De Nederlandse overheid is al jaren in de weer om de bestaanszekerheid op Caribisch Nederland te verbeteren. In 2019 en 2020 resulteerden de inspanningen in substantiële koopkrachtverbeteringen, maar in 2021 zette de stijgende lijn slechts beperkt door.
Erfenissen en schenkingen komen relatief vaak terecht bij mensen die al een aanzienlijk vermogen hebben. Het gaat bij deze groep bovendien om grotere erfenissen en schenkingen.
In tegenstelling tot werknemers zijn zelfstandigen zelf verantwoordelijk voor verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en voor pensioenopbouw (via lijfrente). Het aandeel zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering is echter laag en is de afgelopen jaren steeds verder afgenomen.
De meeste van de in 2013 gestarte zelfstandigen verdienen met hun werk als zelfstandige vijf jaar later minder dan het minimumloon of ze zijn gestopt. Dit is vaker het geval voor zelfstandigen die zijn gestart vanuit een uitkering dan voor hen die vanuit loondienst begonnen zijn.
Studenten zijn steeds meer en vaker gaan lenen. De totale Nederlandse studieschuld van oud-studenten en huidige studenten bedroeg 17,5 miljard euro in 2018, bijna 5 miljard meer dan in 2015.
Met het aantrekken van de economie slonk het aantal huishoudens met een negatief vermogen, terwijl die met een positief vermogen weer de weg omhoog vonden.
In vergelijking met werknemers en zelfstandig ondernemers hebben directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) fors meer vermogen: niet alleen in hun bedrijf, maar ook in hun woning en financiële bezittingen.
Bij 2,1 miljoen huishoudens was de waarde van de eigen woning begin 2015 hoger dan de fiscale hypotheekschuld. Dit is aanzienlijk minder dan in 2008, maar nog altijd bij bijna de helft van de eigenwoningbezitters.