Tuinen zijn meer dan een hobby, want ze bieden aan veel planten en dieren een schaarse habitat, en bevorderen daarmee de biodiversiteit. Inzichten uit de gedragseconomie leren dat initiatieven gericht op natuurvriendelijk tuinieren vaak stuiten op de sociale norm van ‘een nette tuin’. Maar daar valt wat aan te doen.
In het kort
- Een nette tuin geeft een signaal van sociale aangepastheid, maar zit de voor biodiversiteit gewenste verwildering in de weg.
- Veel mensen denken dat een ‘aangeharkte tuin’ sociaal gewenst is, terwijl ze daar zelf anders over denken.
De typische tuin in Nederland is netjes en overzichtelijk. Niet al te grote bomen, geen dicht opeen staande hoge struiken en bomen, geen afgevallen takken en bladeren. Naast veel stenen zien we vaak kort gemaaid gras, een kleine, vers geschoffelde border, en in vorm gesnoeide struikjes en boompjes (Kullberg, 2016; Van Loon et al., 2019).
De typische tuin ziet er netjes uit, maar is een ramp voor de biodiversiteit. Voor veel planten en dieren zijn tuinen namelijk een belangrijk toevluchtsoord. Zij hebben weinig te zoeken in de landbouwgebieden buiten de bebouwde kom – dichtgereden land met monocultuur vol bestrijdingsmiddelen – en ze hebben ook steeds minder aan natuurgebieden vanwege vergrassing en verdroging (CLO, 2020a; 2020b). De gemiddelde tuin is weliswaar klein (130 vierkante meter, volgens het CBS), maar bij elkaar beslaan de vijf miljoen tuinen in Nederland een oppervlakte ter grootte van de helft van het IJsselmeer.
Voor in het oog springende zaken, zoals een voor de deur geparkeerde auto, weten we dat sociale normen een belangrijke rol spelen (Frank, 2001). Een dure auto geeft bijvoorbeeld het signaal dat iemand voldoet aan de verwachtingen van anderen, want diegene is maatschappelijk succesvol. Zo conformeert men zich aan de norm.
In dit artikel laat ik aan de hand van inzichten uit de gedragseconomie zien dat soortgelijke sociale normen een rol spelen bij hoe we met de tuin omgaan. Met deze blik is het te begrijpen dat veel tuinbezitters best natuurvriendelijk willen tuinieren, maar dat toch niet doen.
Buurten hebben sociale regels
In een dichtbevolkt land als Nederland heeft veel van wat we doen binnen de straat of buurt (ongevraagde) effecten voor anderen. Die effecten kunnen negatief zijn, denk aan geluidsoverlast van de buren, maar ook positief, denk aan de buurvrouw die een pakketje aanneemt als we niet thuis zijn. Buurtbewoners zijn onderdeel van een groep en zijn op velerlei manieren van elkaar afhankelijk – of ze dat nu willen op niet.
Om deze onderlinge interactie in goede banen te leiden, ontstaan er vaak ongeschreven regels over hoe zich te gedragen (Young, 2015). Hoe laat moet de muziek zacht, hoe lang mag de caravan in de straat blijven staan, enzovoort. Hiervan afwijken is ‘een ongewis avontuur’. Daarmee plaatst iemand zichzelf immers buiten de groep. Dat is niet zonder consequenties, omdat sociale druk de drijvende kracht is achter deze normen. Het kan zijn dat de buren niet langer pakketjes voor een ander aannemen of dat zij niet langer rekening houden met geluidsoverlast. Sociale normen zijn, dankzij de mogelijkheid van straffen en natuurlijk ook van belonen, zelfversterkend.
Nette tuin geeft signaal
De sociale druk binnen een buurt beïnvloedt een tuin op twee manieren. Allereerst kan de inrichting van de tuin directe invloed hebben op de buren. Een grote boom die overal bovenuit steekt kan bijvoorbeeld de zon wegnemen bij de buren. Op dit punt zijn sommige normen zelfs in de wet vastgelegd. Zo moet volgens de wet een boom minimaal twee meter van de erfgrens staan (art. 5:42 BW).
