoten.

dooi van de CCA in 1978 voor meer kritische consumentenprogramma’s blijkt geen gehoor te hebben gevonden. Sinds
1976 is er weinig veranderd in het aanbod van consumentenvoorlichting via radio en televisie.

Inhoud

Swoka hoopt met deze studie een bijdrage te leveren aan
de d;scussie die gaande is tussen overheid, consumentenorganisaties en omroepen over de inhoud en opzet van de
consumentenvoorlichting via radio en televisie. In een tijd
waarin de koopkracht van consumenten niet langer gehand-

De in de uitzendingen aan de orde gestelde thema’s zijn

Tabel 2. Aantal en tijdsduur van thema’s per categorie
Televisie
Categories

tijdsduur

Radio

aantat
thema’s

(in min.)

tijdsduur
(in min.)

aantal
thema’s

26

3

33

4

115
II
127
3
40
24
26
4

8
2
11
1
5
3
4

6
1
22
2

2

105
14
96
62
7
5
59
32

39

413

41

Persoonlijke en medische verOntspanning/ontwikkeling .
Huishoudelijke verzorging . .
Financiele dienstverlening

.

:

376

Bron: Swoka, onderzoeksrapportcn, no. 1,1980.

196

haafd lijkt te kunnen blijven en voor bepaalde groepen consumenten zal dalen, moeten juist de voorwaarden om verantwoorde consumptiebeslissingen te kunnen nemen, vervuld worden. Het consumentenbeleid zal daar rekening mee
moeten houden, aangezien vooral de individuele en fmancieel zwakke consument de gevolgen ervan zal ondervinden.
Aandacht voor uitbreiding van consumentenvoorlichting in
kwalitatieve en kwantitatieve zin (zowel qua inhoud als qua
Uitzendtijdstip en -duur) lijkt daarbij gerechtvaardigd en
gewenst.

1
2
2

Danielle E. Aldershoff
Wil C. A. M. Dessart

Auteurs