ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Het financieringstekort in de aanbieding
,,Het kabinet heeft (. . . . .)voor de keus gestaan tussen
maatregelen die weliswaar op korte termijn het economisch beeld verbeteren, maar die niet tot een werkelijke
keer ten goede leiden, en maatregelendie op korte termijn
weinig zichtbare resultaten hebben, maar die wel de fundamenten leggen voor een meer gezonde economie.
Het kabinet heeft voor deze laatste maatregelen gekozen.
Terugdringing van het financieringstekort heeft daarbij
een hoge prioriteit gekregen”. Dit schrijft minister Van
der Stee in zijn Woord vooraf in de Miljoenennota 1981.
Ook minister Van Aardenne vindt, in zijn inleiding op de
Macro Economische Verkenning 1981, dat ,,een vermindering van het financieringstekort van de overheid
geen langer uitstel (duldt)”. Maar wie nu blij verrast zou
zijn, omdat de, noodzaak van het terugdringen van het
financieringstekort blijkbaar ten langen leste ook is doorgedrongen in de politiek, komt in de Miljoenennota 1981
bedrogen uit. In de eerste plaats wordt het terugdringen
van het tekort (in 1981 van 6% naar 5i/,% van het nationaal inkomen) voor een belangrijk deel bereikt door
lastenverhogingen. Sanering van de staatsfinanciën komt
in het verhaal nauwelijks voor. Er wordt alleen meer afgewenteld op bedrijven en gezinnen. In de tweede plaats
kan het financieringstekort gemakkelijk uitdijen doordat
er een zeer omvangrijke claim ligt op toegekende, maar
nog niet uitbetaalde WIR-premies I). In de derde plaats
blijkt, een paar bladzijden na de mededeling van Van der
Stee dat het terugbrengen van het financieringstekort een
,,hoge prioriteit” zou hebben, dat het kabinet het financieringstekort al weer in de aanbieding doet: als de sociale
partners alsnog bereid zijn om tot een vrijwillige loonmatiging te komen, wil het kabinet voor iedere procent loonmatiging f. 500 mln. op tafel leggen. De voor dit goede
doel benodigde middelen worden gevonden door . . . .
het financieringstekort weer wat op te rekken 2). Het
kabinet denkt aan een loonmatiging van 8% naar 6%. Dit
zou dus een extra uitgave betekenen van f. 1 mrd., waardoor het financieringstekort in 1981, op kasbasis, met
0,3% zou toenemen.
Voorlopig is nu de bal toegespeeld aan de sociale partners die zullen moeten beslissen over de voorgestelde ruil
loonmatiging – lastenverlichting. De f. 500 mln. die per
procent loonmatiging in het vooruitzicht zijn gesteld
kunnen behalve ter compensatie van het loonoffer overigens ook worden aangewend voor het scheppen van
arbeidsplaatsen (in de kwartaire sector). De sociale partners kunnen met het kabinet alle kanten uit.
Er is veel kritiek op het feit dat het kabinet het voeren
van een economisch beleid zou overlaten aan de sociale
partners. Bij het voorstel moet echter nog een aantal andere belangrijke kanttekeningen worden geplaatst.
1. Het kabinet acht het oplopen van het financieringstekort aanvaardbaar ,,gelet op de gunstige effecten van
inkomensmatiging, ook op het financieringstekort”.
Het kabinet rekent dus op z.g. inverdieneffecten. In de
Macro Economische Verkenning 1981 tekent het CPB
hierbij aan dat als loonmatiging gepaard gaat met inkomensnivellering, de inverdieneffecten sterk worden
gereduceerd 3). Inkomensnivellering is nu eenmaal, vanwege belastingderving, niet gunstig voor de rijksbegroting. Deze opmerking is niet zonder belang, omdat naar
de opvattingen van het kabinet de 2% loonmatiging inderdaad gepaard zou moeten gaan met inkomensnivellerende maatregelen. Als de lonen volgend jaar met 8%
zouden stijgen, zoals het geval zou zijn zonder extra
loonmatiging, zou er immers een ,,inkomensplaatjewuit
de bus komen dat ,,niet in overeenstemming is met de
inkomenspolitieke doelstellingen van het kabinet”. De
teruggang in koopkracht zou lopen van l%% voor het
minimumloon, en I’/,% voor het modale inkomen, naar
voor 4X modaal. Het kabinet denkt aan een
weer 1
.