De sociale norm beïnvloedt de tuin ook op een subtielere manier (Vollaard, 2023). Omdat naleving van sociale normen belangrijk is voor mensen die dicht op elkaar wonen, krijgt de indruk geven van sociale aangepastheid ook zijn waarde. Indruk geven doen we met de ‘buitenkant’, onze kleren, de voor het huis geparkeerde auto, maar ook met onze tuin. De tuin, vooral aan de straatzijde, is bij uitstek datgene wat zichtbaar is voor de buren. Een verzórgde tuin geeft een signaal: het maakt mij uit welke indruk ik achterlaat. Een verwilderde tuin kan, volledig onbedoeld, het signaal geven: het maakt mij niet uit welke indruk ik achterlaat, ik speel níét volgens de regels. Een nette tuin is dus te zien als een signaal dat iemand onderdeel is van de groep.
Vanuit dit sociale perspectief is het goed te begrijpen waarom we zo veel tegels zien in tuinen. Tegels zijn een makkelijke manier om een verzorgde indruk te wekken, zonder al het werk dat bij het verzorgen van groen komt kijken. Vanwege sociale druk kiezen mensen die weinig tijd voor de tuin kunnen of willen vrijmaken – en dat is een grote groep (Linssen, 2011) – eerder voor tegels dan voor een zekere mate van verwildering.
Sociale normen niet zo streng als gedacht
Aantonen dat een nette tuin mede is ingegeven door de sociale norm is niet eenvoudig. Sociale normen zijn ongeschreven regels, en het onderscheid tussen voorkeuren en gewenst gedrag is niet eenvoudig te maken. Nabijgelegen tuinen kunnen om allerlei andere redenen dan de sociale norm op elkaar lijken; denk bijvoorbeeld aan het type woning of de grondsoort. Toch zijn er wel aanwijzingen dat sociale normen een rol spelen. Dat komt allereerst duidelijk naar voren in enquêtes onder tuinbezitters.
Samen met het dagblad NRC heb ik motieven en overtuigingen van duizenden tuinbezitters onderzocht in het vorig jaar afgeronde project ‘De Wilde Tuin’. Deelnemers aan dit project lieten een jaar lang een klein gedeelte van hun tuin verwilderen en deelden hun ervaringen. Uit een enquête onder de deelnemers bij aanvang van het project blijkt dat zij verwachten dat bijna alle buren wilder tuinieren afkeuren – én dat zij zichzelf een uitzondering achten (NRC, 2022). De typische deelnemer denkt dat bijna vier van de vijf buren het afkeuren als we bladeren en takken laten liggen en onkruid laten woekeren. Zelf vindt driekwart dat gevallen blad en takken in de tuin kunnen blijven liggen; en de helft heeft geen probleem met onkruid in de tuin. Ook gelooft twee derde niet dat een niet-aangeharkte tuin ten koste gaat van het aanzien van de straat.
Hiermee is duidelijk dat een ‘aangeharkte tuin’ als gewenst wordt ervaren en dat persoonlijke voorkeuren hiervan kunnen afwijken. De meeste deelnemers zeggen in het kader van het project voor het eerst de teugels meer te laten vieren in de tuin. Dit suggereert dat zij zich tot dan toe conformeerden aan die sociale norm.
Een laboratoriumexperiment (Nassauer et al., 2009) onder 500 huiseigenaren bevestigt dat de tuinvoorkeuren beïnvloed worden door de omgeving. Deelnemers kozen eerst hun ideale huis op een website, en kregen daarna foto’s van verschillende tuinen bij naburige huizen te zien: conventionele, natuurvriendelijke, of een mix. Hun voorkeur hing af van de getoonde tuinstijl in de buurt. Dit suggereert dat tuinvoorkeuren niet alleen persoonlijk zijn, maar ook sterk beïnvloed worden door wat in de straat gebruikelijk is.
Beleidsimplicaties
Veel initiatieven om tuinen te ‘vergroenen’ richten zich op een grotere bewustwording van het belang van wilder tuinieren voor plant en dier. Denk aan campagnes als ‘Week van de Groene Tuin’ (duurzame tips) en ‘Maai Mei Niet’ (in mei je gazon niet maaien). De veronderstelling is dat als mensen eenmaal weten wat goed is – de zogenoemde injunctieve norm: gebruik geen bestrijdingsmiddelen, maai minder vaak, enzovoort – ze daar ook naar handelen.
Maar men wíl misschien wel een groene tuin, maar handelt men daar niet naar om de afkeuring van buren te voorkomen (Knapp et al., 2020). Mensen gaan dan dus voorbij aan de injunctieve norm en conformeren zich aan de descriptieve norm: dat wat de meeste mensen doen (Cialdini et al., 1990).
