Het aandeel van de factor arbeid in het nationaal inkomen is de afgelopen 25 jaar steeds verder gedaald. Het betreft met name de werknemers die hun beloning relatief achteruit hebben zien gaan: het aandeel van zelfstandigen is relatief stabiel.
De afgelopen twee decennia laat de arbeidsinkomensquote (AIQ) in de relevante marktsector een duidelijk dalende trend zien (figuur 1). In de relevante marktsector worden er sectoren weggelaten waarbij de afzetprijs niet door de markt wordt bepaald of wordt verstoord door statistische factoren: de primaire sector, collectieve sector (overheid, onderwijs en zorg), de financiële sector, en de onroerendgoedsector (Butler, 2019).
AIQ uitgesplitst
De AIQ bestaat uit twee componenten: de lonen van werknemers en de toegerekende arbeidsbeloning van zelfstandigen, bestaande uit beloning voor de inzet van arbeid, kapitaal en ondernemerschap (Butler et al., 2016). De component ‘lonen’ is direct beschikbaar via de loonquote. Het resterende deel tussen de AIQ en de loonquote is het aandeel van zelfstandigen. Deze laatste quote noemen we de zelfstandigenquote.
De uitsplitsing van de AIQ in loonquote en zelfstandigenquote laat zien dat het deel van de door zelfstandigen verdiende toegevoegde waarde al decennialang constant is, terwijl de loonquote fors is gedaald (figuur 2).
Verhouding uren constant
Uit de gedaalde loonquite kan men nog niet afleiden of werknemers ook relatief steeds minder betaald krijgen. Het kan namelijk ook zo zijn dat er een relatief steeds groter deel van de arbeid door zelfstandigen wordt verricht.
De verhouding tussen het aantal door werknemers en zelfstandigen gewerkte uren is echter al jaren stabiel (figuur 3). De afname van de loonquote wordt dus niet veroorzaakt door een verschuiving van het werk van de werknemers richting de zelfstandigen.
Al jaren wordt circa 25 procent van het werk door zelfstandigen gedaan, en circa 75 procent door werknemers. Blijkbaar is de gevoelsmatig enorme groei van het aantal zzp’ers keurig in de pas gebleven met de groei van het aantal werkuren door werknemers.
Met een constante verhouding in het aantal gewerkte uren kan de daling van de loonquote enkel veroorzaakt zijn door het relatief achterblijven van de beloning per gewerkt uur. Hoewel de beloning van zzp’ers wel degelijk een probleem is, met name aan de onderkant van de arbeidsmarkt, is de achterblijvende beloning van werknemers op macro schaal dus de grote reden voor de dalende AIQ.
Om de loonquote (en daarmee ook de AIQ) weer op hetzelfde peil te krijgen als in 1995, zouden de lonen – los van de compensatie voor de huidige inflatie – met 10,43 procent moeten stijgen.
Literatuur
Butler, B. (2019) Arbeidsinkomensquote ook laatste twee decennia gedaald. ESB, 104(4780), 598.
Butler, B., D. van den Bergen en H. Kranendonk (2016) Herziening arbeidsinkomensquote: aanleiding en resultaten. ESB, 101(4743), 694–695.
CBS (2022a) Arbeidsinkomensquote; bedrijfstak. CBS Statline.
CBS (2022b) Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen. CBS Statline.
Auteurs
Categorieën