verdeling waarbij het koopkrachtoffer oploopt van I /%
l
,
voor de minima tot 3’/2% voor 4X modaal. De door het
kabinet voorgestelde ruil (waarbij ik de aannemelijkste
variant, die van de lastenverlichting, neem) zal het inkomensplaatje evenwel nauwelijks corrigeren. Volgens
tabel 1.5. van de MEV zou het kabinetsvoorstel voor het
modale inkomen neutraal uitwerken. In de brief die minister Albeda o p prinsjesdag aan de sociale partners heeft
gestuurd, en waarin het kabinetsvoorstel wordt uiteengezet, spreekt de minister dan ook van een combinatie van
loonmatiging, lastenverlichting en aftopping, waardoor
er een verdeling zou kunnen ontstaan ,,die meer in overeenstemming is met het beginsel van sterkste schouders,
zwaarste lasten”. Zo’n aftopping zou, zoals gezegd, volgens het CPB de inverdieneffecten van de loonmatiging
voor het financieringstekort sterk verminderen.
2. Bij het kabinetsvoorstel kunnen voorts nog enkele
vragen worden gesteld in verband met de in het vooruitzicht gestelde lastenverlichting. Aan wie komt deze lastenverlichting ten goede? Het CPB is in zijn berekeningen
naar aanleiding van het kabinetsvoorstel uitgegaan van
een lastenverlichting voor de werknemers. Bij dat uitgangspunt zal de modale-inkomenstrekker net quitte
als compensatie
spelen. Maar als de lastenverlichting
voor het inleveren van loon – alleen van toepassing is
op de werknemers, dan heeft dat consequenties voor de
koopkrachtontwikkeling van de sociale-uitkeringstrekkers. Een bruto-loondaling in de particuliere sector werkt
immers via het regelingsloon door in de sociale uitkeringen. Sociale-uitkeringstrekkers krijgen, in de berekeningen van het CPB, voordiedoorwerkinggeencompensatie,
waardoor hun koopkrachtontwikkeling zal gaan achterlopen bij die van de werknemers in de particuliere sector.
Het is duidelijk dat de vakbeweging, mocht er al animo
bestaan voor het kabinetsvoorstel, geen medewerking zal
willen verlenen aan een constructie, die nadelig uitvalt
voor de sociale-uitkeringstrekkers. Maar ook in het geval
dat de sociale-uitkeringstrekkers wel compensatie zouden
krijgen, zijn de problemen nog niet opgelost. Dan komen
immers de CPB-cijfers te vervallen en zal blijken dat
,,modaalw wel degelijk moet inleveren bij het kabinetsvoorstel. Het hoeft geen betoogdat ook deze consequentie
de vakbeweging niet erg zal kunnen inspireren.
Nog afgezien van deze punten is het overigens niet erg
duidelijk waarom het kabinet met de aanbieding voor
de sociale partners isgekomen. Gegevende huidigesituatie
in de Nederlandsearbeidsverhoudingen kon toch moeilijk
worden verwacht dat er in het overleg overeenstemming
op dit punt zou kunnen worden bereikt. De enige reden
die het kabinet dan lijkt te kunnen hebben, is dat het de
sociale partners nog één kans heeft willen geven vrijwillig
tot echte loonmatiging te komen, om daarna, als het overleg zal zijn mislukt, voldoende legitimiteit te hebben verkregen om door middel van een loonmaatregel in te grijpen. Maar, zo meldt minister Albeda in NRC Handelsblad, in geval van een loonstijging van 8% is het overdreven om met een loonmaatregel te komen. Wim Kok
heeft de minister natuurlijk al dankbaar aan deze opvatting herinnerd.
–
T. de Bruin
1) Zie het artikel van Haselbekke en Van der Hoek in dit
nummer.
2) Het is maar goed dat de sociale partners niets voor het voorstel lijken te voelen, anders zou het financieringstekort nog aardig kunnen oplopen.
3) Oud-directeur-generaal van de rijksbegroting, Meijs, meent
zelfs dat er dan niet of nauwelijks sprake zal zijn van inverdieneffecten, N R C Handelshlad, 20 september 1980.