Een veelbelovende beleidsoptie die niet voorbijgaat aan de signaalfunctie van een nette tuin is om buurtbewoners met elkaar in gesprek te brengen over dit onderwerp. Goede kans dat de buren er minder strak in zitten dan gedacht. In andere contexten blijkt namelijk dat mensen het belang dat anderen hechten aan een strikte naleving van de sociale norm snel te hoog inschatten (Borsary en Carey, 2001, Bursztyn et al., 2020). Daardoor mijden zij ook het onderwerp in gesprekken; afkeuring lijkt immers verzekerd. Een organisatie als IVN Natuureducatie kan een buurtvereniging helpen om dit gesprek te hebben. Wellicht is dat al genoeg om de schroom weg te nemen van huishoudens die een wat natuurvriendelijker tuin willen.
Tegelijk kan het gemotiveerde tuinbezitters helpen om te laten zien hoe de indruk van een verzorgde buitenruimte met een zekere mate van verwildering is te combineren. Want dat kán. Zolang verwilderen is ingekaderd door een pad, gemaaide rand of haag, kan het geheel toch verzorgd ogen. Deze ‘omlijsting’ is wat Nassauer (1995) cues to care noemt, ‘signalen van verzorging’. Voor het delen van ontwerpideeën over deze inkadering kunnen communicatiecampagnes wellicht wel een verschil maken, vooral als ze onderdeel zijn van buurtbijeenkomsten.
Een belangrijk bijkomend voordeel van een tuin met wilde stukken is dat die minder onderhoud vergt dan een geheel nette tuin. Ook de grote groep mensen met weinig tijd voor de tuin kan op deze manier bijdragen aan meer habitat voor plant en dier.
Literatuur
Borsary, B. en K.B. Carey (2001) Peer influences on college drinking: A review of the research. Journal of Substance Abuse, 13(4), 391–424.
Bursztyn, L., A.L. González en D. Yanagizawa-Drott (2020) Misperceived social norms: Women working outside the home in Saudi Arabia. The American Economic Review, 110(10), 2997–3029.
Cialdini, R.B., R.R. Reno en C.A. Kallgren (1990) A focus theory of normative conduct: Recycling the concept of norms to reduce littering in public places. Journal of Personality and Social Psychology, 58(6), 1015–1026.
CLO (2020a) Biodiversiteit: fauna van het agrarisch gebied, 1990–2021. Compendium voor de Leefomgeving.
CLO (2020b) Fauna van natuurgebieden op land, 1990–2021. Compendium voor de Leefomgeving.
Frank, R.H. (2001) Luxury fever: Why money fails to satisfy in an era of excess. New York: Simon and Schuster.
Knapp, J.L., B.B. Phillips, J. Clements et al. (2021) Socio-psychological factors, beyond knowledge, predict people’s engagement in pollinator conservation. People and Nature, 3(1), 204–220.
Kullberg, J. (2016) Tussen groen en grijs: Een verkenning van tuinen en tuinieren in Nederland. Sociaal en Cultureel Planbureau Publicatie, 7 juli.
Linssen, V. (2011) Tuinbeleving 2011: Een segmentatie van de Nederlandse tuinbezitter. Productschap Tuinbouw Publicatie, 2011/46. Te vinden op edepot.wur.nl.
Loon, L. van, M. de Raad, F. ten Have et al. (2019) Nederlandse tuin kan bijna drie keer groener. Deloitte/CAS, 10 oktober.
Nassauer, J.I. (1995) Messy ecosystems, orderly frames. Landscape Journal, 14(2), 161–170.
Nassauer, J.I., Z. Wang en E. Dayrell (2009) What will the neighbors think? Cultural norms and ecological design. Landscape and Urban Planning, 92(3-4), 282–292.
NRC (2022) De Wilde Tuin gaat van start. De Wilde Tuin Nieuwsbrief nr. 1, 8 maart. Te vinden op bit.ly/49XcyQ5.
Vollaard, B. (2023) Wild tuinieren in een dichtbevolkt land. Waardenwerk, 92(7), 78–85.
Young, H.P. (2015) The evolution of social norms. Annual Review of Economics, 7, 359–387.
Auteur
Categorieën